Jan Delvaux
Jan Delvaux Belpopkenner

De producer van Gorki, Noordkaap en Axelle Red gaat op talenten- jacht en speelt zelf live mee. Wouter Van Belle spreekt zich uit.

Producers zijn de pasmunt van de muziekindustrie. Of ze zijn magiërs die noten in goud veranderen. Of ze zijn boosdoeners die het genie van de artiest in de mist laten verdrinken. Kortom, hun aanwezigheid blijft nooit onbesproken.

Producers zijn tegelijkertijd rechter en partij. Ze worden ingehuurd om een tussentijdse balans op te maken en het beste uit de voorradige waar te halen. De pragmatici zorgen voor een technische omkadering en hopen op een spontane gisting. De fanatici zijn met goed niet tevreden en proberen ook een eigen droom te realiseren.

Het schoolvoorbeeld onder die bevlogen geesten is Phil Spector. Zelfs The Beatles en Ike & Tina Turner liet hij opgaan in zijn wall of sound. De man slijt zijn dagen tegenwoordig als kluizenaar in zijn kasteel in Beverly Hills.

De Spectorianen worden bij ons vertegenwoordigd door Wouter Van Belle. Tien jaar lang heeft hij zich in een volstrekt stilzwijgen gehuld en als een heremiet aan belangrijke platen gewerkt. Van Belle is een diepgraver. Hij bijt zich vast in kleine komma’s en plaatst kroonlijsten. Met als ultieme versiering arrangementen in de stijl van Bert Paige, de man die lang geleden wonderen deed voor Boudewijn De Groot en Ramses Shaffy. Luister ter illustratie best naar “Geef al je geld aan de arme kinderen” van Gorky (heden Gorki).

Zoveel bemoeizucht rijmt onvermijdelijk met conflicten, maar leidt in het geval van Van Belle tot artistieke en commerciële voltreffers. Met op het erepodium het debuut van Gorky, de beide albums van Axelle Red, “Adenosine tri fosfaat preparaat” van Belgian Asociality en “Gigant” van Noordkaap.

Hij heeft zopas een tienjarenplan afgerond met het solodebuut van Paul Michiels en een wonderlijke countryplaat van Roland. Want het is de hoogste tijd voor een onderbreking. Van Belle kraakt zijn cocon en spreekt de wereld toe. Hij werkt als talentenjager voor platenfirma Warner, die zopas geld heeft vrijgemaakt voor Belgische artiesten. Hij speelt live met Dead Man Ray dat onlangs het fel bejubelde – en door hem gemixte – debuut “Berchem” heeft uitgebracht. En hij laat zich rustig wegdrijven in dertig jaar bandjes en cassetjes. Een bestelling voor filmmuziek mag er altijd bij. Een gesprek over wat voorafging.

Wat is er eigen aan de manier waarop u als producer werkt?

WOUTER VAN BELLE: Ik heb altijd alle parameters zelf bepaald. De studio, de muzikanten, de manier van opnemen. Alles ambachtelijk en vertrekkend vanuit mezelf, waardoor je een eigen stijl creëert. Als je met Van Belle werkt, dan werk je ook echt met Van Belle. Hij zal rekening houden met de artiest, maar hij gaat ook zichzelf willen horen. Ik heb vooraf een bepaald geluid in mijn hoofd waar ik naartoe wil. Ik maak mijn eigen auditieve droom waar.

En wat moet er overblijven als u uit die droom wakker schrikt?

VAN BELLE: Het gaat er altijd om of iets je pakt of niet. En als het mij aangrijpt, ben ik de grootste fan ter wereld. Dus blijf ik er voor gaan tot ik iets heb wat mij raakt. Ik ga ervan uit dat een stuk muziek in wezen saai is. Slaag je er echter in om het intrinsieke gevoel wat het in zich draagt te versterken, dan kan er magie ontstaan. Daar zoek ik naar. Naar die tien procent extra. Ik maak eigenlijk film. Ik speel met licht, ik manipuleer, ik maak poppenkast, ik regisseer. Een artiest maakt graag theater. Hij vindt de warmte van een publiek en het applaus het meest verheffende wat er bestaat. Ik maak daarentegen iets wat niet gebonden is aan tijd of ruimte.

