De leegloop van de kerken lijkt niet te stoppen. De kritiek klinkt oorverdovend. Hoe denkt de kerk daar zelf over? Drie gesprekken.

De statistieken liegen er niet om. De dalende trend van het kerkbezoek zet zich onverminderd door. Priesters worden een uitstervend ras. Kloosters krijgen seculiere bestemmingen. Vooral de jongste tijd is daarbovenop, onder meer door van pedofilie beschuldigde pastoors, de kritiek op de kerk, zowel binnen als buiten de kerkmuren, oorverdovend geworden.

Eric Vanden Berghe, president van het Brugse seminarie en als dusdanig verantwoordelijk voor de opleiding van de kandidaat-priesters, schreef er zelfs een boekje over. Om gelovigen te helpen omgaan met die kritiek, motiveert hij.

ERIC VANDEN BERGHE: Kritiek is een algemeen binnenkerkelijk verschijnsel geworden, maar het is zeker geen nieuw fenomeen. Wel vermoed ik dat die binnenkerkelijke kritiek nu toch heel andere vormen aanneemt omdat het zo algemeen geworden is. Maar destijds had Dante al striemende kritiek. Ook een heilige als Franciscus van Assisi was niet mals voor de kerk. En denk ook maar aan de heilige Catherina vanSiëna.

De meerderheid van de huidige critici hebben echter een andere allure. Zij delen de moderne opvatting van kritiek – in de zin van kritiek leveren, is je verstand gebruiken, verstandig omgaan met de dingen om je heen. We eten kritisch, lezen kritisch de krant, staan kritisch tegenover een heleboel instellingen. Daar speelt volgens mij een bepaalde overvraging mee van alles wat instelling is, gaande van het traditionele gezin tot en met het onvoldoende functioneren van de Verenigde Naties, het gerecht bij ons en noem maar op. Mij dunkt dat daar, om een sterk woord te gebruiken, een beetje een neurotische houding achterzit. Iets in de trant van de houding van een adolescent tegenover zijn ouders: hij kan ze niet missen, maar ze kunnen in zijn ogen geen goed doen. Vandaar dat de kritiek op de kerk haast spontaan verengd wordt tot wat men instelling en structuur zou kunnen noemen, de manier van gezagsuitoefening, kerkelijk recht, enzovoort. Terwijl het begrip “kerk” toch veel rijker is dan dat.

Staat de kerk niet haaks op het actuele voelen en denken?

VANDEN BERGHE: De roomse kerk is een wereldwijde instelling die een traditie van eeuwen met zich draagt. Dat sluit ontzettend veel discrepanties in met het hedendaagse levensaanvoelen. Neem daarbij dat het gelovige element gevoelig wegebt. Denk aan de verplichte koppeling van celibaat en ambt. Als je daar geen gelovige inspiratie achter voelt, dan is het vrij vlug gezegd dat de kerk het mensenrecht om te trouwen niet naleeft. Dat is volgens mij iets te gemakkelijk. Men kan de verplichte koppeling tussen celibaat en priesterschap ter discussie stellen en intussen volkomen eerlijk en met volle overtuiging leven als celibatair priester. Dat is niet inconsequent. Het geldt trouwens niet enkel voor de kritiek op de kerk dat argumentaties niet zelden op een verhullende ideologische manier gebruikt worden. Het is niet moeilijk om met grote argumenten te schermen tegen de gang van zaken in de Belgische voetbalwereld, als je zelf niet meer welkom bent in het stadion omdat je je als hooligan misdragen hebt.

Dringt de kritiek door tot de hoogste regionen in de kerk?

VANDEN BERGHE: Wijze leiders weten heel goed wat er allemaal aan kritische gevoeligheden leeft, en dat ze de grootmoedigheid moeten hebben om die kritiek ook tot zich te laten doordringen. De Vlaamse bisschoppen zijn zeer goed op de hoogte van de huidige toestand. Trouwens, kritiek functioneert ook als het lucht geven aan de last des levens, zoals er in samenwerkingsverbanden steeds mensen zijn die kritiek hebben op de chef of op de collega’s, gewoon omdat het lastig is om samen te werken. Leven als gelovig christen stelt lastige eisen. De grote geboden en de bergrede zijn zeer veeleisend. Dat gaat en dat ging steeds in tegen de tijdsgeest. Als Jezus de onverbreekbaarheid van het huwelijk poneert, reageren zijn leerlingen met de opwerping: “Dan kunnen we beter niet trouwen.” Welnu, de instantie die deze leer het duidelijkst oproept, zal ook de meeste kritiek opvangen.

