We schrijven 1966, niet ver van Waregem, niet ver van wat waar is : de nieuwe, mythologische roman ?De geruchten? van Hugo Claus.

DE oorlog is meer dan twintig jaar achter de rug, er wordt al over de kleurentelevisie gesproken, de mensen roken nog Groene Michel, jongeren laten hun haar lang groeien. Dit zijn de jaren zestig. Een professor was eerste-minister en de ?vetzak? Paul-Henri Spaak minister van Buitenlandse Zaken in een kabinet waarin ?de katholieken en de socialisten samen regeren? ; dat kan alleen de regering Harmel-Spinoy (1965-66) zijn.

Ziedaar het decor van ?De geruchten?, de nieuwe roman van Hugo Claus. Plaats van het gebeuren : het Zuid-West-Vlaamse Alegem, een dorp in de buurt van Waregem. Alegem is een Clochemerle, met een paar cafés en een bordeel, met de onderwijzer, de postbode, de pastoor, de notaris, de verzekeringsmakelaar, de correspondent van de lokale krant, de gepensioneerde politiecommissaris die honderd keer meer weet dan hij mag zeggen en de burgemeester die voor wegenwerken cement bij zijn schoonbroer laat aankopen en met evenveel gemak van landbouwpercelen bouwgrond maakt als Ons Heer water in wijn veranderde.

Er klinken ook verrassend actuele toespelingen in de roman door, alsof het boek letterlijk over gisteren gaat, bijvoorbeeld wanneer de sigaretten ?gaan opslaan volgende week. Het gouvernement gunt ons geen pleziertje meer.? Of wanneer wordt gealludeerd op de wapenhandel of op de guerre des flics tussen rijkswacht en politie. Of in deze uitspraak : ?De onafhankelijkheid van de onderzoeksrechter. Ha ha. Laat me niet lachen. En de orders van de orders, van hogerhand !?

KAKOFONIE.

Maar schijn mag niet bedriegen : ?De geruchten?, hoewel ook geschreven in dat vaak hilarische, typisch clausiaanse kunst-Vlaams, is niet zomaar een naturalistische satire, geen spotzieke zedenschets van la Flandre profonde. Alegem en iedereen weet wat ?aal? is is niet meer dan een locatie ; het ligt in de buurt van Waregem en iedereen weet wat ?waar? is. Zo ook in dit boek : iedereen heeft zo zijn idee over wat er gebeurt, maar eigenlijk zijn het niet meer dan geruchten die circuleren, ?een soort waarheid?, versies daarvan, en ieder heeft de zijne. De pedante schoolmeester weet er alles van : ?elk gerucht wordt geschiedenis. En elk concreet verhaal ontdekt dat het voorwerp van zijn oriëntatie al gespecificeerd is.? ?Daar zegt ge iets, Meester,? werpt iemand daartussen. ?Het gezichtspunt van geruchten,? zo gaat de onderwijzer verder, ?de definities die anderen geven op geruchten, opgelet, het worden gauw complexe interacties, en woorden doen daar niet veel goeds aan, woorden, oordelen, andermans accenten.? ?Ge neemt de woorden uit mijn mond,? voegt een andere toehoorder daar aan toe.

De roman is dan ook opgebouwd als een kakofonie van geruchten, stemmen en vertellingen. Zo komen de protagonisten elk geregeld hun zegje doen de meeste, vaak korte hoofdstukjes van dit boek dragen dan ook de naam van een personage als titel. Een van die personages is ?wij?, een amalgaam van cafébezoekers, betweters die de waarheid uit een pintje halen en de gebeurtenissen becommentariëren zoals het koor in een Griekse tragedie dat doet. Ze komen bijeen in café De Doofpot. Daar heffen de verzamelde commentaren elkaar op : ?Jawohl, ik heb het gewoest maar in de bekende Vlaamse doofpot gestopft.?

