Op 11 maart legt Chris Van den Wyngaert de eed af als permanent rechter bij het Internationaal Strafhof in Den Haag. Dat hof oordeelt over de zwaarste feiten: misdaden tegen de menselijkheid en genocide. ‘Ik heb geleerd dat er in elke oorlog altijd twee kampen zijn.’

Wie zich afvraagt waar haar engagement vandaan komt, hoeft niet ver te zoeken. In een hoek van haar werkkamer in het International Criminal Tribunal for the Former Yugoslavia (ICTY) in Den Haag hangt de ingelijste aankondiging van een folk- en protestavond uit 1967. De tijd toen Chris Van den Wyngaert met haar liedjes en haar gitaar op podia stond met Ferre Grignard en Wannes van de Velde. ‘Ik ben een kind van mijn tijd’, zegt ze. ‘De verontwaardiging over de oorlog in Vietnam bepaalde mee de keuzes die ik heb gemaakt. Een van de mooiste momenten van mijn carrière was, toen ik in 1999 werd aangezocht om de Chileense dictator Augusto Pinochet te verdedigen. Een actie van de Spaanse rechter Baltasar Garzon maakte dat hij niet meer weg kon uit Londen, waar hij voor een medische behandeling naartoe was gereisd. Mijn doctoraat handelde over de uitlevering van politieke delinquenten. Ik was dé expert die zijn advocatenteam zocht. Het was een fantastisch moment om te kunnen zeggen: dat doe ik niet.’

Chris Van den Wyngaert verhuist binnenkort van de ene kant van Den Haag naar de andere, van het Joegoslaviëtribunaal naar het Internationaal Strafhof (International Criminal Court (ICC)). Op de dag dat Barack Obama in Washington de eed aflegde als de nieuwe president van de Verenigde Staten, werd ze in New York door de staten die partij zijn in het Statuut van Rome als een van de zes nieuwe permanente rechters van het hof verkozen. Het Statuut van Rome uit 1998 legde de basis van het Internationaal Strafhof en is ondertussen door 108 landen geratificeerd. Het Strafhof werd opgericht om oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide te vervolgen. Het opende enkele weken geleden de debatten in zijn eerste zaak: het proces tegen de Congolese militieleider Thomas Lubanga die wordt vervolgd voor het inzetten van kindsoldaten.

Het valt op dat vier van de nieuwe, permanente rechters die op 11 maart in Den Haag de eed afleggen vrouwen zijn. Toeval? ‘Ja en nee’, zucht Van den Wyngaert. ‘Het Statuut van Rome zegt dat er een evenwicht moet zijn tussen mannen en vrouwen, maar ook tussen bijvoorbeeld continenten en rechtssystemen. Dat is nieuw. Andere internationale rechtbanken, waarin ik heb gefunctioneerd, kennen geen bescherming voor vrouwelijke kandidaten. Landen speelden daar ook op in: ze droegen meer vrouwelijke kandidaten voor omdat ze dachten dat die meer kans maakten. Ik hoop dat ik niet werd verkozen omdat ik een vrouw ben.’

Chris Van den Wyngaert verwierf renommee als hoogleraar internationaal strafrecht aan de Universiteit Antwerpen. In 2000 werd ze door de Belgische regering gevraagd om als ad-hocrechter te zetelen in de zaak die de Congolese staat voor het Internationaal Gerechtshof begon tegen België. Op het hoogtepunt van de fameuze Belgische genocidewet werd in Brussel een arrestatiebevel uitgeschreven tegen de Congolese minister van Buitenlandse Zaken Abdoulaye Yerodia omdat die zou hebben aangezet tot de moord op Tutsi’s in Kinshasa. Congo bracht de zaak voor het Internationaal Gerechtshof (International Court of Justice (ICJ)), dat geschillen tussen staten beslecht. ‘Het was een fantastische ervaring. België had geen rechter in het Internationaal Gerechtshof, en dus had het recht op een ad-hocrechter voor die zaak. Het was mijn eerste stap in de wereld van de internationale rechtspraak. Daarna werd ik eerst tijdelijk en vervolgens permanent rechter bij het Joegoslaviëtribunaal en straks dus bij het Internationaal Strafhof. Ik zal dan de enige zijn die in de drie internationale rechtbanken in Den Haag heeft gezeteld.’

Staat het Internationaal Strafhof aan de top van de internationale rechtspraak?