Kerkkritiek is meestal op het instituut gericht, of niet?

VANDEN BERGHE: In een aantal kritieken bespeur ik een kerkbeeld, of wat ervan resteert, dat volledig voorbijgestreefd is. Ik heb dan het gevoel: de kerk waarover u het hebt, is niet de kerk waarin ik priester ben. Soms is dat echt een kwestie van blikvernauwing omdat men zich vanuit iets dieperliggends afzet. U moet ook weten dat in de moderne geschiedenis, de kerk in conflict gelegen heeft met alle nieuwe verworvenheden. Het is een feit dat de kerk het zeer moeilijk heeft gehad om zich te verzoenen met wetenschap, democratie, vrouwenemancipatie, Franse Revolutie, noem maar op. Er zijn dus ook objectieve redenen en een objectief conflict tussen kerk en moderniteit. Dit is niet op te lossen door een houding van: de kerk moet dat allemaal maar klakkeloos aanvaarden. De kerk is altijd beïnvloed door de heersende cultuur, maar heeft er ook steeds een kritische houding tegenover aangenomen, van in de vroegste tijden.

Het is een misopvatting vanwege kerkmensen te denken dat, wanneer ze het evangelie zo aantrekkelijk mogelijk voorstellen, de massa wel zal volgen. In het evangelie staan meer rauwe dan populaire woorden, het is te nemen zoals het is. Het is niet correct te denken dat al wat lastig is in het evangelie, wegvalt wanneer de kerk zich aanpast aan de moderniteit. Dat is niet waar.

De voorbije maanden lag de kerk wel erg onder vuur.

VANDEN BERGHE: Het is inderdaad nogal kras geweest de jongste tijd. Ook justitie is zonder nuances bekritiseerd. Neem nu de pedofiliegevallen onder priesters. Het klimaat is na Dutroux helemaal veranderd. Wat voordien werd ervaren als “we moeten elkaar niet in den bak praten, ook al weten we dat het serieus is”, wordt nu opgevat als een doofpotoperatie. Het is juist dat men binnen de kerk bepaalde dingen heeft stilgehouden om mensen uit “den bak” te houden, want daarmee genees je ze ook niet.

Ook de mentaliteit van “pastoors zijn celibatairs, dus zijn ze gefrustreerd, pervers en pedofiel”, vind ik gewoon een aanfluiting, oneerlijk. In alle lagen van de bevolking is een bepaald procent hetero, homo en pedoseksueel. Waarom zou dat ook niet onder het kerkpersoneel zo zijn? Wat niet wegneemt dat het dubbel zo erg is als iemand die in de kerk een functie waarneemt, op dat punt in de fout gaat. Zo is het eveneens dubbel zo erg als machthebbers, politici, in de fout gaan. Ook zij hebben een voorbeeldfunctie. Het wordt nu allemaal gefocust op die priesters, maar we weten ook hoeveel gevallen van incest en pedofilie er bestaan binnen de gezinnen. Het laatste wat je als priester zal doen, is naar de rechter gaan en die mensen aangeven. Dat zou misschien niet zo mogen zijn, maar het klimaat is nu werkelijk naar de andere kant aan het doorslaan.

Heeft de kerk in Vlaanderen nog een toekomst?

