Judocoach Jean-Marie Dedecker over het Belgische doel op de komende Europese kampioenschappen : ?Winnen.? Zoals altijd.

DE EUROPESE KAMPIOENSCHAPPEN van Den Haag vallen in volle voorbereiding op de Olympische Spelen. Slecht dus. Enkele landen sturen niet eens hun beste atleten. En de Belgen ? Zij die een titel behalen, krijgen via sponsor Bacob een half miljoen frank. En sommigen moeten nog hun plaats voor Atlanta bevechten. Onder hen de broers Johan en Filip Laats, en Heidi Rakels, onze enige judomedaille van Barcelona ’92.

Het parcours van onze topjudoka’s : na de Europese kampioenschappen een korte vakantie in Lanzarote, veertien dagen Japan, veertien dagen Korea en ten slotte een week training samen met de Nederlanders, de Tsjechen en de Hongaren. Volgt Atlanta. ?En daarna moeten ze me een tijd met rust laten.? Hoe lang ? Eerst liet Jean-Marie Dedecker verstaan dat hij na de Olympische Spelen zou afhaken als nationale coach. Nu lijkt het erop dat hij wacht tot na de Europese kampioenschappen ’97. Die hebben plaats in Oostende, zijn geboortestad.

Dedecker. Net terug van een stage met de vrouwen in Cuba. Krokant verbrand. De vanzelfsprekendheid waarmee hij over mijn sport en mijn vedetten praat. Zijn gegrinnik als het over voetbal gaat (alle sneren in die richting zijn hieronder omwille van plaatsgebrek zo veel mogelijk weggelaten). En de voldoening die het hem geeft, zichzelf als een chagrijnige gek af te schilderen. Vijftien jaar nationaal coach. Je doet het voor een paar momenten van eeuwigheid.

Een half miljoen frank voor een Europese titel, dat was een paar jaar geleden al zo.

JEAN-MARIE DEDECKER : Het bedrag is nog niet verhoogd, nee. Niet mijn schuld. (Cynisch) Er is een loonstop van de regering. En je kan niet vergelijken met een sport die wekelijks een half miljoen kijkers trekt. Voetbal is entertainment, judo is sport. In die samenhang ben ik tevreden. Zeker omdat de judoka’s die aan de top staan, nu een sociaal statuut hebben. Ze staan ingeschreven als bedienden bij de federatie, het Bloso of het Olympisch Comité. Wat wij in 1987 voor Johan Laats en Harry Van Barneveld ingesteld hebben, is ondertussen geperfectioneerd en heeft navolging gekregen. En ik wil de basiswedde van de voetballer van Lokeren wel eens zien, ik denk dat wij rustig kunnen concurreren met vele clubs in eerste klasse.

Dat sociaal statuut is ook nodig, omdat ik vrees dat mijn sport op termijn verdwijnt. Je hebt nu het verschijnsel van de voetbalzenders. Alle sporten die geen hoge kijkdichtheid halen, moeten op termijn van het scherm. Geen kat is nu geïnteresseerd in mijn sport, ze zijn wel geïnteresseerd in mijn vedetten, in de schoonheid en de mondigheid van Gella Vandecaveye en Ulla Werbrouck. Mocht ik vragen welke specialiteit van worp Werbrouck heeft, niemand zou het kunnen zeggen.

Het judo heeft nog een hele weg af te leggen. Twee mannetjes in witte kimono, dat kan niet lang meer standhouden. Ik zie dat ze in Oostenrijk al in de clubkleuren vechten. En niemand raakt wijs uit het arbitragereglement. Het judo moet eenvoudiger en meer onderhoudend, terwijl er tegelijk niets verloren mag gaan van de pedagogische waarde. En ook de oosterse mystiek die errond hangt, moet blijven. De ethiek van de sport hoeft niet noodzakelijk te verdwijnen met de commercialisatie. Die ethiek is eigen aan het judo. Een sport waarin het toegelaten is mensen te wurgen of de arm te verdraaien tot de ander afklopt, kan alleen maar overleven als je het respect voor de tegenstander hoog in het vaandel voert.

Maar moet Martin Scorscese niet eerst een judofilm maken voor de sport echt doorbreekt ?

