De wereld van Walter Boeykens, een van ’s werelds grootste klassieke klarinetspelers, dreigde twee jaar geleden plots in te storten. Op dat moment kreeg zijn muziek letterlijk levensbelang.

De muzikale roots van Walter Boeykens (67) liggen in het Vlaamse harmonieorkest, en daar is hij trots op. In 1964 werd hij klarinetsolist bij het toenmalig Filharmonisch Orkest, maar zijn grote doorbraak kwam in 1984, relatief laat dus. Intussen reisde hij de wereld af, speelde hij onder grote dirigenten, nam hij tientallen cd’s op en gaf hij talloze masterclasses. Boeykens is ook de oprichter van een clarinet choir en heeft een eigen ensemble. In Bornem, waar hij woont, organiseert hij al jaren elke zomer een klassiek festival. Een hyperactief musicus.

U was kettingroker. Vreemd voor een man die zijn wereldroem aan zijn adem dankt.

WALTER BOEYKENS: Problemen met mijn muziek heb ik er eigenlijk nooit door gehad. Als je een blaasinstrument bespeelt op topniveau, krijg je vanzelf een grote longinhoud. Bij mij is dat vijf tot zes liter. Door geregeld te oefenen, houd ik mijn conditie op peil. Maar in juni 2003 vonden Leuvense specialisten na een reeks routineonderzoeken een miniem gezwelletje in de long. Het bleek kwaadaardig. Gelukkig gebeurde de ontdekking nog in een zeer vroeg stadium, uit de biopsie bleek dat er nog geen uitzaaiingen waren. Daarom beslisten we ook dat de tumor er een week later uit moest.

Maar u was net aan een belangrijke opname bezig: die van het klarinetconcerto van Mozart.

BOEYKENS: Die opname moest tijdens die week gebeuren, de studio en de muzikanten waren gereserveerd. Ik wou er toch mee doorgaan want door de operatie zou een derde van mijn long weggenomen worden. In de studio sprak ik er met niemand over. Ik wilde niet dat de producer of dirigent Dirk Vermeulen uit medelijden genoegen zou nemen met minder dan het beste. En ik ben erg blij met het resultaat, ik heb het langzame tweede deel, het adagio, nooit eerder zo gevoelig gespeeld. Toen ik het later opnieuw beluisterde, was dat trouwens een hevige emotionele ervaring voor mij.

Pas nadat de laatste noot was geregistreerd, vertelde ik het gezelschap wat mij de dag nadien te wachten stond. Met een groot hart en veel vertrouwen ben ik de operatiezaal ingestapt. Diep heb ik er niet over nagedacht. Op een ernstige postoperatieve complicatie na, behandeld op intensive care, is alles trouwens goed afgelopen.

U was na de operatie allicht een hele tijd buiten strijd.

BOEYKENS: In de herstelperiode kampte ik geregeld met hyperventilatie. De dokters schreven oefeningen voor, ik keek aan tegen een klassieke, moeizame revalidatie. Maar ik pakte het anders aan. Ik speelde opnieuw klarinet. Toonladders. Eerst met een licht riet, zodat de weerstand beperkt bleef, nadien met een steeds zwaarder.

Dat was in juli 2003. In augustus was in Bornem mijn festival gepland, waar ik ook altijd zelf optreed. Niemand geloofde dat ik toen al terug zou kunnen spelen. Maar ik verhoogde de pressie elke dag, en uiteindelijk kon ik weer kamermuziek aan. Ik stond dus op het podium, er is een opname van gemaakt.

Amper een maand later, in september, werd in de Antwerpse Singel de Mozart-cd officieel voorgesteld. Ik speelde er het adagio. Ook de Leuvense professoren, intussen mijn vrienden, zaten in de zaal. Ook voor hen was het een aangrijpend moment.

Hoort bij dit soort ingreep niet meestal een chemokuur?

