‘Het is algemeen bekend: ik ben een geduchte vrouwenhater, een vreselijke racist en een abominabele antisemiet’, verklaarde de geestelijke vader van Kuifje in 1977 ironisch in het Franse tijdschrift Minuit. Met de herhaalde beschuldigingen van discriminatie tegenover zwarten, vrouwen en Joden stond hij alleszins niet alleen. Charles Dickens, Jules Verne en Mark Twain ondergingen hetzelfde lot.

Twee jaar geleden nog stak kritiek op dat Hergé neerbuigend doet over zwarten in Kuifje in Afrika. In het Verenigd Koninkrijk en de VS werd het album in een aantal boekhandels naar de volwassenenafdeling verhuisd.

Maar de tekenaar kreeg ook al tijdens zijn leven veel ideologische kritiek te verduren. In De geheimzinnige ster, tijdens de Tweede Wereldoorlog verschenen in de door de Duitse bezetter gecontroleerde kranten Le Soir en Het Laatste Nieuws, zou Hergé de Amerikaanse bankier Blumenstein te veel hebben doen gelijken op het stereotiepe beeld dat de anti-Joodse propaganda verspreidde. Zelfs Kuifjes aartsvijand Rastapopoulos past in dat plaatje, als het type van de onbetrouwbare vreemdeling. Hij laat nog eens van zich spreken in Vlucht 714, waar ook voor personages als Krollspell (Brussels voor krulspeld) en Carreidas Joodse burgers model zouden hebben gestaan.

Hergé plaatst zich daarmee in het rijtje van klassieke schrijvers die op een bepaald moment als jeugdbedervers zijn gebrandmerkt, en dat waren niet meteen de minste. In Oliver Twist voert Charles Dickens het personage Fagin op, een karikatuur van een groteske en gemene Jood zoals er in de Engelse literatuur een heleboel te vinden zijn. De auteurs beroepen zich daarbij allemaal op het archetype dat Shakespeare op toneel plaatste: Shylock, de vrekkige wrede woekeraar uit De koopman van Venetië, die van zijn schuldenaar een pond mensenvlees eist.

Was Dickens, voor wie Hergé van jongs af aan oprechte bewondering koesterde, een antisemiet? Niet meer dan zijn tijdgenoten. Dickens was een auteur die zijn publiek gaf waar het om vroeg. Dat had Dickens al op de Engelse krant geleerd waar hij als reporter was begonnen. De stelregel luidde er: het publiek hoeft niet bij het handje te worden genomen, de lezers zullen de krant wel brengen waar ze die willen hebben.

G.K. Chesterton beschrijft later in een van zijn Father Brown-verhalen dat een eindredacteur van een dagblad er een dagtaak aan had om uit de teksten van de redacteurs niet alleen de spelfouten te halen maar ook de antisemitische opmerkingen waarvan hij op voorhand wist dat het blad er last mee ging krijgen. Chesterton was wel de laatste om met die gevoeligheden rekening te houden. Dickens was daar dan weer erg soepel in. De wensen van zijn lezers waren hem heilig.

Toen hij veel later klachten kreeg over de nadruk op Fagins Jood zijn – in de eerste 38 hoofdstukken van Oliver Twist refereert Dickens 257 keer aan ’the Jew’ en gebruikt hij slechts 42 keer de naam Fagin of de aanduiding ’the old man’ – beloofde Dickens dat hij dat in een volgend boek ruimschoots goed zou maken. En ja hoor, in 1864 begon de publicatie van Our Mutual Friend, waarin het personage Riah wordt opgevoerd, een Joodse burger die overloopt van goedheid, een nobel karakter dat zich inzet om vrouwen uit de lagere klassen aan een job te helpen in Joodse fabrieken en ateliers. Een van de geholpen jonge dames laat Dickens uitroepen ‘I think there cannot be kinder people in the world’. Sommigen stellen dan weer dat er in de literatuurgeschiedenis geen grotere karikatuur van de Jood is neergezet dan de wilde weldoener Riah, omdat het er allemaal zo dik op ligt. In zijn laatste lezingentournee in Amerika heeft Dickens ook Fagin van zijn stereotypen ontdaan.