DEDECKER : Zolang we geen kampioen in de cinema hebben gehad, worden we inderdaad niet populair. Dat is niet mijn stelling, dat wordt gezegd door Mark Swain, de eerste Amerikaanse wereldkampioen. Vedetten maken een sport populair. Ingrid Berghmans heeft hier zeker voor tienduizend extra leden gezorgd. In het spoor van Van De Walle hebben zich vele kleine Robertjes aan de hand van hun papa gemeld.

Wat staat er tegenover dat sociaal statuut ? Wat moeten onze topjudoka’s in ruil presteren ?

DEDECKER : Trainen als de beesten. Tussen vier en zes uren per dag. Verder ook beschikbaar zijn voor het doen van stages. We zijn zo’n vier tot zes maanden weg per jaar. En zich voegen naar de wetten van de werkgever. Maar trainen is de belangrijkste tegenprestatie. En als chef-trainer bepaal ik het jaarprogramma, ja. Samen met mijn rechterhand, Alexander Jaskewitch. Ik lijk de afstraling van al het judosucces hier in persoonlijk bezit te hebben, maar natuurlijk zijn er heel wat mensen, jeugdtrainers ook, bij betrokken.

Werkt de federatie goed ?

DEDECKER : De federatie werkt goed. Het is zoals in een huwelijk, dat geeft ook tegenstellingen. Als ik praat over de contracten van onze atleten, is de judobond een pilootfederatie geweest. In die tijd ging het over onmogelijke dingen. Het is vaak koorddansen : dicht bij de judoka’s staan en de federatie dienen. En ik ben zelf geen makkelijk mens, met alle spanningen van dien. Ik hou sterk aan mijn principes. Je préfère de crever debout que de vivre à genoux.

Wat is het eerste principe ?

DEDECKER : Resultaat telt. En voorts : je moet eerlijk zijn tegenover je atleten. En om dat te zijn, moet je een zekere macht hebben. Het is in dit land met zijn gemeenschapsproblemen moeilijk genoeg. Het samen trainen vormt soms al een probleem, niet tussen de atleten zelf, maar omdat je die trainingen met twee verschillende gelden moet betalen. En voor elke Vlaming die je selecteert, eist de Waalse federatie een Waals atleet. Maar het lukt wel.

Is de tijd van het grote talent voorbij ?

DEDECKER : Talent wordt evenredig over heel de wereld geboren. De DDR heeft vroeger met zeventien miljoen inwoners de hele sportwereld op zijn kop gezet. Wij zijn met tien miljoen. En ze moeten ook eens ophouden te klagen over het gebrek aan inzet bij de jeugd. Hoe meer je zegt dat je ziek bent, hoe zieker je wordt. Zelfs neurologisch is dat bepaald. Toen ik in ’81 aan de slag ging, was er ook niets. Er was niet eens een nationale trainer. Er was één Robert Van De Walle, die een totaal afzonderlijk leven leidde naast de federatie, die aparte budgetten van het Olympisch Comité kreeg en die met de hele wereld in ruzie lag. Je moet niet klagen, je moet handelen. Dat zijn mijn woorden niet, het is Jan Wauters die dat gezegd heeft. En het is ook zo. De jeugd, de scholen, je kan het inderdaad niet veranderen, maar neem het toch maar in handen. Dat is ook één van mijn grootste ontgoochelingen na vijftien jaar werken in de topsport : de structuren op zich veranderen niet. Er zijn wel enkele idealisten. Ze kunnen van Carla Galle zeggen wat ze willen, maar ze heeft ervoor gezorgd dat vijftien toppers een beroepscontract hebben. Dat is op zich al schitterend. Wat Eddy De Smet in het Olympisch Comité aflegt, is prachtig. Dat zijn mensen met wie je op dezelfde lijn kan werken. De rest van de structuren interesseert me niet. Heel de maatschappij gaat maar met enkelingen vooruit, er is nooit een collectief dat nadenkt. Sport draait op één of andere chagrijnige gek zoals ik of zoals Stefan Obreno of zoals alle fanatieke atleten die zeggen : ik betaal die prijs om mijn doel te bereiken.

En lukt dat vijftien jaar later nog even fris ?