VANDEN BERGHE: Ik ben ervan overtuigd dat het christelijk geloof verder zal achteruitgaan in onze Vlaamse gemeenschap. Ik zie geen duidelijke tekenen van heropleving. Ik ben dus niet optimistisch over de toekomst van het christelijk geloof en de kerk in Vlaanderen. Ik hoop dat ik me vergis. De fundamenten zelf van het christelijk geloof gaan verder achteruit of stagneren in het gunstigste geval. Ik bedoel: het bidden in de geest van Jezus, het breken van het brood tot gedachtenis aan hem, het lezen van het evangelie als uiteindelijk Gods woord over mijn bestaan van vandaag en altijd maar opnieuw beginnen aan de realisatie van de bergrede. Dat zijn geen details. Dat is het klokhuis dat wegvalt.

Toch heb je hier nog kandidaat-priesters onder dak?

VANDEN BERGHE: Inderdaad, veel minder dan vroeger weliswaar. Maar hoe tot een religieus engagement voor het leven komen als men niet gedragen is door een zekere evidentie binnen de groep en binnen de samenleving? Anders wordt dat iets voor heroïsche tegendraadsen die er altijd zullen zijn. Dat er nog authentiek gelovige christenen zijn, betwijfel ik niet. Maar tussen dat en een sociologisch en maatschappelijk revelante beweging is er toch nog een verschil.

“De paus aanvaardt zelfs het zondige in de mens niet meer.”

Professor Karel Dobbelaere, godsdienstsocioloog (KU Leuven) stapte over van de roomse naar de anglicaanse kerk. Dat gebeurde in de contestatiegolf bij de verklaring van paus Joannes-Paulus II dat over het openstellen van het kerkelijk ambt, het priesterschap, voor vrouwen zelfs niet meer gediscussieerd mocht worden.

KAREL DOBBELAERE: Eric Vanden Berghe gaat uit van een geïsoleerd individu dat geconfronteerd wordt met bepaalde gedragingen, opvattingen, standpunten van de kerk. Daarop speelt hij in en dan geeft hij een zeer mooie beschouwing over de voorwaarden waaraan een ernstige kritiek eigenlijk moet beantwoorden. Mijn probleem is dat zo’n individu, dat geconfronteerd wordt met uitspraken van de kerk, in feite niet op zichzelf staat maar daarbij geconfronteerd wordt met het sociale netwerk waarin hij leeft en werkt. De kerk doet of deed – ik weet wel dat dit punt voor de meeste gelovigen wellicht achterhaald is – uitspraken over welke methodes toegelaten zijn om aan geboorteregeling te doen. Je kan daartegenover een standpunt innemen, maar dat heeft eigenlijk weinig zin want je wordt geconfronteerd met je echtgenote, met je partner, je staat er dus niet alleen voor. Je moet dus op een bepaald ogenblik tot een haalbare oplossing komen.

Door bepaalde extreme standpunten die de kerk inneemt, wordt men geconfronteerd met mensen, zowel partner en kinderen, collega’s, vrijzinnigen, die zeggen: “Maar dat klopt toch niet, die kerkelijke houding tegenover aids, de toelating om aan geboortebeperking te doen in Afrika, het condoom, en dergelijke.” Je wordt dus verplicht daartegenover een zinnige houding aan te nemen, wat heel dikwijls tot gevolg heeft dat je voortdurend compromissen sluit. Mensen die dicht bij u staan zeggen: “Je bent niet meer consequent. Je hebt nu al zoveel afstand genomen van die kerk, hoe wil je daar nu verder mee doorgaan?” Het boek van Vanden Berghe geeft eigenlijk geen antwoord op onze sociale bewogenheid, onze sociale relaties en hoe we daarmee moeten omgaan.

Haalt kritiek op de kerk wat uit?

DOBBELAERE: Ik heb de indruk dat bisschoppen in feite tussen Rome en hun mensen hier staan, in feite verplicht zijn compromissen te sluiten, maar daar ook weer niet de consequenties uit trekken naar de leer toe, naar de moraal, de ethiek. De mensen hebben bijgevolg het gevoel dat reageren niet baat. Ze redeneren: “Stel er geen vragen over, maak er geen probleem van en doe gewoon voort.” Maar daarmee los je het probleem niet op.

Waarom heeft men nogal eens de indruk dat de kerkleiders bang zijn om kleur te bekennen?