BOEYKENS: Een kuur van een half jaar, inderdaad, die het risico op recidive statistisch vermindert. Na een gesprek met mijn dokter heb ik ze dan toch maar ondergaan. Hij waarschuwde me dat het lastig kon worden, maar ik heb altijd gemakkelijk gespeeld, dus ik zag het wel zitten. De eerder gemaakte afspraken voor concerten wilde ik nakomen, dus ben ik tijdens die periode blijven spelen. Dat is me eerlijk gezegd erg zwaar gevallen. Op het einde worstelde ik met misselijkheid, zwakte, concentratieproblemen.

Eén keer, voor een concert in Dendermonde, moest de dokter ingrijpen om mij toch op het podium te krijgen. Ik voelde mij in die periode ronduit ellendig. Ik bezoek hier in Bornem soms mensen met hetzelfde verhaal. Door de chemotherapie ga je soms zo hard achteruit dat je het zou willen opgeven. Maar je mag de moed niet verliezen, vertel ik dan. Na afloop raak je meestal weer verbluffend snel op je vroegere niveau.

Eigenlijk heeft uw ziekte dus amper invloed gehad op uw carrière?

BOEYKENS: Niet op mijn muziek, maar er waren andere gevolgen. In mijn beroep sta je altijd op een podium, je bent met een publiek bezig. Dat zelfs maar een korte tijd te moeten missen ligt moeilijk, je valt in een gat. Je gelooft ook nauwelijks hoe vlug de mensen je vergeten zijn. Twee jaar geleden had ik geen enkel contract meer. De mensen durfden niet te bellen, of ze geloofden me niet als ik zegde dat het beter ging. Ze durfden mij niet te boeken uit vrees dat ik niet zou opdagen. Zulke dingen werken ook lang door. Japanse leerlingen van mij keerden terug naar hun land. Ze vertelden wat mij overkomen was en dat verhaal ging een eigen leven leiden. Zelfs nu nog vang ik echo’s op in de trend van ‘meneer Boeykens is erg ziek’. Terwijl ik genezen ben.

U staat bekend als een uitstekend pedagoog.

BOEYKENS: Dat luik is in België voor mij afgesloten, maar dat heeft niets met mijn ziekte te maken. Zo gaat het hier nu eenmaal: ik ben de 65 voorbij en dan moet je stoppen. Terwijl je ervaring natuurlijk niet verdwijnt. Ik krijg nog altijd studenten over de vloer met vragen om uitleg over techniek of partituren. Mijn dochter Anneke is klarinetsoliste bij het Vlaams Radio Orkest, ook zij klopt geregeld aan. In Japan en Nederland blijf ik masterclasses geven.

Met uw studenten vormde u een clarinet choir dat bekend was in heel Europa. Toch hebt u het opgedoekt.

BOEYKENS: Dat was een onderdeel van mijn pedagogische aanpak, het was een groep van meer dan vijftig leden. Maar ik moest alles zelf organiseren, en dat kon ik niet meer. Veel leerlingen bij ons schnabbelen bovendien, ze geven een paar uur les of treden af en toe op. Zo ontbraken er altijd wel een aantal leden, wat de concertorganisatie bemoeilijkte. In Japan bestaat dat fenomeen minder. Daar heb ik nog altijd een clarinet choir, in het voorjaar komt het naar ons land.

Wat voor een ervaring is lesgeven in Japan?

BOEYKENS: Jongeren, vooral meisjes, studeren er lang door. Individueel staan de Japanners niet aan de top, maar collectief zijn ze ijzersterk. Het is wel een erg gesloten volk. In het begin liep dat soms moeizaam. Ze zeggen moeilijk ‘neen’. Als je een Japanner vraagt: ‘Heb je broers?’ antwoordt hij wellicht ‘ja’, maar later in het gesprek laat hij discreet vallen dat hij enkel zussen heeft. Dat is niet altijd gemakkelijk als je leerlingen moet corrigeren, wat toch de bedoeling is.

Zo’n Nigel Kennedy heeft toch veel gedaan voor de viool?

BOEYKENS: Geef mij toch maar een Heifetz of Grumiaux. Waar Kennedy zich níét aan bezondigt en wat me veel meer stoort, zijn de aanpassingen. Je hoort tegenwoordig, zelfs op grote labels, soms vijftig noten op een plaats waar Mozart er maar twee schreef. Er wordt dan beweerd dat het in Mozarts tijd ook werd gedaan, maar dat klopt niet. Mozart schrijft zo’n lange noot bewust als een rustpunt, als een lange lenteochtend in mei.

