Wijken als de Seefhoek en de Dam worden al jaren afgeschilderd als probleemwijken. Ze behoren tot de schaamstreek van de stad.

Seefhoek

‘Op de straten en pleinen van Perinzia kom je nu kreupelen tegen, vetzuchtigen, vrouwen met een baard. Maar het ergste zie je niet; keelklanken stijgen op uit kelders en graanzolders, waar de families hun kinderen verbergen met drie hoofden en zes benen.’ (Uit : ‘De Onzichtbare Steden’ van Italo Calvino)

De Seefhoek, van oudsher een volksbuurt, is een gebeurtenis. Tussen de verkrotte huizen liggen matrassen met maden te verrotten. Wrevel hoor je er overal. In de cafés praten volksfiguren luidruchtig over de problemen van de buurt. Migrantenstromen, huisjesmelkers, sluikstort, tippelprostitutie… De vroegere Seefhoek _ die van Schele John en Witte Pol _ kennen ze alleen van horen zeggen. ‘Ach, je kan klagen en blijven zagen, maar je kan er iets aan doen’, vertelt Frank Hosteaux. Hosteaux _ een dokwerker op de fruitwerf _ is de oprichter van het buurtcomité ‘De Buurman kijkt met u mee’.

‘Vroeger was er heel weinig contact tussen de mensen. Je knikte eens naar de buren, maar daar bleef het bij. Tot een van mijn overburen een ongeluk had. Drie dagen lag hij zwaargewond thuis. Dat kon niet langer, vond ik. Samen met een aantal mensen hebben we dan een buurtcomité opgericht. Vandaag praten de mensen opnieuw met elkaar. Ze voelen zich weer verantwoordelijk.’

Oorspronkelijk lag de Seefhoek buiten de Spaanse omwalling van de stad. Pas in de 19de eeuw kreeg de wijk een vast stratenplan. Ze werd in korte tijd volgebouwd om de groeiende arbeidersbevolking van Antwerpen te huisvesten. Daar plukt de buurt nu de zure vruchten van: gebrek aan open ruimte, een warrig stratenplan en huizen in erbarmelijke staat. Hosteaux: ‘De perceptie van de wijk is vaak heel negatief. We hebben bijvoorbeeld veel last van sluikstorten. Dat is vooral de schuld van zigeuners, die zich niet aan de bestaande regels houden. Maar ook van Belgische handelaars die zeggen: “Het is toch een vuile buurt, dus dumpen we hier ons afval”.’

‘Binnenkort zal dat misschien veranderen, als de grote stadsbibliotheek naar hier verhuist. Ik heb gehoord dat die dagelijks zo’n 3000 mensen zal aantrekken. Daar zullen ongetwijfeld mensen bij zijn die hier nog nooit zijn geweest.’

Ondanks alle problemen leeft de Seefhoek. De wijk is echter fascinerender dan de vaak bejubelde zuidkant van Antwerpen. De bewoners hebben niet meer hetzelfde verleden, maar komen uit Schaarbeek, Buenos Aires en Istanbul. Ze werken niet allemaal meer aan de Dokken. Sommigen zijn ingenieur, of lijnpiloot bij Sabena. Maar ’s avonds worden ze allemaal dronken in hetzelfde café.

Buurtbewoner Werner Van Cauteren: ‘Zelf stem ik altijd rood, maar ik heb veel vrienden die op het Blok stemmen. Hier kan dat. Er is minder sociale controle. Vroeger woonde ik op het Zuid. Als ik ’s dronken over straat liep, waren de buren een halve week slechtgezind. Dat is hier ondenkbaar.’

Frank Hosteaux beaamt dat: ‘Mensen lezen iets in de krant en denken dan dat hier alleen maar problemen zijn. Een paar maanden geleden hadden we hier een Muziek in de Wijk-feest. Alle nationaliteiten _ wit, geel en zwart _ stonden hier te dansen. Maar dat heeft niemand gezien.’

Dam

‘Als je het tot grootstad uitgegroeide Maurilia vergelijkt met de oude provinciestad Maurilia is er een zekere gratie verloren gegaan. Maar hoe dan ook moet je erkennen dat de grootstad Maurilia één aantrekkelijke eigenschap heeft, namelijk dat je via wat zij geworden is met heimwee kunt terugdenken aan wat ze was.’ (Uit : ‘De Onzichtbare Steden’ van Italo Calvino)

‘Aan de achterkant van de wereld ligt den Dam’, schrijft stadsgids George van Cauwenbergh in een van zijn boeken. Voor de meeste Antwerpenaren is deze buurt niet meer dan een transitzone, een vale vluchtweg op weg naar de stad. Vroeger woonde hier het lompenproletariaat. Vandaag is de wijk een vergeten lap hinterstad, met veelkleurige arbeidershuizen en bedrijfjes. ’s Avonds vormt de wijk het decor voor een paar jongeren die er hun rituelen opvoeren. Ze praten, weifelen wat, gekscheren met een toevallige voorbijganger en verdwijnen weer. Wat verderop, in de grootstad, worden de verhoudingen harder uitgespeeld.

Kris Motmans schrijft een boek over de inwoners van de wijk : ‘De Dam heeft te veel om grauw te zijn. Iedereen denkt dat hier alleen arbeiderswoningen staan. Maar in de De Mabaixstraat zie je huizen die zo uit de Cogels Osylei geplukt lijken. Het wonderlijke van de Dam is de gemoedelijke, bijna zuiderse sfeer. Dat komt omdat de buurt door een spoorwegemplacement van de stad is afgesneden. De mensen ervaren dat ook zo. Ze voelen zich anders dan de modale Antwerpenaar. Je hebt hier nog echt een dorpskern. Mensen staan ’s avonds in de deuropening. Als je met iemand praat, krijg je die informatie later in een heel vreemd jasje terug.’

De wijk krijgt vaak het stempel van probleembuurt. Onterecht, meent Motmans. ‘Mensen zullen hier eerder klagen over lokale problemen _ het verkeer dat de wijk verstikt bijvoorbeeld _ dan over buitenlanders. Vaak is het ook heel dubbelzinnig. Als ik mensen van den Dam interview, dan praten ze _ vaak half weemoedig _ over de knokpartijen die vroeger op den Dam plaatsvonden, nadat iedereen weer ’s te veel gedronken had. Dan vraag ik me af: waarom praten jullie nu over een onveiligheidsgevoel ?’

Binnenkort zal de wijk helemaal van aanschijn veranderen, als het spoorwegemplacement dat de Dam begrenst plaats ruimt voor een stadspark. De corridors met de wijk Seefhoek kunnen dan zo doorgetrokken worden. Niet alleen de bewoners, ook projectontwikkelaars kijken uit naar het project. Een beter ruimtelijk kader biedt meer mogelijkheden om te investeren, zeggen ze. Motmans: ‘De wijk Dam zal oplossen in de stad. Daardoor zal het gemoedelijke karakter van de wijk ten dele verloren gaan. En eigenlijk is dat wel jammer.’

Stijn Tormans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content