Een heel wat minder soepele houding nam Jules Verne (1828-1905) aan. Hij mag zich een meester hebben betoond in het aanwenden van de verfijnde subjonctif, Verne is de meest boertige antisemiet die in de Franse literatuur rondloopt. Hergé heeft trouwens herhaaldelijk laten verstaan dat Verne nooit tot zijn lievelingsauteurs heeft behoord. Verne verbluft zijn lezertjes graag met technische stunts die altijd machtig en groots zijn en zijn helden zijn kampioenen en recordhouders. Bij Hergé gaat het er haast altijd huiselijk en knus aan toe, zelfs al zitten zijn personages op een raket naar de maan. Kuifje daalt met een gezellig duikbootje af naar het diepste van de oceaan in plaats van met Vernes machtig uitgebouwde Nautilus.

De man die toch invloeden van Verne in Hergés oeuvre heeft doen binnensluipen, is Jacques Van Melkebeke. Op een bepaald moment kreeg Hergé te horen dat Le Soir Jeunesse zou worden afgeschaft: de Duitse bezetter was niet meer bereid daarvoor voldoende papier ter beschikking te stellen. Voortaan stond Kuifje niet langer wekelijks in een jeugdbijlage, maar dagelijks in de krant. Daarmee stond Hergé voor de opgave om praktisch elke 24 uur een nieuwe strip klaar te hebben. Bovendien had hij er na De geheimzinnige ster genoeg van om zich met zijn verhaal aan de ideologische lijn van de krant te binden. Hij gooide zich dus op het klassieke, pure en ongeëngageerde kinderverhaal. Daarvoor kon hij een beroep doen op l’ami Jacques, die trouwens in de klassieken thuis was. Van Melkebeke kende het oeuvre van Jules Verne als geen ander.

Het staat buiten kijf dat de invloed van Verne van zijn hand is. Opmerkelijk is dat precies uit Vernes sterkst antisemitische roman, Hector Servadac. Voyages et Aventures à travers le monde solaire, Hergés professor Zonnebloem is voortgekomen, andere beweringen over de herkomst van de geleerde uit Kuifje ten spijt. De ondertitel van Vernes roman spreekt boekdelen. Zonnebloem, Tournesol in het Frans, wordt voor het eerst opgevoerd in 1943, een scharniermoment in de oorlog, toen Hergé in de bezettingskrant Het Geheim van de Eenhoorn liet verschijnen. In Hector Servadac heet de professor Palmyrin Rosette. Ook Tournesol krijgt een ouderwetse voornaam: Tryphon. Het is echter vooral de manier waarop de illustrator van Vernes boek de geleerde heeft uitgebeeld die tot de verbeelding is gaan spreken, niet alleen tot die van Van Melkebeke trouwens. Dezelfde figuur kom je ook tegen op de doeken van Paul Delvaux.

Het meest omstreden personage uit Hector Servadac is echter de gemene Isaac Hakhabut, die door Verne met alle zonden van Israël wordt beladen: ‘Klein, ziekelijk, met levendige maar valse ogen, een gebochelde neus, een geelachtig baardje, ongekamde haren, grote voeten, lange en kromme vingers, vormde hij het zo bekende type van de sjacheraar, kruiperig en harteloos. Een dergelijk wezen moest door het geld worden aangetrokken, als het ijzer door een magneet en als het die Shylock gelukt was zich door zijn schuldenaar te laten betalen zou hij zeker het vlees weer in het klein hebben doorverkocht.’

