Sculptuur van menselijke basishoudingen. Bernd Lohaus in het SMAK.

Ze ergeren niemand, zelfs al vullen ze ettelijke zalen – waaronder de allergrootste – van het Gentse SMAK (tot 10.4). Wie ze kul vindt, moet gewoon de blik niet op de grond slaan, dan is er weinig of niets te zien. De houtsculpturen van Bernd Lohaus (64) maken rustig, onthecht bijna, contact met de grond. Sommige strekken er zich op uit, onveranderlijk de indruk wekkend dat ze op hun plaats liggen, er altijd gelegen hebben en er door de tijden kunnen blijven liggen. (Dat zouden tombes kunnen zijn die expanderen in de ruimte, naar Lohaus’ van Joseph Beuys geleerd adagium: het ingeslotene breidt zich uit. In deze dagen houden ze de gedachte aan de kort geleden gestorven ruimtezoekers, schilderes Marthe Wéry en tentoonstellingsmaker Harald Szeemann, even vast.)

Andere sculpturen staan. Zonder zich ooit een vorm van verheffing aan te matigen. Alle plooien ze zich naar de eigenheden van de zalen met hun bleke salonparketvloer. Dus lijken ze – waar ze anders en elders een massieve aanwezigheid in de ruimte kunnen innemen – de aanzet tot een choreografie op te voeren: een ingebeeld verlengstuk van een minimale beweging. Niet met de bedoeling om spektakel te maken. De blokken, de lange met de korte, verstaan elkaar. Alleen, paarsgewijs of in groepjes, geven ze iets te verstaan. Lohaus, die lapidaire woorden in het harde, donkere azobehout pleegt te griffen, laat woorden nu zo goed als achterwege. Niet verbaal communicerend, drukken de blokken op een fysieke en intuïtieve, zeg maar sculpturale manier menselijke grondhoudingen uit: solo staan, solo liggen, samen staan, samen liggen, dragen en gedragen worden, aanleunen en zich laten aanleunen.

Drie toegiften, van de gelukkige kunstenaar aan de verhulde bezoeker. Eén: kartonnen fruitdozen op allerlei wijzen opengewerkt tot modellen van geometrische fantasiebouwseltjes, met was ingestreken en geconfronteerd met hun in brons gegoten versies. Twee: waterverftekeningen van ons onbekende bloemen. Om maar te zeggen dat Lohaus de dingen nooit scheidt van hun oorsprong in de natuurcyclus. In de sculptuur voelt men de boom, in de boom de bloem. Of zoals hij het in het pas verschenen boekje (derde toegift) bin b. /Conversation avec Bernd Lohaus tegen Denis Gielen zegt: ‘Uit de bloem komt het stuifmeel dat later… een noot wordt, en misschien nog later een notelaar. Er staan er veel in mijn tuin in Weert.’ (Een uitgave van Facteur Humain, Froebelstraat 5, 1000 Brussel)

J.B.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content