DEDECKER : Ik heb het jongste jaar last van metaalmoeheid. Je zit met de stress om te blijven presteren. En we zijn gedoemd om te presteren. Alleen de gouden medaille telt, we zijn verwend door onze eigen resultaten. Je hebt als trainer twee zekerheden : je wordt ontslagen en je sterft. Je bent hoe dan ook afhankelijk van resultaten. En ondertussen word je een hoge boom. Het is plezant om hoge bomen door te zagen of aan de takken te friemelen. Ik heb 124 medailles behaald, op Olympische Spelen, wereldkampioenschappen en Europese kampioenschappen. Ik praat nog niet over de toernooien. Wat voor zin heeft het dan om nog iets te bewijzen ? Je moet zelf gemotiveerd blijven en die motivatie op je atleten overdragen. Het feit alleen al dat ik laatst de mogelijkheid geopperd heb om na Atlanta te stoppen, is bijna voldoende geweest om de zaak in mekaar te laten stuiken. Atleten begonnen zich vragen te stellen. Net als een kind dat naar de examens moet en te horen krijgt : mama en papa gaan scheiden, één keer de examens achter de rug liggen. Ik heb daarin een fout gemaakt. We gaan nu honderd procent door.

Zegt u nu.

DEDECKER : Andere woorden krijg ik niet uit mijn mond. Als ik, als sportieve anarchist, mijn oren laat hangen, heeft dat invloed op de mensen. Dat heb ik ondervonden. En dat kan ik mij tegenover hen niet permitteren. Ik heb mij geëngageerd, ik heb gevochten voor een sociaaal statuut, voor sponsoring. Ik heb jongens overtuigd om te investeren in hun sport. De familie Laats heeft vijftien jaar aan het judo opgeofferd, ik beschouw het dan als een plicht om hen te begeleiden om mijn kroon over te nemen. Daar hebben ze recht op. Ik heb een generatie die afhaakt : na Atlanta of na de Europese kampioenschappen volgend jaar in Oostende. Misschien wordt dat de ultieme datum, Oostende ’97. Harry Van Barneveld en Johan Laats zijn dan 30 jaar, Filip Laats is nu 34.

U bent ook heel jong als coach begonnen.

DEDECKER : Ik was 29 jaar. Maar ik heb geluk gehad. Ik had Ingrid Berghmans. Toeval, ik wou de vrouwen niet eens trainen, dat was mij te min. Ik was een onnozele macho toen. Maar de federatie vroeg mij om Ingrid te begeleiden op het wereldkampioenschap ’83 in Wenen. En dat heeft ontzettend geklikt, Ingrid werd meteen dubbele wereldkampioen. Dan kan je niet meer stuk.

Zat er ook een snuifje opportunisme aan vast ? De berekening : hier moet ik bij blijven ?

DEDECKER : Absoluut niet. Ik heb geen atleet nodig om te leven. Na het wereldkampioenschap ’93 heb ik Ulla Werbrouck gezegd : zo niet meer of zonder mij. Je kan niet het slachtoffer van je atleten zijn.

Ik heb in de voorbije vijftien jaar een groep gevormd met een bepaalde mentaliteit en subcultuur. Eerlijkheid maakt daar deel van uit. Op training in Cuba leefden wij samen. Tot het slapen op dezelfde kamer toe. We huichelen niet over relaties, we kennen mekaar door en door. Van Barneveld slaapt per jaar meer bij Johan Laats dan in zijn eigen bed. Als je niet kan leven in zo’n verband, geef je het op. Er zijn ook prettige momenten. Onmiddellijk na de Europese kampioenschappen gaan we vier, vijf dagen samen vakantie nemen in Lanzarote. Stoom afblazen zonder aan judo te denken. Dat is ook de bende van Dedecker.

Die aanpak kan toch niet even succesvol zijn voor iedereen ? Topsporters hebben individuele accenten nodig.

