Stijn Tormans

Zijn dood, al dertig jaar heel voorspelbaar, was vorige week groot nieuws. In de kranten werd hij ‘de Brel van het Noorden’ genoemd. En ook wel: ‘een van de allergrootsten van het Nederlandse chanson’. Dat hij de laatste dertig jaar geen enkel lied van betekenis meer gemaakt had, werd wijselijk verzwegen. Zijn hoofd vertoefde al jaren elders: in het café, in een of andere sekte, en meestal ergens God-weet-waar. De man, ooit de branieschopper van Amsterdam, zat nu met wollen pantoffels urenlang door het raam van een anoniem rusthuis in Amsterdam te staren. Zijn lotgenoten noemden hem Ramses De Zwijger. Misschien was het zijn eigen schuld. Had hij in zijn boerenjaren maar moeten beslissen om eeuwig mooi te blijven. Alleen de goeien sterven jong: het heeft er lang naar uitgezien dat hij het spreekwoord helemaal zou waarmaken. Hij leefde er in elk geval naar. Maar niet dus. Vorige week zei zijn oud-pianist Louis van Dijck: ‘Het is nooit leuk om iemand vernield te zien. Maar in het geval van Ramses is dat toch anders. De vernieling was een deel van zijn persoonlijkheid.’

De feiten zijn bekend. Shaffy werd in 1933 geboren, in een voorstad van Parijs uit een Egyptische diplomaat en een Pools-Russische gravin. Op zijn zesde werd hij op de trein naar Nederland gezet. Hij groeide er op in een pleeggezin. Maakte daarna veel lawaai op de Toneelschool, maar behaalde nooit een diploma. Shaffy was te mateloos, toen al. Hij werd acteur bij de Nederlandse Comedie, maar wou meer. In 1964 richtte hij de groep Shaffy Cantate op, met onder meer Liesbeth List en zijn grote liefde Joop Admiraal. Maar vooral Shaffy maakte een onuitwisbare indruk op iedereen die erbij stond. Later zong hij zichzelf de eeuwigheid in. Met Sammy en Pastorale, dat spreekt. Maar ook met ’t Is Stil in Amsterdam, Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder, We zullen doorgaan en zijn lijflied Laat me. Ramses was in die dagen God in Amsterdam (en ver daarbuiten). Een homo van 1,85 meter op wie alle vrouwen verliefd waren (en ze dachten allemaal dat ze hem konden bekeren). Niet alleen om wat hij zong en hoe, maar ook omdat hij boven elke wet verheven leek. Shaffy had mateloosheid tot levenskunst verheven.

Waarom hij dronk, heeft hij nooit verteld. Het had niets te maken met een zekere mal-de-vie, beweerde hij. ‘Hoewel,’ voegde hij eraan toe, ‘er bestaan eigenlijk maar twee soorten mensen. Kwetsbare mensen en niet-kwetsbare mensen.’ Hij behoorde onmiskenbaar tot de eerste soort.

De laatste twintig jaar won de artiest het nog een paar keer van de drank. De eerste keer begin jaren negentig, toen hij op onnavolgbare wijze Don Quichot speelde in De man van La Mancha van Het Ballet Van Vlaanderen. De tweede keer in 2005, toen hij zijn oude kraker Laat me samen met de jonge band Alderliefste en oude liefde List weer de hitlijsten in zong.

Vorig jaar stond de oude reus op Nekkanacht. Hij moest het podium van het Sportpaleis op gedragen worden, wist waarschijnlijk zelfs niet eens in welke stad hij was. Tot hij zijn keel openzette: de stem van Ramses De Kwetsbare bleek, in het aanschijn van de dood, nog intact. Toen wisten we het zeker: af en toe sterft een goeie oud. Voor de rest is het nu stil in Amsterdam (en ver daarbuiten).

Stijn Tormans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content