Vernes uitgever Jules Hetzel, die zelf Joods was, ontving een brief van de Parijse opperrabbijn Zadoc Kahn: ‘Ik heb met grote droefheid het jongste nummer gelezen van Magasin d’Education et de Récréation, waarin de heer Verne nog maar eens uitpakt met het compleet originele type van de bedrieglijke Jood. Ik verkeerde in de mening dat zijn creatief en vernuftig talent toch wat minder versleten gemeenplaatsen zou benutten. Maar ik stel vast dat die gewoonte er diep ingebakken zit en dat de auteurs er allemaal eens door moeten.’

Verne laat zich door dat protest en dat van tal van andere Joodse lezers ternauwernood beroeren. Daarvoor zitten de antisemitische gevoelens bij de Fransman te diep. In de zaak-Dreyfus bijvoorbeeld beweert hij ervan overtuigd te zijn dat de Joodse officier schuldig was. Emile Zola was de grote verdediger van Dreyfus’ onschuld, maar dat nam niet weg dat dezelfde Zola in zijn roman L’Argent een op geld beluste Joodse bankier een christelijke collega had laten ruïneren. De Joodse financiers krijgen van Zola de volle laag: ‘Het vieze Joodse zootje met glimmende, vette gelaatstrekken, een stel opgezette roofvogels. Ze steken hun typische neuzen bij mekaar rond hun prooi en krijsen alsof ze ook bereid zijn elkaar te verscheuren.’

In een recente editie van L’Argent laat de uitgever in een voetnoot weten dat dat niet de visie van Zola zelf is maar dat het om de emotionele denkbeelden gaat van de christelijke bankier die door de Joodse bankier het failliet wordt ingedreven. Volledigheidshalve dient er nog aan toegevoegd dat Verne in de roman Mathias Sandorf een katholieke bankier heeft getekend (geen Fransman uiteraard maar een man van Kroatische origine) die zowaar Hakhabut in verdorvenheid overtreft.

Voor Ernest Hemingway is de Amerikaanse literatuur pas goed begonnen met Adventures ofHuckleberry Finn van Mark Twain maar toen diens ondertussen klassiek geworden jeugdboek in 1885 in de VS verscheen, weigerde een openbare bibliotheek in Massachusetts het werk aan te kopen omdat ‘het vol grammaticale onjuistheden’ stond en bovendien ’tal van ruwe, onelegante uitdrukkingen’ bevatte. Andere bibliotheken volgden het voorbeeld en een critica noemde het ‘pure viezigheid’.

Twain nam geamuseerd kennis van de beoordelingen en verklaarde ‘dat die reclame alweer goed was voor een meerverkoop van minstens 25.000 exemplaren’. En zo geschiedde ook: het werd een enorm succes bij het publiek. Tot in 1957 de National Association of Colored People (NAACP) de populaire jeugdroman, waarin precies de vriendschap tussen een negerslaaf op de vlucht en een blanke kwajongen wordt geprezen, als racistisch bestempelde. Huckleberry Finn kwam voortaan in veel scholen niet meer voor op de lijstjes van aanbevolen boeken.

Het was het gebruik van het woord nigger, dat 150 keer in het boek voorkomt, dat wrevel opwekte. Jaren later was het debat daarover nog niet gesloten. In 1982 werd in een commentaarstuk in The Wash-ington Post aanbevolen het boek slechts op de universiteiten te laten lezen. De zwarte auteur, John Wallace herinnerde aan zijn vernederende ervaring bij het lezen van Twains boek op school. Wallace hield er blijkbaar geen rekening mee dat dezelfde Mark Twain de eerste was geweest om met een genadeloos pamflet ten strijde te trekken tegen de diepste vernederingen die de zwarten dienden te ondergaan in het Congo van de Belgische Leopold II.

DOOR MARCEL VAN NIEUWENBORGH

Was Dickens, voor wie Hergé van jongs af aan oprechte bewondering koesterde, een antisemiet? Niet meer dan zijn tijdgenoten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content