DEDECKER : Bij sommige atleten lig je beter dan bij andere, dat is logisch. Mijn verhouding met Heidi Rakels is nu goed tot zeer goed, waar het een heel moeilijk begin geweest is. Eigenlijk vraagt elke judoka om een persoonlijke aanpak : in zijn opwarming, zijn systeem, zijn ritueel. Maar iedereen moet ook functioneren in de groep. Dat levert spanningen op. Het is al moeilijk in een gezin met twee mensen en die zijn dan nog verliefd op mekaar, meestal. Hoe moeilijk is het dan niet met vijftien strebers die allemaal wereldkampioen willen worden ? Want dat is het minimum dat ik vraag : wereldkampioen worden.

En is er binnen de groep een verschil in de aanpak van mannen en vrouwen ?

DEDECKER : Nee, één van de successen van het Belgische vrouwenjudo is dat de meisjes dezelfde benadering krijgen als de jongens. Zelfde stages, zelfde trainingsprogramma’s. Wij waren het eerste land dat zoiets deed. Met de nodige navolging achteraf, ze trainen nu overal zo. Alleen in Japan niet, dat houdt aan zijn tradities vast.

Hoe slaagt u erin om een trainingskamp in Havana te beleggen en daar de voorbereiding te doen samen met uw belangrijkste tegenstanders ?

DEDECKER : Als je Ingrid Berghmans getraind hebt en je de uitstraling van een samenwerking met Van De Walle hebt, ligt de wereld aan je voeten. De Cubanen zijn gelukkig dat we komen. Ik ken hun trainer al jaren, we staan samen aan de rand van de mat, vijf minuten lang zijn we vijanden van mekaar, maar achteraf gaan we potten pakken en praten over trainingssystemen. Ik heb nu weer pakken wetenschappelijk werk van ginder meegebracht. Ik heb zelfs hun eigen trainingsschema’s gekregen. (Laat Spaanstalige overzichten zien.) Ik heb niets uitgevonden, je moet er gewoon als de kippen bij zijn als er wat nieuws verschijnt. Maar we zijn ook voorlopers. Johan en Filip Laats hebben judo uitgevonden, hebben compleet nieuwe worpen gecreëerd. Er bestaat zoiets als een Laats-worp, ja. We zijn bescheiden. Veel te. Het omgekeerde is ook waar. Ik ben in Azerbeidzjan geweest, omdat ze daar een vorm van worstelen hebben die effectief voor het judo kan zijn. Cuba heeft speciale krachtuithoudingstraining. En zelf geven we jaarlijks ook een internationale stage waar twintig landen komen kijken.

Zal Jean-Marie Dedecker, als hij één keer opstapt, onthouden worden ?

DEDECKER : Alleen scheppende mensen blijven voortleven. Vincent Van Gogh. Schrijvers. Je kan president van Amerika geweest zijn, maar met uitzondering van Lincoln misschien, zal je niet onthouden worden. En macht heeft er niets mee te maken. Machthebbers blijven niet in de herinnering, tenzij ze miljoenen mensen vermoord hebben. Hoe heette de trainer van Carl Lewis ? En van Ben Johnson ?

Hetzelfde geldt voor het aantal medailles in een toernooi. Geen mens, tenzij hier en daar een specialist, die het onthouden kan.

DEDECKER : Alleen de uitstraling van het moment telt. En achteraf nog een beetje nagenieten als je thuis bent, en van hot naar her gesleept worden tot je het beu bent. Om het brutaal uit te drukken : klaarkomen is heel belangrijk. En ook die grens ga je verleggen. Ik herinner mij onze eerste medaille, op de British Open. Dat is nu een B-toernooi. We dronken champagne. Nu drinken we alleen champagne als iemand Europees kampioen wordt, tweede is een mislukking. Ik zat in zak en as vorig jaar in Tokyo, omdat Werbrouck maar tweede was op het wereldkampioenschap. Dat is totaal verkeerd geweest, ten opzichte van dat meisje, bedoel ik.

Wat is trouwens de specialiteit van Werbrouck bij het werpen ?

DEDECKER : Uchi-mata.

En hoe schrijf je dat ?

Piet Cosemans

Jean-Marie Dedecker kijkt toe, voor hem staat Harry Van Barneveld : gedoemd om te presteren.

De meisjes krijgen dezelfde benadering als de jongens. Dat maakte mee het succes van, bijvoorbeeld, Ulla Werbrouck.

Johan Laats. Er bestaat zoiets als een Laats-worp, ja.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content