Wat staat er bovenaan de werklijst?

VAN BELLE: Het nummer. Productie en geluid zijn opties. In Nashville hangt er een bord in de Hall Of Fame van het Country Museum met het opschrift “When you go into the studio with aweak song, you’ll end up with a weak song dressed up”. Dat is het. Mijn grootste dada is taal. De klank en de inhoud van een tekst moeten kloppen. Vaak wordt alles dubbel zo sterk als je bepaalde strofes omwisselt. Of als je een sterke beginzin aan het einde herhaalt. Soms is de schrijver al zo vergroeid met het nummer dat hij dat niet meer merkt. Dat knippen en plakken is het liefste wat ik doe. Iets uitpuren, het scenario maken, achter de piano kruipen met de schrijver en door het nummer fietsen. Eventueel de toonhoogte aanpassen, het tempo zoeken en ervoor zorgen dat alles juist zit.

Wat verwacht u van de artiest?

VAN BELLE: Vertrouwen. Ik ga door een proces en dat kan alleen maar wanneer ik zijn volle vertrouwen geniet. Wil hij mee door dat proces gaan, dan is dat zijn zaak. Met als groot risico dat hij onderweg elke vorm van afstand verliest. Ik kan namelijk heel ver gaan in een productie en wel om één duidelijke reden. Als de plaat eenmaal klaar is, eindigt dat proces en gaat de deur dicht. Maar een artiest staat op en gaat slapen met zijn muziek. Voor hem begint het werk dan pas. Optreden, interviews, promotie. Als hij dus mee door die technische en artistieke momentopname wil gaan, houdt hij geen energie meer over voor het vervolg. Daarom krijg je alleen maar het vertrouwen van ervaren artiesten. Zij weten immers wat hen achteraf te wachten staat.

Veel plaats voor improvisatie of inmenging laat u ogenschijnlijk niet.

VAN BELLE: Ik ken graag alle meningen en sta open voor discussie. Maar op een bepaald moment moet je knopen doorhakken. Een productie is van A naar B gaan en van B naar C. Ik droom mijn geluid en ik weet hoe ik stapsgewijs van A naar Z moet gaan. Sommige artiesten willen echter van A naar D springen en dan weer terug naar B. En dan zeg ik stop. Dat is gewoon zelfbescherming. Je geeft de anderen geen kans. Want een compromis is altijd de slechtste oplossing. De artiest weet vooraf welk geluid hij krijgt. Daar moet je niet over gaan discussiëren. Dat doe je toch ook niet als je met Brian Eno of Jeff Lynne de studio instapt.

Wat zijn de peilers van dat geluid ?

VAN BELLE: Een eenvoudige, glasheldere structuur die ik altijd ergens wil doorbreken. Dat houdt er de spanning in. Als je iets moois hebt, doe dan iets speciaals zodat het niet te plat wordt. Maak het niet te af. Een tweede facet is humor. Maak de meest trieste muziek maar zet er een orgelpunt in majeur achter. En voor de rest is minder altijd meer.

Hebt u onderweg ook een beeld voor ogen van de luisteraar?

VAN BELLE: Ik denk aan mensen die aan hun bureau zitten en door een luidsprekertje iets horen wat hen zo pakt dat ze het na drie keer gaan kopen. Uiteindelijk ben ik degene die de muziek zo goed mogelijk uit dat bakje moet laten komen. Ik denk dat ik heel erg Jan Modaal ben, omdat ik mij nooit heb moeten forceren om iets te maken dat verkoopt. Ik ben ook nooit vertrokken vanuit het idee om een hit te maken. Het werk dat je in een plaat steekt die verkoopt, is trouwens net zo groot als in een plaat die niets doet. Want je weet vooraf toch niet of die gaat verkopen. Ik heb altijd geprobeerd om de plaat te dromen die ik zou kopen. Ik ben dus steeds op mijn gevoel afgegaan. En als dat het gevoel is van een doorsnee iemand, dan heb ik tegelijkertijd geluk en een rechtvaardiging voor het succes. Vanaf het moment dat het moeite kost, zit je fout. Het moet evident zijn en heel simpel klinken. Maar maak het maar eens na.

