Een nieuw oorlogje in Afrika, tussen Eritrea en Ethiopië, om te bewijzen dat, waar het beter gaat, het toch niet zo heel goed gaat.

De eerste berichten vielen haast onopgemerkt tussen de plooien van het meer fotogenieke wereldnieuws. In de oostelijke Hoorn van Afrika brak een dag of tien geleden een gewapend grensconflict uit, tussen Eritrea en Ethiopië. Het verstandshuwelijk dat beide landen sloten in 1993, met de onafhankelijkheid van Eritrea, vertoont na vijf jaar dus de grote barsten. En al een week of wat blijft het niet meer bij verwijten over aanhoudende grensschendingen die de regeringen van de twee landen elkaar naar het hoofd slingeren. Nu wordt er gevochten met tanks en zware artillerie, en de Ethiopische luchtmacht bombardeert de Eritrese hoofdstad Asmara. Het was klein begonnen, nochtans.

Einde mei beschuldigde het EPRDF ( Ethiopian People’s Revolutionary Democratic Front) in de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba, de leiding van de Sha’bia-partij in Eritrea van agressief gedrag, en kondigde niet nader gespecificeerde represailles aan. De Eritrese regering in Asmara sprak die beschuldigingen tegen, en meldde dat Eritrese tankeenheden met Ethiopische parachutisten slaags waren geraakt op haar grondgebied, ten zuidoosten van de Eritrese stad Barentu.

De eerste stap van wat een ware escalatie zou worden tussen beide landen en hun machthebbers – voor Ethiopië eerste minister Meles Zenawi, voor Eritrea president Issayas Afeworki – was daarmee gezet. Het conflict tussen Ethiopië en zijn voormalige provincie Eritrea lijkt rond de Yirga-driehoek in de Tigray-regio te draaien, een grensgebied in het noorden van Ethiopië. Beide landen claimen de vruchtbare landbouwgrond.

EEN REUS OP LEMEN VOETEN

Nochtans hield de manier waarop Eritrea in 1993 uiteindelijk onafhankelijk werd, de belofte in van een vreedzame toekomst voor de jarenlang door oorlog geteisterde Oost-Afrikaanse regio. In de lente van 1991 hadden de toenmalige strijdmakkers Meles Zenawi en Issayas Afeworki nog samen het lot bezegeld van het Ethiopische “communistische” Derg-regime. Met de intocht, mei 1991, van de EPRDF-rebellen in Addis Abeba, kwam een eind aan een bloedige burgeroorlog die al woedde sinds 1974. En vond Eritrea na veertig jaar onafhankelijkheidsstrijd – de eerste wapenfeiten in de voormalige Italiaanse kolonie aan de Rode Zee dateren van eind jaren vijftig – de facto de verloren autonomie terug.

De neergang van het Derg-regime was door de dooi in de Koude Oorlog eind jaren tachtig in een stroomversnelling geraakt. De Sovjet-Unie, op het internationale vlak de beschermheer van de Derg, was toen zelf al in staat van ontbinding, en had de geldkraan voor dictator Haile Maryam Mengistu aan de vooravond van de jaren negentig definitief dichtgedraaid. De op papier indrukwekkende Derg-strijdmacht was in werkelijkheid een reus op lemen voeten gebleken, gedemoraliseerd door de hoge tol van de decennia aanslepende burgeroorlog. De Ethiopische sterke man Mengistu was een etmaal voor de beslissende slag om Addis Abeba halsoverkop naar Zimbabwe gevlucht, waar hij tot op heden politiek asiel geniet.

Maar de Ethiopische guerrilla had de overwinning op het grootste staatsleger van Afrika (ruim 400.000 man sterk) evenzeer te danken aan de Eritrese onafhankelijkheidsbeweging EritreanPeople’s Liberation Front (EPLF), later omgedoopt tot Sha’bia-partij. In ruil voor militaire training, logistieke steun en wapenleveringen had Afeworki midden de jaren tachtig van Meles de belofte van onafhankelijkheid voor Eritrea afgedwongen, indien de gezamenlijke strijd tegen de Derg goed zou aflopen.

Zenawi had weinig keus: alleen stond zijn EPRDF zeker te zwak in de strijd tegen de Derg. De burgeroorlog in het noorden van Ethiopië zat toen op het trieste dieptepunt waar de strijd in Sudan zich vandaag ook lijkt te bevinden: tienduizenden mensen stierven er van honger en ontbering in de dodelijke cocktail van aanhoudende droogte en gewapend conflict. De guerrillastrijd was mede door onderling krakeel in een impasse verzeild. Slechts door het aantreden van een nieuwe generatie pragmatische leiders als Afeworki en Zenawi kon er opnieuw schot in de zaak komen.

Dus, toen Eritrea onder leiding van Issayas Afeworki na 1991 resoluut het pad van de onafhankelijkheid opging, legde de Ethiopiër Zenawi ze geen strobreed in de weg, ook niet in januari 1993, toen ruim 100.000 betogers in Addis op straat kwamen tégen de geplande zelfstandigheid van Eritrea.

De onvrede in Ethiopië over de nakende afsplitsing veranderde overigens niets aan de uitslag van het beslissende referendum in Eritrea: op 23 april 1993 sprak een overweldigende meerderheid van de Eritrese bevolking zich voor de onafhankelijkheid uit, en enkele dagen later was Ethiopië een der eerste naties die de nieuwe staat officieel erkenden. Meer nog: de repressie in Ethiopië van de tegenstanders van de Eritrese zelfstandigheid was hard en niets ontziend. Belangrijke opposanten, kritische journalisten en weerspannige betogers werden in de gevangenis gezet, of met kogels uiteen gedreven.