DOBBELAERE: Ze zijn bang om de kritiek die ze van Rome krijgen, bang dat groepjes kerkgetrouwen naar Rome zullen schrijven. Ze zijn bang hoe hun positie overkomt in Rome, en Rome kàn ingrijpen, kijk maar naar Jacques Gaillot. Misschien zijn er wel bisschoppen die hopen kardinaal te worden en dus moeten ze opletten. Het zijn toch allemaal mensen.

Dat heb je zelfs op het niveau van de pastoor en de kapelaan. Die vragen: “Wat wil je: dat ik het officieel standpunt verkondig of mijn eigen gedacht zeg?” En dat laatste drukken ze dan wellicht heel omfloerst uit, in de hoop dat ze u daarmee geholpen hebben. In de sociologie spreken ze van rolconflict: ze zitten tussen twee vuren en beginnen dan wat te schipperen. Dat toont aan dat het probleem toch eens fundamenteel zou moeten worden opgelost.

Het is een kwestie van geloofwaardigheid.

DOBBELAERE: Dat is wat ik bedoel. Je kinderen zeggen op zeker ogenblik dat je niet meer geloofwaardig bent. Onze ouders en grootouders hebben ook compromissen gesloten op sommige punten van de kerkelijke leer. Trouwens, de kerk neemt dat ook aan, zolang je maar zegt: “Ik ben een zondig mens.” Bij scheve gezinsverhoudingen zal men niet ingrijpen. Maar als je in het kerkelijk instituut werkt, uit de echt scheidt en hertrouwt, dan vlieg je eruit. Want dan ben je objectief fout. Terwijl men voordien nog zou kunnen zeggen: “Er is nog bekering mogelijk.” De Italiaanse pausen wisten heel goed dat ze het wel over principes hadden, goed wetend dat de mensen zich daarom zo niet gingen gedragen. Ik heb soms de indruk dat deze paus denkt dat al de mensen nu ook volgens deze principes moeten gaan leven en dat hij het zondige in de mens zelfs niet meer kan aanvaarden.

Hoe beoordeelt u de kritiek op priesters die van pedofilie beschuldigd worden?

DOBBELAERE: Soms steekt daar aardig wat antiklerikalisme achter. Maar ULB-professor en minister in de Brusselse Regering Hervé Hasquin had een goede reactie, toen hij het niet ernstig vond dat kardinaal Danneels voor de rechtbank moest verschijnen en verantwoordelijk werd gesteld voor het pedofiele gedrag van zijn priesters.

Ik denk eerlijk dat er bij priesters en niet-priesters altijd pedofielen geweest zijn. Dat nu gaan voorstellen alsof gans de kerk een pedofielennest is, dat is zinloos. Of het voorstel: “Laat ze allemaal trouwen en er zullen geen pedofielen meer zijn.” Dat is ook niet waar, er zijn bij de gehuwden ook pedofielen. Je krijgt soms de indruk dat de mensen gebruikmaken van die voorvallen om nu à fond kritiek te leveren en die argumenten gaan gebruiken in de verkeerde zin. Dat is geen ernstige kritiek.

Heeft de kerk schrik voor gezichtsverlies?

DOBBELAERE: Ik heb de indruk dat de kerk zich in zo’n positie gewrongen heeft dat ze niet meer in staat is haar sterke standpunten te gaan herformuleren zonder gezichtsverlies te lijden. Hoeveel tijd heeft ze niet nodig gehad met Galileï? Men heeft zich zodanig vastgereden rond de vrouw in het ambt, dat het uiterst moeilijk wordt om hierover een nieuw standpunt te gaan innemen. Hetzelfde met heel wat ethische problemen. Maar wat ik daarin nu het ergste vind: onze samenleving heeft net nu een sterke nood aan een ethisch reveil. Instellingen zoals het Humanistisch Verbond, de kerken horen daartoe een bijdrage te leveren. Denk aan de vele problemen zoals het klonen, draagmoeders, prenatale onderzoeken en noem maar op. Er liggen zoveel problemen waarop we antwoorden moeten zoeken. Maar als de kerk voortdurend zit te hameren over veel dingen die voorbijgestreefd zijn (voorhuwelijkse betrekkingen, masturbatie), dan zeggen de jongeren: “Daar zijn ze weer.” En daardoor zullen ze ook niet meer luisteren wanneer serieuze ethische problemen aan de orde zijn, want het is die oude man uit Rome die weer bezig is, èn als hij goede dingen zegt, luistert men niet meer.