CHRIS VAN DEN WYNGAERT: Het Internationaal Strafhof is een jonge rechtbank. Ze bestaat nog maar zes jaar. Het Belgische Hof van Cassatie is 175 jaar oud. Het heeft 175 jaar rechtspraak opgebouwd, terwijl het ICC net aan zijn eerste zaak is begonnen. Ik kijk er met plezier naar uit, omdat veel nog kan groeien. In de jaren tachtig schreven we ooit met een aantal jonge academici in Syracuse aan een tekst, die de basis kon vormen voor een internationaal strafhof. Een oefening. Niemand die dacht dat het er ooit van zou komen. Maar na de val van de Muur in Berlijn ging het plotseling allemaal snel. En tijdens het conflict in de Balkan was er ook politieke bereidheid. Het kwam goed uit, dat er een blauwdruk lag van jonge experts, die ondertussen niet meer zo jong waren.

Het waren uiteindelijk geen parels voor de zwijnen gebleken?

VAN DEN WYNGAERT: Een vergelijkbaar verhaal overkwam me met een andere groep experts, die door de Europese Unie was aangezocht om een manier te bedenken om Europese fraude aan te pakken. We schreven een blauwdruk over een Europees openbaar ministerie. Dat voorstel is ondertussen overgenomen in het Verdrag van Lissabon. Toen Valéry Giscard d’Estaing, Jean-Luc Dehaene en Giuliano Amato bijeen zaten in de Europese Conventie, ben ik het idee op een hoorzitting gaan verdedigen. Ik vond het altijd leuk om op een crea-tieve manier met recht om te gaan.

Moet het Internationaal Strafhof het sluitstuk worden van de internationale instellingen, zoals die nu bestaan?

VAN DEN WYNGAERT: Dat kunnen we op dit moment slechts hopen. Het is in de eerste plaats de bedoeling dat het de tegenhanger wordt van het Internationaal Gerechtshof. Dat hof beslecht, zoals gezegd, geschillen tussen staten. Het Strafhof wordt nog niet erkend door grote landen zoals de Verenigde Staten, China en Rusland. Het kampt nog met groeipijn. Anderzijds aanvaarden ook niet alle landen op dezelfde manier de bevoegdheid van het Internationaal Gerechtshof, en dat is dan toch een instelling van de Verenigde Naties. Ik herinner me dat Servië na de oorlog in Kosovo een zaak begon tegen de lidstaten van de NAVO. België zat in de beklaagdenbank, maar de VS niet. Ook voor dat hof geldt dus dat het niet universeel door iedereen op dezelfde manier wordt erkend.

Wat het ICC betreft, hopen we dat de Amerikanen met het aantreden van Barack Obama alvast hun obstructiepolitiek laten varen. Washington is niet alleen geen verdragspartij, het werkte het hof onder het vorige presidentschap ook actief tegen. Landen die met het hof wilden samenwerken, werden zwaar onder druk gezet. Het is daarom van belang dat het ICC zijn kwaliteit nu bewijst.

Wat is beter: een tijdelijke internationale rechtbank of een permanente instelling?

VAN DEN WYNGAERT: Ik verkies een permanente internationale rechtbank, die ervaring kan opbouwen. Bovendien kosten tijdelijke rechtbanken enorm veel geld. Er is nu het tribunaal voor Sierra Leone. Het Hariritribunaal ging vorige week aan de slag. Er wordt aan een geïnternationaliseerde rechtbank voor Kenia gedacht. Ik vind dat jammer. Die geschillen kunnen voor het ICC worden gebracht.

Begrijpt u dat sommigen de voorkeur geven aan een gemengde formule: een proces dat lokaal wordt gevoerd, maar onder internationaal toezicht en met de inbreng van internationale elementen?

VAN DEN WYNGAERT: De gemengde rechtbank in Cambodja kampt met grote problemen. In Sierra Leone werkt het systeem naar behoren, maar dictator Charles Taylor staat om veiligheidsredenen toch in Den Haag terecht. Tegelijk laat het statuut van het ICC toe dat procedures ter plaatse worden gevoerd. De zaak tegen Thomas Lubanga speelt zich af in de Congolese regio Ituri. Als het ICC ter plaatse kon zetelen, zou dat beter zijn voor de slachtoffers en voor de getuigen, die dan niet allemaal naar Den Haag overgevlogen hoeven te worden. Er is ook aan Congo voorgesteld, dat het proces ter plaatse zou worden gevoerd. Maar Kinshasa vond dat geen goed idee. Het kon de veiligheid van de rechtbank niet garanderen.

Zou u ervoor pleiten om lokaal te zetelen?

