Amerika neemt afscheid van de JFK-mythe. Er zijn nog heel veel Kennedy’s, maar er zijn geen John Kennedy’s meer.

In de ogen van Lady Di was John Kennedy hét rolmodel voor haar zoon William. Van de manier waarop JFK junior omging met de roem en de last altijd weer “de zoon van” te zijn, kon de prins wat leren. Maar al nam John Kennedy gewoon de metro in New York en rolschaatste hij graag in Central Park, roekeloos was hij ook.

“Het enige dat telt is familie”, heeft Joseph – Joe – Kennedy, de patriarch van de Kennedy-clan, gezegd. “Ik vertel mijn kinderen dat als dit leven ten einde komt, ze geluk hebben als ze hun vrienden op één hand kunnen tellen. Blijf bij de familie.”

John Kennedy deed wat zijn grootvader had gezegd, in leven en ook op de rand van de dood. Op vrijdag 16 juli 1999, de laatste dag van zijn leven, zat hij in een vliegtuigje met zijn zelfgekozen familie: zijn vrouw Carolyn en haar zus Lauren. Ze waren op weg naar de bruiloft van zijn nichtje Rory in Hyannis Port, waar de voltallige familie Kennedy samen feest zou vieren. In plaats van taart en champagne op een huwelijksfeest delen de Kennedy’s daar nu de rouw om weer een te vroeg gestorven telg.

In weerwil van grootvader Joe’s woorden, lijkt iedereen plots de vriend van John Fitzgerald Kennedy Junior. In de media komen alle mogelijke mensen aan het woord die zijn “vriend” blijken te zijn, soms zelfs zijn “goede”, “oude” of “beste” vriend. Ze kennen anekdotes en verhalen. Ze hebben verdriet. En ze zijn nodig om de uren te vullen die de media vrijmaakten zodra bleek dat Johns vliegtuigje nooit op Martha’s Vineyard zou landen. De verdwijning van Amerika’s lievelingszoon werd een mediagebeurtenis, een nationale, haast therapeutische samenkomst van Amerika rond de televisie, vergelijkbaar misschien met de sfeer op de dag dat een aanslag werd gepleegd op president Reagan in 1981.

Of natuurlijk met de wereldwijde rouw na de dood van Lady Di in 1997. “Ik voel me net Diana”, zei John Kennedy nog niet zo lang geleden. Hij bedoelde dat ook hij de grootste moeite had met de niet aflatende media-aandacht, terwijl hij gewoon zijn werk wilde doen en een leuk leven leiden. De ironie wil dat Diana hem ten voorbeeld stelde aan haar oudste zoon William. Van de manier waarop John omging met de roem en de last van altijd weer “de zoon van” te moeten zijn, kon de prins wat leren.

Amerika komt nu samen in een vloedgolf van sentimentaliteit. Het zal maar voor even zijn, want honkbal en de Dow Jones draaien op volle toeren door. De emoties zijn misschien grotendeels oppervlakkig. Maar het gaat niet slechts om het onfortuinlijke einde van een rijke jongeman, zoals sommige nuchtere commentatoren meteen meenden.

HET VERHAAL VAN ARME IEREN

Meer dan andere politieke dynastieën, de Roosevelts bijvoorbeeld, gaf de naam Kennedy deze eeuw vorm aan een wezenlijk on-Amerikaanse emotie: de behoefte aan aristocratie, aan blauwig bloed dat vereerd kon worden. Natuurlijk is Amerika’s geluk volgens haar inwoners nu juist dat het geen koninklijk huis heeft. Maar de Kennedy’s – dat was een ander verhaal. De termen die nu rondzingen in Amerika zijn “kroonprins”, “koningsdrama”, “Shakespeariaanse tragedie”, “de vloek van de koninklijke familie”.

De fundering voor de koninklijke status werd gelegd door John Francis Fitzgerald, de overgrootvader van John junior. Als arme Ier schopte hij het begin deze eeuw tot burgemeester van Boston. Zijn schoonzoon Joe Kennedy was eveneens een selfmade man. Deze ooit arme Ierse jongen ging naar Harvard, bouwde een fortuin op (zij het op niet geheel legale wijze), bracht het tot ambassadeur in Londen, en schiep met zijn toegewijde vrouw Rose een nageslacht dat voor dynastieke grootsheid gemaakt leek.

Maar de tragiek rond de acht kinderen en hun kinderen begon al vroeg. De oudste zoon Joe junior, de lieveling van zijn vader en de hoop op een eerste president Kennedy, sneuvelde in 1944 toen hij een bommenwerper het Kanaal overvloog. De eerste dochter Rosemary werd met een lichte hersenafwijking geboren. Zij was “papa Joe” te wild, onderging een hersenoperatie en is sindsdien zwaar geestelijk gehandicapt. Het tweede meisje Kathleen stierf in 1948 bij een vliegtuigongeluk. Leden van de derde generatie hadden ook weinig geluk of leefden te snel: zo stierf David in 1984 aan een overdosis drugs, en skiede Michael in 1997 tegen een boom.

Maar in het hart van het familiedrama zit natuurlijk John F. – Jack – Kennedy. De mooie man die in 1960 tot president werd verkozen, was met zijn beeldschone vrouw Jackie alles waarnaar Amerika verlangde: jeugdigheid, vernieuwing, hoop. Hij was op zijn best een middelmatige president, maar toen het schot in Dallas viel op 22 november 1963, was John nog jong. Net als zijn vriendin Marilyn Monroe en filmster James Dean kon hij zo onmiddellijk tot icoon worden verheven. Dat gold in mindere mate voor zijn jongere broer Robert, de bevlogen burgerrechtenactivist en senator die op 5 juni 1968 in Los Angeles werd doodgeschoten, enkele uren nadat hij zich kandidaat had gesteld voor het presidentschap.