“Op het terrein stralen nog veel mensen het geloof uit.”

A rthur Luysterman is bisschop van Gent. Als legeraalmoezenier leefde hij tientallen jaren sterk tussen de mensen. En ook nu illustreert hij dat bisschoppen niet per se in een ivoren toren hoeven te wonen.

ARTHUR LUYSTERMAN: Ik bezoek regelmatig, om de maand, een school. Ik blijf daar van tien uur tot vijf uur, en onderhoud mij met leerlingen van rond de zeventien, achttien jaar. Kritiek hebben ze allemaal, zowel zij die me zeggen elke week naar de mis te gaan, als zij die daar naar hun zeggen, helemaal niet meer komen. We leven in een wereld die zich graag kritisch opstelt en dat is een goed iets. Bij die schoolbezoeken weten ze dat ze alles kunnen zeggen en vragen en dat doen ze dan ook gretig.

Onder die vele vragen voel ik ook rancunes. Ze stellen niet zozeer een vraag om een antwoord te krijgen. Als ze me, bijvoorbeeld, vragen waarom priesters niet trouwen of waarom ze elke zondag naar de kerk moeten, dan gaat dat vooral om hun ongenoegen te uiten over de gang van zaken in de kerk.

Ik doe mijn best om het beeld te brengen van een kerk die niet zit te zeuren over een aantal dingen, maar die positieve dingen aan te bieden heeft. Intussen probeer ik toch ook om op hun de vragen te antwoorden. Ik vind het bevrijdend voor jonge mensen, ook voor oudere trouwens, om hen de tijd te geven al die vragen met onderliggende rancunes eens te kunnen formuleren. Ook als ik mensen ontvang die boze brieven hebben geschreven, moeten die ruim de tijd krijgen om hun hart te luchten.

Daar mag je het echter niet bij laten. Het is volledig verkeerd te betogen: “Als de mensen hun hart gelucht hebben, zijn ze al content.” Wie kritiek uitspreekt, verwacht een antwoord. De moeilijkheid is wel om objectief over zijn eigen problemen te spreken. Ik ben er niet zo dikwijls in gelukt om op een rationele basis tot een vergelijk te komen met mensen. De meeste klachten over de kerk zijn affectieve klachten. Dat de kerk principes huldigt waar ze niet helemaal achterstaan, ergert hen niet zo erg. Het probleem komt als die principes toegepast worden op hun eigen leven. Daarom moeten we bemiddelaars zijn tussen wat de kerk predikt en tussen het leven van de mensen. Dat noemen wij “pastoraal”. Priesters hebben dat ooit veel gedaan. In deze tijd moeten bisschoppen dat óók doen. De mensen kennen tegenwoordig beter de paus dan hun pastoor, want de paus komt langs het tv-scherm binnen en zijn uitspraken worden door de pers ijverig doorgegeven, alhoewel meestal onvolledig. Nu de mensen zo een dadelijk contact hebben met het hoogste kerkgezag, moeten voortaan ook de bisschoppen bemiddelen. Het vertalen van wat op het eerste gezicht soms heel cru kan klinken.

Het komt er dus op aan de scherpe kantjes weg te polijsten?

LUYSTERMAN: Ik denk dat in een hele boel aangelegenheden het hoogste kerkgezag zich beperkt tot heel duidelijke standpunten, die men in documenten goed uitlegt, waardoor het dan meer genuanceerd wordt. Deze nuances bereiken echter nooit de gewone gelovige. Wel de grote titels, die komen in de media.

Elke mens is verschillend en dient anders benaderd. Ik spreek zelfs niet graag meer tot een groep, ook al zitten ze zogezegd allemaal in dezelfde situatie: elk zit toch in zijn of haar eigen unieke situatie. Al wat over geloof moet gezegd worden, zal meer en meer van mens tot mens moeten gebeuren.