VAN DEN WYNGAERT: Als de veiligheid het toelaat, zal ik dat zeker doen. Maar neem nu het Hariritribunaal, dat de moord op de voormalige Libanese premier Rafik Hariri moet onderzoeken. De veiligheidsvoorzorgen gaan zover dat de rechters zelfs de eed in het geheim hebben afgelegd. Die rechtbank is trouwens geen goed voorbeeld. Ze is zogezegd geïnternationaliseerd, de zaak speelt tegen een brede achtergrond, maar toch wordt alleen het Libanese recht toegepast. Haar bevoegdheid is ook uiterst beperkt. Wij bekijken de medaille hier bij het Joegoslaviëtribunaal altijd van twee kanten. De Krajina is een streek in Kroatië, die eerst door de Serviërs etnisch werd gezuiverd. Voor die misdaad zijn in Den Haag mensen veroordeeld. Daarna zijn de Kroaten gekomen, en die hebben op hun beurt de Serviërs verdreven. Daarvoor staat nu een Kroatische generaal terecht. Wij werken aan de twee kanten van hetzelfde conflict. Wat niet wil zeggen dat er geen andere formules mogelijk zijn.

Rechtssocioloog Luc Huyse is een grote voorstander van de Zuid-Afrikaanse waarheidscommissie, die na het einde van de apartheid werd geïnstalleerd. Die wou de geschiedenis optekenen en tegelijk voor verzoening zorgen in de samenleving.

VAN DEN WYNGAERT: Dat is waar, maar dan gaat het over meer dan alleen over justitie. Dan gaat het om iets wat een complement kan zijn bij de strafvervolging. Wij kunnen de geschiedenis niet schrijven. Wij kunnen geen verzoening tot stand brengen. We kunnen alleen elementen aanreiken. Om het bredere beeld te krijgen, heb je een waarheidscommissie nodig.

Om tot permanent rechter te worden verkozen, moest u uw kandidatuur persoonlijk in New York verdedigen. Hoe viel dat mee?

VAN DEN WYNGAERT: Er werd me snel duidelijk gemaakt, dat je geen kans maakt als je niet zelf in New York gaat lobbyen. Je komt in een gigantisch internationaal wafelijzer terecht. Eigenlijk zou alleen je curriculum mogen tellen, maar zo werkt het niet. Het is zaak van goed onderhandelen: als jullie voor onze kandidaat stemmen, dan stemmen wij voor jullie kandidaat voor een ander mandaat. Ik ben ook laat begonnen: toen ik in oktober een eerste keer in New York was, bleek dat andere kandidaten al twee jaar met hun campagne bezig waren. Ik hoorde ook altijd hetzelfde als ik met mensen sprak: ze waren onder de indruk van mijn cv en van mijn ervaring, maar ze hadden al afspraken gemaakt.

Toch is het gelukt.

VAN DEN WYNGAERT: Ja, en dat is een geweldige overwinning van de Belgische diplomatie. Toen wij in dat internationale kegelspel binnenkwamen, waren alle plaatsen al min of meer uitgedeeld. Na vijf spannende stemrondes was ik er toch bij.

U bedankt daarvoor de diplomaten, maar die waren op zeker ogenblik niet zeer gelukkig met een tussenkomst die u hield?

VAN DEN WYNGAERT: In november waren de landen die partij zijn in het verdrag in assemblee bijeen in Den Haag. Er was een podium, waarop de kandidaat-rechters hun kandidatuur konden toelichten. Toen ik van dat podium kwam, waren sommige delegaties razend. Waar ging het om? Vandaag bestaat de tendens om in de procedure een grotere plaats te willen inruimen voor slachtoffers. Ik vind dat men daarin niet te ver mag gaan, en ik had dat ook met zoveel woorden gezegd. Slachtoffers moeten met waardigheid worden behandeld. Maar het gaat mij een brug te ver om ze in de procedure echt een actieve rol te laten spelen. Het ICC moet de strijd aanbinden met de straffeloosheid. Het moet mensen vervolgen en veroordelen als ze schuldig zijn. Strafrechtbanken zijn geen waarheidscommissies, die in de eerste plaats een forum bieden aan de slachtoffers. Mijn ervaring bij het Joegoslaviëtribunaal heeft me geleerd dat er in elke oorlog twee kampen zijn. Wie een slachtoffer is in één proces, kan in een ander proces aan de andere kant staan.

Staat te veel emotie de sereniteit van het debat in de weg?

VAN DEN WYNGAERT: Er is op dat vlak internationaal ook vooruitgang geboekt. Het Joegoslaviëtribunaal kan geen verbeurdverklaringen uitspreken. Als Slobodan Milosevic (Servische leider, nvdr) schuldig was bevonden, konden we geen beslag leggen op zijn geld om de slachtoffers te vergoeden. Het ICC kan dat wel, en dat is een fantastische verbetering. Maar ik vind dat de rol van de slachtoffers op het proces zelf beperkt moet zijn. Dat heb ik toen gezegd, en daar waren enkele delegaties niet gelukkig mee. Je ziet dan meteen dat andere kandidaten daarna de nadruk leggen op slachtofferrechten.