Hoe gemakkelijk kan u iets loslaten waar u zo diep voor gaat?

VAN BELLE: Ik heb dat gaandeweg wel leren hanteren, maar in het begin was dat heel vies. Het kind was geboren en wat nu? En je wilt nog een eind meegaan met dat kind. Maar het is niet van jou. Het is in dat verband trouwens heel opmerkelijk dat een artiest op een gegeven moment zijn eerste plaat zal verketteren. Het is een beetje zoals in de psychiatrie. De patiënt is pas genezen als hij de psychiater verloochent en zegt dat hij het allemaal zelf heeft gedaan.

Wanneer is een productie geslaagd?

VAN BELLE: Als je het maximum potentieel hebt bereikt. Van het eerste album van Gorky zijn 35.000 exemplaren verkocht. Dan weet je dat iedereen die Gorky goed zou kunnen vinden die plaat heeft gekocht.

In hoeverre blijft het resultaat van u?

VAN BELLE: Ik zet niets op de band waarvoor ik niet mee getekend heb.

Heeft dat met centen te maken?

VAN BELLE: Neen, met de overgave waarmee ik iets doe. Een producer is in wezen iemand die geld aanneemt en in ruil daarvoor een product aflevert. Al de rest is invulbaar. Ik ga ervan uit dat ik meer invul dan alleen de studio en de muzikanten. Ik reken mezelf tot de creatieve mensen, omdat ik voor een groot deel de onderbouw van de nummers mee bepaal. Als je zulke ingrepen doet, dan ben je met muziek bezig. Dan gaat het niet meer over een contract. Ik vraag niet veel. Ik vraag een klein deel van de rechten. Omdat ik vind dat ik recht heb op een vergoeding wanneer een nummer waaraan ik gewerkt heb op de radio komt. Als “Sensualité” van Axelle Red binnen tien jaar gedraaid wordt, verdient een hoop mensen daar geld aan. De componist, de uitgever, de platenfirma. Maar zij hebben die productie niet gemaakt. Ik ben met een lege band begonnen en heb die ingevuld. Net zoals de schrijver met een leeg blad is gestart.

U hebt graag greep op de dingen. Hoe moeilijk is het dan om met een groep te werken?

VAN BELLE: Ik werk heel graag met groepen. Maar je hebt er niet veel goeie. Ik denk dat The Beatles voor een grove historische vertekening gezorgd hebben. Elk van de leden was zo uniek en begaafd, dat het geheel veel groter was dan de som van de delen. Kijk maar naar de latere soloplaten van de Fab Four. Ik vind John Lennon zelfs straffer dan The Beatles. Velen hebben zich op dat voorbeeld geënt. Toen is er op slag een hele cultuur verloren gegaan. Vroeger stapte een zanger het bureau van een producer binnen en zochten ze samen het repertoire en de muzikanten die bij zijn stem pasten. Zo zijn toch de meest fantastische platen gemaakt. Jammer genoeg is dat artisanale systeem steeds meer aan het vervagen.

In hoeverre is dat nog artisanaal? Het lijkt eerder georchestreerd.

VAN BELLE: Het is de hand van iemand die de juiste mensen bij elkaar brengt. Volgens mij is dat net wat een productie goed maakt. Stel dat je vasthangt aan een scenario waarin al bij voorbaat vastligt wie wat gaat spelen. En je vindt de drummer niet goed. En je weet als producer dat een groep maar zo stevig swingt als zijn drummer. Dan zit je dus met een probleem. Een groep is zo sterk als zijn zwakste schakel. Heel soms komt er een groep zoals Radiohead bovendrijven waar het helemaal klopt. Maar meestal verzwakt het. Kijk maar naar Smashing Pumpkins. De drummer moest weg en de vonk was eruit. Neen, ik geloof eerder in de samenwerking van straffe mensen.

Opvallend aan uw producersloopbaan is dat u haast exclusief voor dezelfde opdrachtgever hebt gewerkt.