Ik ben in Ninove geboren in 1932. In Ninove ging toen één derde van de mensen naar de kerk op zondag. Men denkt nogal eens dat vroeger iedereen naar de kerk ging, dat is flagrant onjuist. Natuurlijk, nu is dat nog veel minder. Dus, pastoraal van hart tot hart zal nog meer nodig worden, ook voor de kerkgangers zelf trouwens.

Bestaat er zoiets als een echt buitenkerkelijke kritiek in Vlaanderen?

LUYSTERMAN: Veel oudere vrijzinnigen in Vlaanderen hebben nog een verre band met de kerk. Hun ouders behoorden meestal nog tot die kerk en lieten hun kinderen katholiek opvoeden. Maar zijzelf hebben zich ertegen afgezet en ermee gebroken. Pas zeer recent hebben we nu mensen die niet meer van binnenuit weten wat de kerk is. Ik zie nu ook jonge persmensen die je eigenlijk een woordenboekje zou moeten geven met uitleg wat de kerk nu eigenlijk is, zo’n soort “wie is wie en wat is wat in de kerk”. Dit zijn de mensen die ik echt “van buiten de kerk” noem.

Ik spreek graag met vrijzinnigen. Ik heb geprobeerd een boek te schrijven dat zich ook tot niet-gelovigen richt. Maar ja, dat boek zal hen, spijtig genoeg, waarschijnlijk niet bereiken. Ik spreek graag met vrijzinnigen omdat je daar op een propere basis kan spreken. De echte vrijzinnige heeft de kerk nooit van binnen gekend zoals ik en is er ook niet door gefrustreerd of er nooit boos op geweest zoals veel insiders. Zo iemand zal mij gemakkelijker kunnen volgen dan iemand die kritiek heeft vanuit een ongenoegen. Zulke vrijzinnigen kennen de kerk alleen via haar nevenverschijnselen en schandalen.

Schandalen als pedofiliedossiers?

LUYSTERMAN: In het Gentse bisdom zijn we bijzonder geconfronteerd met pedofilieschandalen. Dat men daar kritiek op heeft, dat is toch heel normaal, dat spreekt vanzelf. Als zulke dingen gebeuren door mensen die zo hoog van de toren blazen op ethisch vlak, zoals men ons dan typeert, dan is dat sociaal gezien ook erger dan wanneer het elders zou gebeuren. Ik voel mij daar ook door overmand, als dit zo dicht bij mij hier gebeurt. Maar mijn grootste gevoelen gaat toch naar de slachtoffers. Kerkelijk gesproken, vind ik het akelig dat zoiets moet gebeuren door kerkmensen. Wat ik het ergste vind, is dat er mensen misbruikt zijn. Dat is zo een pijn die te vergelijken is met de pijn die ik lijd omdat er zoveel honger in de wereld is, omdat er nog een vierde wereld bestaat bij ons.

Hoe ziet u de dialoog met vrijzinnigen?

LUYSTERMAN: Naar vrijzinnigen moet de kerk overkomen als een vertooggemeenschap die zich samen met anderen inzet voor de algemeen erkende waarden, voor een betere wereld, zonder cynisme en met geloof in de toekomst. De kerk is geen machtscentrum meer in ons land, ze kan alleen nog met een moreel gezag spreken of zou het toch moeten doen. Maar ook die morele kracht dreigt ze te verliezen, zodat ze op de duur noch macht, noch gezag dreigt te hebben. De kerk zou waarden moeten belichten die al te dikwijls vergeten worden. Bijvoorbeeld, het feit dat wij sociale wezens, solidaire wezens zijn. Bij de onkerkelijken en vrijzinnigen, die zich niet interesseren in wat wij binnen onze kerken vieren en belijden, zouden we moeten overkomen als promotoren van de grote menselijke waarden.

Is het einde van de kerk in ons land in zicht. Hoe luidt haar medisch bulletin?