EEN AANBIDDELIJK MOOIE JONGEMAN

De mystiek rond de familie in het centrum van de Amerikaanse naoorlogse politieke cultuur was toen compleet, en onontkoombaar, ook voor JFK’s enige zoon. De foto van de kleine John die op zijn derde verjaardag in korte broek een saluut bracht aan de grafkist van zijn vader, nam Amerika blijvend voor John junior in. Zelf wilde hij altijd John Kennedy zijn, zonder de doopnaam die hij deelde met zijn vader, de man die hij zich nauwelijks kon herinneren. En ook zonder het eeuwige “junior”. Maar in de media kwam hij nooit van die appendix af.

Moeder Jackie deed haar best om John een normale, New Yorkse opvoeding te geven. Ze hield hem ver van zijn neven, de jongens die roekeloos en snel leefden, die jong stierven of van verkrachting werden beschuldigd. (Later zou John in zijn eigen blad George zijn neven “schoolvoorbeelden van slecht gedrag” noemen en daarmee de gouden regel der Kennedy’s breken om nooit de familie af te vallen.)

Met zijn moeder en zijn zusje Caroline vormde John een hechte drie-eenheid. Daarbinnen groeide hij op tot vriendelijke, intelligente en sociaal begaafde New Yorker. Hij ging bewust niet naar Harvard, de alma mater van zijn vader, maar naar Brown University. Hij wilde acteren maar luisterde naar zijn moeder, die in feite een veto uitsprak over een gedroomde carrière als toneelspeler. Dus studeerde hij maar rechten, zakte eerst twee keer voor zijn examen, en werd vervolgens assistent-openbaar aanklager. Leuk vond hij het niet. Maar hij wilde “de familie geruststellen”.

Op de Democratische Conventie van 1988 leidde hij op indringende wijze zijn oom Ted in: John bleek een begaafd spreker. Hij was begaan met achtergestelde jongeren en deed goed en belangeloos werk voor zwakkeren in de samenleving: John bleek een sociaal voelend mens. Maar bovenal was hij de aanbiddelijk mooie jongeman. Ieder meisje wilde hem ontmoeten. Journalist Christopher Hitchens beschreef in de Britse Observer hoe hij op een feestje eens met John stond te praten en opeens een horde bloedmooie vrouwen aan zijn zijde ontwaardde. Zonder uitzondering wilden ze dat Hitchens (zelf geen Don Juan) hen aan Kennedy zou voorstellen. People magazine noemde John in 1988 “the sexiest man alive”, en algemeen gold hij als de felst begeerde vrijgezel van de New Yorkse jetset, tot hij in 1994 – het jaar waarin zijn moeder overleed – zijn grote liefde Carolyn Bessette ontmoette.

In New York nam hij de metro, want hij verafschuwde limousines met chauffeur. Hij woonde niet aan Fifth Avenue, maar in Tribeca, lower Manhattan, op een zolderetage. Hij rolschaatste graag en rende graag in Central Park, en hij deed altijd gewoon tegen aanbidders, tegen mensen die hem aanstaarden of het uitgilden als hij voorbijkwam. Hij was, zeggen collega’s, een prettige, gewone man voor zover zijn aangeboren roem het toeliet.

Dat maakt hem per definitie anders dan de andere Kennedy’s, maar ook hij kon uiteindelijk niet om de roem heen. Roekeloos was hij wel. Hij deed aan gevaarlijke sporten en vloog, zo weten we nu, zonder vluchtplan in een donkere avond met slecht zicht. Wat hem tot een perfecte Kennedy maakte, was misschien zijn vermogen om zonder seks- en drugsschandalen en zonder publieke ellende zijn naam te dragen. Wie dat weet vol te houden in de gecompliceerde mix van soap opera en Griekse tragedie waarin hij altijd leek te leven, die wordt aanbeden, zeker als hij net als zijn vader te jong sterft.

EEN COLLECTIEF BELEEFD SENTIMENT

Alle hoop op een nieuwe Kennedy als president is nu vervlogen. Maar misschien kwam de politieke dynastie al roemloos ten einde toen Ted, het broertje van John en Robert, in 1978 tevergeefs probeerde de Democratische presidentskandidaat te worden. Dezelfde Ted is nog steeds senator voor Massachusetts – hij bezet op Capitol Hill de “familiezetel” – en Johns neef Patrick zit namens de staat Rhode Island in het Huis van Afgevaardigden. De presidentiële dynastieke sfeer was er eigenlijk na 1978 al niet meer.

Veel Amerikanen zagen dat anders. John was er immers nog, en hij zou hebben gespeeld met de gedachte om senator te worden. Van senator is de stap niet zo groot naar het presidentschap, en zie: de zoon zou alsnog de vader zijn geworden.

Een nieuwe generatie Amerikanen heeft nu haar eigen Kennedy-tragedie. Het ongeluk van John is natuurlijk onvergelijkbaar met de moord op zijn vader, maar het verlangen naar een collectief beleefd sentiment rond een held is net zo aanwezig. Met Johns dood vlamt de Kennedy-mystiek hoog op, om daarna vermoedelijk helemaal te doven. Er zijn nog heel veel Kennedy’s, maar er zijn geen John Kennedy’s meer.

“Blijf bij de familie”, zei grootvader Joe. Misschien dacht John aan die woorden toen hij, op weg naar zijn familie, zijn vrouw en schoonzus achter zich, met de Piper Saratoga neerstortte in de golven waarin hij zo vaak had gezwommen met zijn zuster, niet ver van het huis van zijn moeder op Martha’s Vineyard.

Diederik Van Hoogstraten

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content