VAN BELLE: Ik heb het grote geluk gehad om tien jaar lang te mogen samenwerken met de meest ervaren man in de Belgische platenwereld. En alles van hem te kunnen leren. Volgens mij is Firmin Michiels tot dusver de enige die zich terecht A&R-man mag noemen. Hij kreeg het fiat van Virgin om met Belgische artiesten te starten op het moment dat ik net mijn eerste single met The B-Tunes – de vroegere groep van de gebroeders Mosuse – had gemaakt. Hij wou op dat moment Noordkaap tekenen, maar dat ging niet door. Ik heb toen Gorky gebeld en “Anja” opgenomen. Wat hij trouwens meteen ter verbetering heeft teruggestuurd.

Volgens Firmin Michiels wordt bij ons vaak de fout gemaakt om Engels klinkende namen te tekenen, terwijl de concurrentie in dat segment moordend is. Een eigen product moet vooral eigen zijn.

VAN BELLE: Ik volg hem daar helemaal in. Er moet een meerwaarde zijn. Hoor ik maar een fractie van een seconde waar de mosterd gehaald is, dan haak ik af. Ik ben vrij sceptisch tegenover Belgen die niet in hun moedertaal zingen. Ze verstoppen zich. Je kan het allemaal spelen en dat blijf je horen. Al was het maar omdat men sneller tevreden is over het resultaat. Ik vind het Nederlands een fantastische meerwaarde. Omdat het de taal is die je kent en voelt. Start desnoods je carrière op je dertigste zoals Serge Gainsbourg gedaan heeft. Maar zing in je eigen taal. Mensen als Ann Christy, Boudewijn De Groot, Luc De Vos of Louis Neefs hebben bewezen dat het kan. Ik vind “Ik hou van u” trouwens veel mooier klinken dan “I love you”.

Plooien we door die fixatie op de eigen taal niet te veel op onszelf terug?

VAN BELLE: Helemaal niet. Wij zijn een smeltkroes. Wij hebben invloeden van overal. Van reggae over chanson tot Afrikaanse ritmes. Dat mag daar allemaal in zitten. Dat maakt het Europees. Dat maakt ons straf. Maar we moeten ons vooral niet gaan enten op het buitenland. Ik denk dat wij hier ongelooflijk groot kunnen zijn in ons klein zijn. Wij zitten in een beperkt economisch gebied. Waardoor we veel sterker moeten zijn en veel meer moeten kunnen. En we hebben vooralsnog het geluk dat de muziekindustrie hier beperkt is en we – nog – niet met een geoliede machine te maken hebben.

Wat trekt u nu naar de meer geoliede kant van de streep?

VAN BELLE: Na tien jaar van intensieve productie kan ik voorlopig muzikaal niet verder. Ik heb de ganse tijd gegeven. Nu wil ik een andere droom waarmaken. Ik wil andere mensen gaan begeleiden. Hoe dat precies moet gebeuren, weet ik niet. Mijn werk als A&R-man moet nog ingevuld worden. Maar laat ons zeggen dat ik naar de pure theorie wil gaan en de praktijk delegeren. Me beperken tot wat ik het beste kan. En dat is in een voorbereidende fase mee aan de nummers werken en daar de juiste mensen rond zoeken. In de hoop te kunnen leren van de mensen met wie die artiesten gaan samenwerken. Het enige gevaar dat loert, is dat ik moeilijk grijs kan denken, zodat ik alles weer te goed ga willen doen en wakker ga liggen van de vraag waarom iets eventueel niet loopt.

Wat is voor u de heilige graal in de muziek?

VAN BELLE: Het stemmen van een piano. Er is niets zaliger dan in een fauteuil te gaan liggen en dat hele stemproces te ondergaan. Dat is twee uur kippenvel. Het gereedschap op de snaren, het nagalmen, het dempen, al die geluiden zorgen bij mij voor een grote innerlijke rust. De stemmer gaat het hele systeem af en trekt elke snaar bij. En als het spectrum weer klopt, is het alsof je hersenen gestemd zijn. Het is het meest geneeskrachtige middel dat ik ken.

Er wordt vaak gezegd dat muziek vandaag op een blinde muur afstevent. Is het een oneindig gegeven?

VAN BELLE: Muziek blijft een poging om na te bootsen wat je in de natuur hoort. De natuur heeft de muziek. Ze is alleen niet geordend. En vermits de mens schrik heeft van chaos, zal hij altijd blijven ordenen.

Jan Delvaux

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content