Nog erger zijn de bewerkingen. Van de prachtige concerto’s van Weber wordt elk jaar een nieuwe versie uitgegeven, om maar één reden: de rechten. Ik werk als redacteur bij de grote muziekuitgeverij de Haske. Als ik daar morgen vraag om in het Weber-concerto alle staccato’s gebonden te maken en omgekeerd, dan mag ik er mijn naam boven zetten en strijk ik de royalty’s op. Dat gaat soms ver. Ik hoorde ooit in Nice een Spaanse leerling Mozart spelen, en in de plaats van de cadenza speelde hij een onmogelijk atonaal stuk vol gebroken noten. Ik dacht: die jongen is even weg, te veel zon gehad. Het bleek een bewerking te zijn. Ik haalde meteen een rode streep door de pagina.

U bent nochtans niet vies van atonale muziek. In het begin van uw carrière bouwde u een sterke reputatie op in de avant-gardewereld.

BOEYKENS: Dat waren vooral de eerste tien jaar van mijn carrière. We werden toen meer uitgefloten dan toegejuicht. Een hoogtepunt uit die tijd was de vraag van Pierre Boulez om de wereldpremière van zijn Domaines te spelen. Maar mijn carrière ging pas vier maanden na dat concert echt van start. Toen vroeg Hervé Thys, de directeur van de Filharmonische Vereniging, mij Mozart te spelen. Van die eerste periode heb ik geen seconde spijt. Als je intens met hedendaagse muziek bezig bent, ontwikkel je vanzelf enorm veel techniek. Qua sound en souplesse gaat een Mozart of een Weber daarna vanzelf. Ik heb veel aan die periode te danken en ik zet trouwens nog altijd graag hedendaagse stukken op mijn repertoire. Maar voor de klassieke blijf ik graag dicht bij de partituur. Ik zoek het niet in het extravagante, maar in evenwicht en warmte.

Vooral uw toonvorming valt op: de noten lijken van nergens te komen en even ongemerkt weer te verdwijnen.

BOEYKENS: Dat vind ik een heel belangrijke opmerking. Er bestaat een groot verschil tussen de Duitse en onze manier van spelen. Als een Duitser je een compliment wil geven, zegt hij: ‘Sie sind ein guter Bläser. ‘ Ik voel mij geen blazer maar een strijker. Ik gebruik ook veel viooltermen in mijn lessen. Er is trouwens een duidelijke band: in harmonieorkesten vervangt de klarinet de viool als leadinstrument. In Duitsland hebben ze nooit goede harmonieorkesten gehad zoals wij, de basis van de klarinet ligt er veeleer in de fanfare. Ze vinden onze manier van spelen dan ook te lyrisch. Anderzijds heb ik het dan weer moeilijker om mijn leerlingen de staccato’s van Mahler goed te laten spelen. Die moet je nu eenmaal duidelijk aanzetten, hij schrijft het er zelf onder.

U nam voor uw ziekte al de meeste grote concerto’s op en bij Harmonia mundi France zette u samen met uw ensemble zowat alle belangrijke kamermuziek voor klarinet op cd. Waar zit de uitdaging nog?

BOEYKENS: In het optreden. In maart komt het Japans clarinet choir op bezoek en ik heb al verscheidene andere concerten op het programma staan. Op 8 januari geef ik in Bornem een nieuwjaarsconcert en op 15 januari speel ik in de Muziekacademie van Anderlecht. Verder wil ik de kamermuziek van Brahms opnieuw opnemen met mijn eigen ensemble, en het klarinetconcerto van Finzi, een Engelsman uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Vanaf mei mag ik de blazers van de Opera coachen, daarbij zal ik dan weer mijn ervaring als dirigent goed kunnen gebruiken. Kortom: ik ga gewoon doen wat ik graag doe.

PETER VANDEWEERDT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content