LUYSTERMAN: De vraag naar hoe gaat het met de kerk is de vraag naar hoe het gaat met het geloof. Ik weet niet zo goed hoe het daarmee gesteld is. Ik weet ook niet hoe het vroeger met het geloof van de mensen ging. Ik weet wel dat mensen zich vroeger zus of zo uitspraken over het geloof, maar wat er in het binnenste van de mensen omging, dat weten wij toch niet zo goed. Wat hun overtuiging was, konden ze wel eens zeggen, maar hoe groot hun vertrouwen op God was, dat zegden ze nooit. We moeten ons zeker niet te euforisch uitlaten over vroeger. Nu zie we toch ook heel mooie dingen. Er zijn momenteel mensen die zeer duidelijk voor hun geloof uitkomen. We zien dat aan hun levensmoed en aan hun vreugde, we zien dat aan hun hoop en hun optimisme. Zo kom ik er nu veel meer tegen dan in mijn jeugd.

Dit type gelovige is daarom de kerk niet zo genegen.

LUYSTERMAN: Inderdaad, dat zijn soms mensen die de kerk niet erg genegen zijn of die daar problemen mee hebben. Maar er zijn er ook die zich goed voelen in de kerk, omdat ze daar niet zo zwaar aan tillen. U weet toch ook dat in het zuiden bepaalde kerkelijke uitspraken niet zo zwaar opgevat worden. Ook in de derde wereld zegt men bij bepaalde kerkelijke uitspraken: “Wij doen dat wel niet altijd, maar het mag toch wel eens gezegd worden.” Maar wij hier zeggen: “Als dat moet, dan moet het maar.” Anderen vinden: “Wij doen goed ons best en wij zijn niet gefrustreerd door wat er gezegd wordt.” Nog anderen raken daar wel door gefrustreerd. Vandaar, nog eens, de noodzaak van bemiddelaars in de kerk.

De jongste statistieken over kerkbezoek en sacramentenbedeling bevestigen toch de neerwaardse trend?

LUYSTERMAN: Het geloof zal hier verdwijnen als de mensen niet meer samenkomen rondom datzelfde geloof in de zondagsmis. Dat is zeer belangrijk, en we moeten hen blijven vragen naar de kerk te komen. Vandaag praktiseert nog 13 procent van de Belgen, maar dat wil zeker niet zeggen dat 87 procent allemaal vrijzinnigen zijn. De trend voor de uitvaarten is bijna stabiel. Bij het niet meer laten dopen van kinderen moet ik toch opmerken dat vele ongehuwden die een kind krijgen, als volgt redeneren: “Aangezien we het huwelijk niet gevraagd hebben, kunnen we moeilijk het doopsel vragen voor ons kind. Sommigen denken zelfs dat het niet mag. Anderen nemen een standpunt in – waar ik trouwens niet kan inkomen -, dat ze dat doopsel willen uitstellen tot het kind daarin zelf ook kan beslissen. Men doet voor dat kind alles, waarom zou men het ook niet inleiden in het geloof? Kortom, ook hier zeggen deze statistieken weinig over het geloof van de mensen.

Samenvattend, we zitten zeker niet in de paassfeer, we kunnen moeilijk gewagen van een opleving van het geloof. Maar ik zou ook niet spreken van een diepteperiode. Als je op het terrein gaat, ontmoet je veel mensen die geloof uitstralen. Maar als je in de kerk op wacht staat, dan komen er weinig.

Karel Dobbelaere, Luhmann en de analyse van de godsdienst: enkele denkpistes, in: “Rudi Laerman (red.), Sociale systemen bestaan, een kennismaking met het werk van Niklas Luhmann”, Acco Leuven/Amersfoort, 1997.

Arthur Luysterman, “Ik wens je vrede”, Davidsfonds Leuven, 1997, 197 blz.

Eric Vanden Berghe, “De gist en het deeg, over kritiek op de kerk”, Davidsfonds Leuven, 1997, 53 blz.

“Het christelijk geloof zal verder achteruitgaan in Vlaanderen.”

“We moeten de mensen blijven vragen om naar de kerk te komen.”

“Net nu heeft onze samenleving zo’n nood aan een ethisch reveil.”

“Achter al die kritiek zit een beetje een neurotische houding.”

Staf Nimmegeers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content