Jacques Sys
Jacques Sys Jacques Sys is een Belgische sportjournalist

Ex-wereldkampioen Erwin Vervecken wil in het veldrijden andere accenten leggen. In afwachting daarvan schudt de vormcrisis van Bart Wellens de wedstrijden grondig door elkaar.

Weinig sportdisciplines die zo baden in beslotenheid als het veldrijden. Het leek er lang op dat deze winterse discipline zich afsloot voor internationale invloeden. De grote crossen werden op Vlaamse bodem uitgevochten en door Vlaamse renners geanimeerd en gedomineerd. Met een opwaardering van de wereldbeker probeert de UCI, de internationale wielerfederatie, voor nieuwe impulsen te zorgen. Met elf crossen in zes landen moet het cyclocrossen meer internationale allure krijgen.

Ex-wereldkampioen Erwin Vervecken juicht die ontwikkeling toe. De Kempenaar, die in 2001 de regenboogtrui pakte, is afgevaardigde van de renners bij de UCI en ligt als dusdanig mee aan de basis van de hertekening van het landschap. Te lang, zo vond hij, werden renners verblind door eigenbelang. Vervecken, die dit seizoen niet echt flitsend uit de startblokken schoot, stelt met tevredenheid vast dat de formule aanslaat en dat er wel degelijk sprake is van een nivellering en internationalisering. Maar die komt er ook als gevolg van de vormcrisis waarmee Bart Wellens worstelt. Vorig seizoen blies de wereldkampioen iedere oppositie weg, nu holt hij na een slechte zomer al maanden achter zijn vorm aan.

ERWIN VERVECKEN: Vorig seizoen verliep iedere wedstrijd volgens hetzelfde scenario: Bart Wellens demarreerde in de eerste ronde, telkens weer maakte hij daar een lange sprint van. En vervolgens zag je steeds hetzelfde: Sven Nijs bleef even in zijn wiel, tot uiteindelijk ook hij werd weggekegeld. De overmacht van Wellens was verpletterend. Veel renners raakten versmacht door zijn manier van koersen. Ook ik had daar moeite mee. Nu Wellens niet meer regeert, verlopen de wedstrijden heel anders. Sven Nijs is op dit moment de beste, maar hij rijdt tactischer, hij valt aan, en hij kijkt meer om. Dat ligt mij beter.

Ik ben een snelle starter, ik duik meestal bij de eersten het veld in, maar dan rijd ik niet in één ruk door, ik hou meer van tempowisselingen. Daarom verwacht ik nog iets van dit seizoen. Tot dusver was het nog niet geweldig, ik ben gevallen tijdens de eerste wereldbekerwedstrijd in Wortegem, ik heb last van mijn ribben. Anderzijds is dit nooit mijn periode geweest, ik raak maar in topconditie tegen de jaarwisseling. Ik ben altijd een diesel geweest, ik heb veel wedstrijdritme nodig.

Wat scheelt er met Wellens?

VERVECKEN: Hij heeft een heel zwakke zomer achter de rug. Hij begon later met de voorbereiding en reed in de wegwedstrijden maar één keer een prijs, terwijl hij normaal gezien in driekwart van de koersen in de prijzen valt. Wellens is iemand die een duidelijk doel voor ogen moet hebben. Daar werkt hij naartoe. Vorig seizoen won hij alles en pakte zijn tweede wereldtitel. Het ging zo simpel en zo speels dat het voor hem moeilijk moet geweest zijn om zich voor iets nieuws op te laden, de druk was er een beetje af. Daarbij kwamen natuurlijk ook nog andere problemen: de sponsor ging failliet, hij geraakte geblesseerd.

Je hebt van die seizoenen dat je constant achter de feiten aanholt. Ik maakte dat zelf ook mee. In 2001 werd ik wereldkampioen, de daaropvolgende winter reed ik beter dan ooit te voren en nog een seizoen later bakte ik er niets meer van. Je raakt niet in vorm, je krijgt wat kwaaltjes en je verliest het moreel. Dat is wat Wellens nu meemaakt, ik kan me heel goed in zijn situatie verplaatsen.

Wellens maakt een heel aangeslagen indruk.

VERVECKEN: Hij zit niet zo diep als je denkt, ik zie hem geregeld, ik rijd uiteindelijk voor dezelfde ploeg. De eerste crossen moeten voor hem de moeilijkste geweest zijn. In die zin dat hij weer met zijn vertrouwde strategie uitpakte: meteen demarreren. Alleen, hij geraakte niet weg, hij blokkeerde, hij reed tegen een muur. Dat was voor hem een enorme dreun. Plots kwam hij tot het besef dat hij moest knokken voor een vijfde plaats.

Hij moet er tijd overheen laten gaan voor hij terugkomt. Ik vond dat Wellens op een gegeven moment wat forceerde, het was een beetje paniektraining. Nadat hij met een ontsteking aan zijn been sukkelde, mocht hij veertien dagen niet trainen. Toen hij weer op de fiets mocht, oefende hij meteen vier uur per dag. Dat is veel na zo’n onderbreking. Je staat een stap achter en je wilt die met-een dichten. Het zal voor Wellens niet gemakkelijk zijn om zijn vroeger peil weer te bereiken, al kan hij er tegen de kampioenschappen altijd weer staan.