In een meesterlijk geschreven scène toont Claus hoe het geklets uiteindelijk het handelen in de weg staat waardoor groot onheil kan worden voorkomen : ?Maar ge verstaat, als een mens al zijn rantsoen West-Vlaams bier binnen heeft, reageert hij niet zo georganiseerd en bij de deur van De Doofpot was het een gestommel en geduw, wij blijven ons verdringen wat een serieuze opstopping veroorzaakt [… ] Wij keerden terug in De Doofpot, beledigd, gehoond. Wij dronken een glas [… ] maar ge kent ons, wij dronken het laatste en het allerlaatste glas en besloten toen onze ergernis op een gepaster moment bot te vieren.?

Het voorwerp van deze ergernis is René, de zoon uit de lokale, stilaan door de supermarkt weggeconcurreerde drankwinkel van Alegem. Dit (ook seksueel) ambivalente personage ging als soldaat naar Kongo, deserteerde en werd huurling. De roman begint wanneer hij net uit Afrika terug is en klandestien (want hij wordt als deserteur gezocht door de politie) in het ouderlijke huis woont. Zijn terugkeer is het motorische moment : er wordt geroddeld, het verleden, gevoelens, ambities en verlangens van vroeger wellen weer op. Daarin staat René’s moeder centraal, Alma, die haar zoon beschermt tegen onverschilligheid en vijandigheid. En dat is wel nodig, want met René komt ook het onheil over het dorp, waardoor ?De geruchten? soms een gothic novel schijnt zelden vielen er zoveel doden in een roman van Claus.

CASTRATIE.

Met René en Alma, de voedstermoeder Alma Mater (waarvan Alice, die zich over de andere zoon Noël ontfermt, een afsplitsing is), herneemt Hugo Claus de oedipale thematiek die zoveel van zijn werk kenmerkt. ?De geruchten? bulkt van de (vooral Grieks-)mythologische symboliek. Dat geldt niet alleen voor de gebeurtenissen zelf, maar ook voor de motieven (vrouwen die balspelen beoefenen, een verwijzing naar castratieangst) of voor de namen van de personages. Dit boek doet meer bepaald herhaaldelijk denken aan ?De verwondering? (1962), Claus’ meest complexe, maniëristische roman. Die speelt zich grotendeels in Oostende af en dat is ook de plek waar de helletocht van René eindigt. Wat daar gebeurt, vormt de katharsis van de roman, waarna alles weer in de oude plooi valt en de mensen verdergaan met hun leven.

Het zoeken naar orde is een centraal motief in deze roman, want de mensen zijn ?benauwd voor de vrijheid? vandaar ook de vele allusies naar Apollo, god van orde en rede, maar ook van steriliteit en dood, de tegenpool van Dionysos, het bruisende leven en de vrijheid. Waarheid en orde zijn slechts doodse constructies, waar René, de herborene, tegen rebelleert maar die door Noël, de nieuwgeborene, goedmoedig verder worden gezet. Want zoals blijkt uit het citaat van John Donne dat Claus als motto voor dit boek koos : ?Tis all in pieces, all coherence gone?. Daarom komen ook de cafégangers uit De Doofpot niet tot handelen om de vermeende orde te herstellen : ?Alles hangt aan alles vast, alleen weten wij niet goed hoe.?

De mythologische motieven die Claus zo uitvoerig in deze krachtige, parabelachtige roman uitstrooit, bieden een ander soort ordening voor het universum waarin het menselijke bedrijf zich afspeelt. Die is bij uitstek literair en omdat ze ook de ambivalenties en het dionysische respecteert, getuigt ze ook van mededogen, hoe cynisch ?De geruchten? soms wel klinkt. Zoals in deze bordeelscène, waarin de hoerenwaardin naar haar personeel roept : ?Nedjma, hoe ver zijt ge met de notaris ?? ?Ge moogt mij niet opjagen,? roept de notaris, ?anders komt er helemaal niets van in huis.? ?Nedjma, doe wel alle lichten uit,? roept Camilla en zij gaat mee in Adhemar zijn Lada.?

Marc Reynebeau

Hugo Claus, ?De geruchten?, De Bezige Bij, Amsterdam, 224 blz.

Hugo Claus : een uit stemmen opgebouwd, mythologisch universum.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content