Publieke ruimte zonder multinationals

JONATHAN HOLSLAG is professor internationale betrekkingen aan de VUB.

DE ZOVEELSTE treinvertraging in Leuven heeft me vorige week naar Starbucks gejaagd. U weet wel, de multinational die op zijn winst nauwelijks belastingen betaalt. Mijn espresso kostte me 2,50 euro. Best prijzig dus. Op dat bedrag maakt Starbucks 30 cent winst. Ik had ook wat verder kunnen lopen, naar een traditionele taverne, waarvan de uitbater vlot dertig procent van zijn winst aan de fiscus neertelt. Starbucks doet dat dus niet. Oneerlijke concurrentie noemen we dat. Steeds vaker moeten kleine uitbaters van tavernes plaatsmaken voor multinationals die hun onbelaste winst integraal naar het buitenland versluizen. Het wordt tijd dat we interessante publieke ruimten opnieuw voorbehouden voor creatieve ondernemers die het spel eerlijk spelen.

HET SUCCES van grote multinationals als Starbucks, McDonald’s en andere heeft, vermoed ik, te maken met een aantal factoren. Om te beginnen hebben wij steeds minder tijd. Het moet snel gaan: ’s ochtends een koffie en een croissant, ’s middags een belegd broodje en ’s avonds een kant-en-klaarmaaltijd. Dat lokt klanten bijna onvermijdelijk naar herkenbare merken. Ook al zijn ze vaak niet goedkoop, je neemt geen risico en weet op voorhand min of meer wat je voor je geld krijgt. En als die merken steevast te vinden zijn op drukke publieke plaatsen, zoals stations, scholen en pleinen, is de keuze snel gemaakt. De dienstverlening is vlot en voorspelbaar. Voeg er nog wat slimme marketing aan toe, Norah Jones op de achtergrond, enkele ambachtelijk aandoende juten balen, en je ervaart zelfs even een glimp huiselijkheid in een kille stationshal.

MAAR OOK de overheid doet mee. De NMBS beheert met haar stations erg drukke publieke ruimten. Het overheidsbedrijf wordt voor een flink deel met ons belastinggeld gefinancierd en zou dus moeten functioneren in functie van het algemeen belang. Maar vandaag moet de NMBS ook geld verdienen met tal van andere activiteiten: vastgoed, parkeerterreinen, et cetera. Op zich is daar niks mis mee. Waardevolle plekken moeten goed gebruikt worden. Maar je kunt je wel de vraag stellen of een overheidsbedrijf in zee moet gaan met een multinational die belastingen ontwijkt. Nieuwe publieke gebouwen worden tegenwoordig bijna standaard opgeleverd met een plek voor een cateraar. Pleinen en monumenten onderhouden we met overheidsgeld, maar de poen, die mogen de grote ketens daaromheen scheppen.

ZO TREEDT een verdringingseffect op. De openbare plekken die de meeste mensen aantrekken en waar dus het meeste geld kan worden verdiend, worden systematisch ingepikt door bedrijven die relatief weinig bijdragen aan onze samenleving. Kleine zelfstandige uitbaters en nieuwe ondernemers worden steeds meer gemarginaliseerd.

VOOR ALLE publieke ruimten die verhuurd worden, inclusief die van de NMBS, zouden een aantal spelregels moeten gelden. Bedrijven die op grote schaal belastingen ontwijken, horen er gewoon niet thuis. Men zou zulke lucratieve plekken kunnen voorbehouden aan jonge ondernemers die aan specifieke criteria voldoen: werken zij duurzaam? Bieden zij ruimte voor lokale producten? Versterken zij de identiteit van een stadskern? Dat laatste kan misschien melig klinken, maar dat is identiteit allerminst. Net omdat men in het verleden veel geld heeft geïnvesteerd in mooie gebouwen en knappe pleinen met hoogwaardige materialen, hebben deze plaatsen zo veel aantrekkingskracht op bezoekers. Het is dus maar normaal dat we blijven investeren in het versterken en heruitvinden van die identiteit.

ALS HET ONZE OVERHEID menens is om jongeren aan te moedigen om te ondernemen, laat ze daar dan ook de nodige ruimte voor scheppen. Dat geldt voor spitstechnologie, maar ook voor die diensten waar we dagelijks flink wat geld aan uitgeven. Ik steek bij een volgende treinvertraging toch alvast het Martelarenplein over, zelfs al is de koffie daar nu misschien vaak niet zo goed als in de Starbucks. Kwestie van principe, zeg maar.

JONATHAN HOLSLAG is professor internationale betrekkingen aan de VUB.

Starbucks betaalt geen belastingen op zijn winst. Oneerlijke concurrentie noemen we dat.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content