Los van de mindere vorm van Bart Wellens heeft dit veldritseizoen een heel ander profiel: de wereldbeker is de allesoverheersende proef.

VERVECKEN: De nieuwe wereldbeker is een goede zaak. Ik heb de afgelopen maanden gehoord wat er onder de renners leefde, iedereen was daar voorstander van. Daarom verbaasde het me dat er op een gegeven moment opmerkingen kwamen, dat renners als Bart Wellens en Sven Nijs vonden dat er te veel gereden moest worden, dat de kalender te druk werd. Het kan inderdaad dat we op een weekend zaterdag een wedstrijd voor de wereldbeker moeten rijden en zondag een cross voor de Superprestige. Maar in het verleden is het nog gebeurd dat de toppers de dag voor een grote wedstrijd aan een kleine cross deelnamen en daar voluit gingen, die kritiek was wel een beetje zwak.

Een andere opmerking was dat er voor de wereldbeker geen eindklassement meer bestaat, er zijn in die wedstrijden wel heel veel punten te verdienen voor de UCI-ranking. De zestiende in de wereldbeker krijgt evenveel punten als de winnaar van een SP-wedstrijd. Ze hebben dat gedaan om de aantrekkingskracht te verhogen, om iedereen te verplichten deel te nemen. Ik vind de wereldbeker in zijn nieuwe vorm een uitstekende formule. Het zijn wedstrijden die op een uitmuntende manier worden georganiseerd, veel organisatoren staan trouwens te springen om erbij te komen. Op termijn is het de bedoeling om zoveel mogelijk verschillende landen aan te doen.

Er zijn voor die wedstrijden ook heel duidelijke financiële afspraken. De wereldkampioen krijgt 3000 euro startgeld, dat is ongeveer het honorarium dat Bart Wellens ook elders opstrijkt. Degenen die in de UCI-ranking op de eerste tot de vijfde plaats staan, krijgen 2000 euro startgeld, de zesde tot de tiende 1000 euro. Vroeger ving iedere renner 500 Zwitserse frank, zo’n 330 euro, om te starten, zowel de wereldkampioen als de een of andere Pool van derde garnituur. Nu is het allemaal veel eerlijker. Je hoeft ook niet meer met een landentrui te rijden, ook al konden we veranderen.

Een opvallende vaststelling dit seizoen is dat de Belgen niet langer een hoofdrol spelen in de topwedstrijden. De Tsjechen Zdenek Mlynar en Kamil Ausbuher winnen de eerste wedstrijden van de wereldbeker, de Franse kampioen John Gadret wijst anderhalve week geleden in de prestigieuze A-cross van Vossem iedereen terug.

VERVECKEN: Op zich is dat natuurlijk een goede zaak. Door de nieuwe formule van de wereldbeker kunnen de Tsjechen zich veel beter voorbereiden. Omdat ze door hun goede klassering meer startgeld krijgen, kunnen ze al eens het vliegtuig nemen als ze naar het buitenland moeten. En zich een hotel veroorloven. Terwijl ze vroeger bij wijze van spreken in een busje moesten overnachten. Het prijzengeld van die wedstrijden om de wereldbeker is trouwens ook behoorlijk, de winnaar strijkt 2300 euro op. Als je in de eerste vijf van het UCI-klassement staat en je wint zo’n

cross, dan pak je 4300 euro.

Er is geen reden tot klagen.

VERVECKEN: Absoluut niet. Er zijn renners die zeggen: als we in zo’n wedstrijd om de wereldbeker vallen, dan verliezen we punten en startgeld. Maar na een paar crossen haal je dat weer op. Renners kijken te veel naar zichzelf. Dat heeft ook te maken met de evolutie van deze sport; het is allemaal een stuk minder gezellig dan vroeger. Iedereen komt met een mobilhome naar de wedstrijd, iedereen zit alleen, dat zorgt voor een sfeer van individualisme, de tijd dat je achteraf tegen mekaar anekdotes over de wedstrijd vertelde, is al lang voorbij.

En iedereen vond het gemakkelijk dat je in Vlaanderen bij wijze van spreken maar vijftig kilometer moest rijden om je volle startgeld te krijgen. Intussen was het veldrijden echter wel aan het doodbloeden. Terwijl het toch zijn charme heeft om over de grenzen te trekken. Het is in ieder geval belangrijk dat het veldrijden in het buitenland weer van de grond komt. Al hangt veel natuurlijk af van het niveau van de plaatselijke renners. Tien jaar geleden kwamen er op een grote wedstrijd in Zwitserland meer dan 20.000 man af. En als er in Praag werd gereden, kon je over de koppen lopen. Je moet gewoon investeren in je sport. Daarom is het heel goed dat er naar manieren werd gezocht om het veldrijden nieuw leven in te blazen. De wereldbeker in zijn huidige vorm is een eerste stap in de goede richting.

Jacques Sys

‘Je hebt van die seizoenen dat je constant achter de feiten aanholt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content