Zeven jaar lang toonde Meles zich een loyaal bondgenoot van zijn oude wapenbroeders in Asmara. Tot de huidige militaire escalatie dus.

ERITREA WIL EEN EIGEN MUNT

De gespannen relatie tussen Zenawi en Afeworki dateert niet van gisteren, maar is een uitloper van een eerder conflict. Dat kan vreemd lijken, omdat beide leiders tot voor kort de reputatie hadden het betere werk te leveren in de groep nieuwe Afrikaanse leiders – samen met misschien Museveni van Oeganda en Kagame van Rwanda. Een gestage uitbouw van het democratiseringsproces, economische liberalisering, bestrijding van overheidscorruptie en intense regionale samenwerkingsakkoorden: zo klonk het eensgezind in Addis en in Asmara. Maar dat VS-president Bill Clinton de twee landen niet aandeed tijdens zijn recente rondreis door Afrika, was wellicht een veeg teken. Een houding die wellicht ingegeven werd door het onderlinge geruzie tussen de buurlanden.

In december 1997 brak reeds een bescheiden handelsoorlog uit tussen Ethiopië en Eritrea: dit nadat Eritrea niet langer in de Ethiopische munt, de birr, wenste te rekenen, en een eigen munt, de nakfa had aangenomen. Maar die werd door de Ethiopiërs niet aanvaard, en Addis Abeba eiste dan een muntakkoord om de bilaterale handel voortaan in converteerbare munt, lees VS-dollars, te voeren. Van het een kwam het ander. Rond nieuwjaar werden de grenscontroles tussen beide landen verscherpt en rezen de marktprijzen van de belangrijkste levensmiddelen de pan uit. Dit alles werd door veel stoere taal begeleid.

In januari trachtte de Ethiopiër Meles Zenawi nog de plooien glad te strijken, want ruzies, zei hij, kwamen in de beste families voor. Maar de bestaande regel van bilaterale handel in harde valuta werd niet veranderd. Tegelijk verschenen onofficiële berichten over Eritrese én Ethiopische plannen om hun respectieve troepenmachten gevoelig te versterken.

In de Ethiopische oppositiepers verstomde het gemor over de zogenaamde Eritrese arrogantie niet of nauwelijks. De vrije pers in Addis Abeba is altijd al de hardste schreeuwer geweest in het grote koor van Ethiopiërs die de afscheiding van Eritrea nog steeds niet kunnen verkroppen. Die territoriale opdeling druiste in tegen de trots en het historisch besef van lieden die Eritrea, hun poort op de strategisch en economisch zo belangrijke Rode Zee, nog steeds als hun natuurlijke invloedssfeer beschouwen. De invoering van de eigen munt in Eritrea kwam die trots ruw fnuiken. En met een écht onafhankelijk Eritrea ging de afgesneden uitweg naar de Zee – de havenstad Assab – des te meer pijn doen.

WIE HEEFT DE OORLOG GEWONNEN?

Het autoritaire bewind in Ethiopië sprong, zacht gezegd, ook vrij onhandig om met die kritiek. Eerst werd de hoofdredacteur van de onafhankelijke krant Fiametta gearresteerd, in januari gingen vier journalisten van het toonaangevende oppositiemagazine Tobia achter de tralies. Het aantal gevangen Ethiopische persmensen klom zo op tot 21. Dat is niet nieuw: sinds 1995 bezet Ethiopië de tweede plaats – na Turkije – op de wereldranglijst van landen met het hoogste aantal in de nor gedraaide journalisten. In Eritrea is de situatie overigens niet veel beter: daar moet nog steeds een begin gemaakt worden met de liberalisering van de pers, de Sha’bia-regering houdt er de touwtjes even strak in handen als haar Ethiopische tegenhanger.

Na een week schermutselingen is het gewapende conflict tussen de twee landen dus opgelaaid tot een heuse grensoorlog met tanks en artillerie. Het lijkt erop dat Ethiopië de op alle oude kaarten als Eritrees aangeduide Yirga-driehoek voor zichzelf wil bezetten. Of het argument van de vruchtbare landbouwgrond daar een voldoende motief kan zijn om er een oorlog over te beginnen? Poker spelen is in de decennia oude conflictenknoop van Ethiopië en Eritrea tot een schone kunst uitgegroeid, die door alle betrokken partijen uitstekend beheerst werd. Er is geen reden om aan te nemen dat ze dat nu ineens verleerd zouden hebben.

Anderzijds is er de machotraditie van geharde guerrillastrijders die, na zoveel jaar, eigenlijk allemaal vinden dat ze de oorlog gewonnen hebben, en dat ze zich door die lui aan de overkant niet gaan laten doen. Dat geldt voor de Eritreeërs, met hun eenpartijregime en de nogal stroeve, ouderwetse ideeën van Issayas Afeworki – voorheen de onbetwiste grootmeester in het strategisch pokeren -, indien mogelijk nog iets meer dan voor de Tigrayers en de andere Ethiopische volkeren.

Zo kon het gebeuren dat de Ethiopische luchtmacht vorige week tot driemaal toe de Eritrese hoofdstad Asmara bombardeerde, dat de Amerikanen hun burgers uit het land terugriepen, en dat bijna alle hoop – maar dat was er niet veel – werd gesteld in Afrikaanse bemiddeling om wat intussen een oorlog geworden was tussen voorheen eerbare partijen, een halt toe te roepen. Alweer vele doden te laat.

Roel Veyt

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content