In een gesprek met Knack zei u enkele jaren geleden: ‘Wij voeren geen politieke processen.’ Waarom is het belangrijk om dat duidelijk te zeggen?

VAN DEN WYNGAERT: Er staan mensen terecht die daden hebben gesteld om politieke doelen te bereiken. Vanuit dat perspectief zijn het politieke misdaden. Maar het gaat ons niet om de politieke doelen, het gaat ons om de daden die zijn gesteld. Er wordt vaak zoiets als ‘het nationale belang’ ingeroepen, als een hoogste goed om misdaden te rechtvaardigen. Denk ook aan George W. Bush en hoe het folteren van gevangenen werd gedoogd en gerechtvaardigd op grond van de heilige oorlog tegen het terrorisme. De essentie van internationaal humanitair recht is dat het blind is ten aanzien van de doelen en alleen naar de daden kijkt.

Het Internationaal Strafhof werkt vaak in conflicten die nog aan de gang zijn. Hoe moeilijk is dat?

VAN DEN WYNGAERT: Dat is heel moeilijk. Maar uiteindelijk werkte het Joegoslaviëtribunaal ook al terwijl de oorlog in Bosnië nog volop aan de gang was. Het verschil is dat het ICC niet boven de landen staat. Het is een vrijwillige samenwerking van landen. Het Joegoslaviëtribunaal is een instelling van de Veiligheidsraad. De procureurs Carla Del Ponte en Serge Brammertz konden eisen dat hun onderzoekers toegang kregen tot het grondgebied of dat hen bepaalde bewijzen werden overgelegd. Er hingen altijd sancties van de Veiligheidsraad in de lucht. Economische druk van de Europese Unie is ook efficiënt. Het heeft lang geduurd, maar uiteindelijk kregen we Radovan Karadzic (leider van de Bosnische Serviërs, nvdr) toch te pakken.

Het mandaat van het Joegoslaviëtribunaal loopt af. Kan er al een balans worden opgemaakt?

VAN DEN WYNGAERT: Het mandaat loopt normaal gesproken eind 2009 af, maar het is nu al duidelijk dat niet alle zaken eind dit jaar zullen zijn afgerond. Er zijn dan nog de hogere beroepen. Maar het tribunaal heeft in ieder geval gedaan wat het moest doen. Het is de eerste keer sinds de processen van Neurenberg dat een internationale strafrechtspraak in een moderne vorm in de praktijk is gebracht. Er is een progressieve rechtspraak ontwikkeld.

Was het tribunaal ook baanbrekend?

VAN DEN WYNGAERT: Het was in 1949 met de conventies van het Rode Kruis al de bedoeling om de regels van het humanitaire recht ook op burgeroorlogen toe te passen. Dat botste toen op het verzet van de grootmachten. Met het Joegoslaviëtribunaal is daarin verandering gekomen, en dat is een aardverschuiving. Het tribunaal heeft ook een aantal concepten ontwikkeld, die het mogelijk maken om ook mensen voor de rechter te brengen die achter de schermen blijven of die de politieke architecten van een genocide of van misdaden tegen de menselijkheid kunnen worden genoemd zonder dat ze zelf hun handen vuil maken. Op die concepten bouwt het ICC nu verder.

Het tribunaal heeft natuurlijk ook fouten gemaakt. In de zaak tegen Slobodan Milosevic was iedereen het er, bijvoorbeeld, over eens dat de aanklacht te groot was. Het proces was niet meer beheersbaar. Daar zijn lessen uit getrokken. Aanklachten zijn sindsdien beperkter en meer gestroomlijnd. De eerste processen wilden eigenlijk bijna zoals waarheidscommissies werken. Ze wilden alles bewijzen, en dat is gewoon niet mogelijk.

De Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens was eind vorig jaar precies zestig jaar oud. Hoe hebt u die verjaardag gevierd?

VAN DEN WYNGAERT: In Brussel, op een bijeenkomst van de Vereniging voor de Verenigde Naties, samen met onder meer Marc Bossuyt en Karel De Gucht. Mensenrechten waren al een deel geworden van de internationale politiek. Het Internationaal Strafhof zorgt sinds enkele jaren voor een extra dimensie. Vroeger beschermde de Universele Verklaring mensen tegen hun staat, door die eventueel met de vinger te wijzen. Nu kunnen er ook straffen worden uitgesproken. Dat is een wezenlijke verbetering. Nu kunnen we echt aan het werk. En werk is er genoeg. Eleanor Roosevelt zei al dat opkomen voor de mensenrechten voldoening geeft, maar dat het ook een plicht is waaraan nooit helemaal is voldaan.

DOOR HUBERT VAN HUMBEECK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content