In een reactie op het vorige week verschenen interview met AEL-voorzitter Dyab Abou Jahjah pleit Agalev-kamerlid Fauzaya Talhaoui voor verplichte quota voor allochtone werknemers.

Het interview met Dyab Abou Jahjah, in Knack van vorige week, heeft veel reacties losgemaakt. De voorzitter van de Arabisch Europese Liga (AEL) maakte zich sterk dat, als we consequent zijn met het internationaal recht, Arabisch op termijn moet worden erkend als de vierde landstaal in België. En hij sloot niet uit dat de AEL in 2006 met een eigen lijst zal deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen in Antwerpen: ‘Want nu ontkent men de problemen en dat moet tegen 2006 echt veranderd zijn.’ Die problemen zijn volgens Abou Jahjah prioritair en moeten worden opgelost willen we ‘de tijdbom’ onder onze samenleving ontmantelen: ‘Onze gemeenschap heeft momenteel zelfs geen basisrechten, dus daar gaat het nu om: degelijk onderwijs, huisvesting en werk. Vooral de discriminatie op de arbeidsmarkt is onhoudbaar.’

Op die vierde landstaal en die eigen lijst werd in zowat alle commentaren met verontwaardiging gereageerd. Ook het feit dat Abou Jahjah herhaalde dat hij de wraakgevoelens van Osama bin Laden begrijpt, zette veel kwaad bloed. Net als zijn verwerping van integratie (‘zoals dat begrip in België wordt gedefinieerd’), zijn bekrompen visie op het gezin, de positie van de vrouw (‘ik geloof niet in het feminisme’) en homoseksualiteit (‘niemand is verplicht om dat normaal te vinden’). De AEL-voorzitter, die al geruime tijd omstreden is, wordt nu kennelijk meer dan ooit beschouwd als ‘een provocateur’ en ‘een fundamentalist’. SP.A-voorzitter Patrick Janssens vond het zelfs ‘onverstandig dat hij zoveel aandacht krijgt’.

‘Ik wil dat er een dialoog komt tussen de autochtone en de allochtone gemeenschap’, zei Abou Jahjah nog in Knack. ‘Aangezien er geen dialoog is, wil ik een discussie uitlokken. Soms met weinig nuances, maar met te veel nuances dreigt je boodschap te verdwijnen.’ In een reactie in De Standaard zei Tarik Fraihi van de Federatie van Marokkaanse Democratische Organisaties: ‘We stevenen af op een conflict groter dan de schoolstrijd, of die van de Vlaamse Beweging. Door het uit te stellen, laadt de tijdbom zich alleen maar verder op. Dialoog kan dat ontmijnen, maar dat veronderstelt dat beide partijen erkennen dat er een probleem is.’ PS-minister van Werkgelegenheid en vice-premier Laurette Onkelinx verklaarde in dezelfde krant: ‘De bekommernis over de discriminatie op de arbeidsmarkt deel ik. De omkering van de bewijslast, die Abou Jahjah vraagt, ligt voor in het parlement: in specifieke gevallen zullen bedrijven moeten aantonen dat ze niet discrimineren. Al is dat geen wondermiddel.’

DE KERN VAN DE ZAAK

Abou Jahjah is ‘een provocateur’, vindt ook Agalev-parlementslid Fauzaya Talhaoui. ‘Hij speelt het echt als een spel’, zegt ze. ‘Ik schrik van de inventiviteit waarmee hij zijn stellingen elke keer nog scherper weet te formuleren. Dat hij de aanslagen van 11 september niet afkeurt, verwijt ik hem. En zijn misogynie vind ik vreselijk. Helaas geloven sommige jonge moslimmeisjes wat hij zegt, terwijl ik mij grote vragen stel bij zijn interpretatie van de islam.’

‘Zijn argument om Arabisch te erkennen als de vierde landstaal is bullshit. Het internationaal recht heeft betrekking op minderheden die na de Tweede Wereldoorlog door de hertekening van de grenzen in een ander land woonden. Met migratie heeft dat niets te maken. De meeste Marokkanen spreken trouwens Berbers, ik voel mij als Berbermeisje bijna opnieuw gekoloniseerd door zijn Arabisch nationalisme.’

‘Ik zou zijn achterban niet onderschatten, net daarom is zijn betoog zo gevaarlijk. Hij kan jongeren die in een precaire situatie zitten, op het verkeerde pad brengen. Want het zijn vooral allochtone jongens die hun kansen niet meer willen grijpen. Ze houden mekaar als het ware tegen: we vinden toch geen werk, waarom nog verder studeren? Er gaan meer meisjes naar de universiteit, voor hen is het vaak de enige uitlaatklep.’

‘Wat de kern van de zaak betreft, val ik hem niet aan. Hij heeft gelijk, dat zeggen alle officiële cijfers: allochtonen worden gediscrimineerd. Ze moeten meer kansen krijgen op de arbeidsmarkt. In de commissie Justitie is ondertussen een anti-discriminatiewet goedgekeurd, maar we moeten volgens mij verder gaan. Samen met een paar collega’s bij Agalev denk ik ernstig na over de invoering van quota, daarover moet een maatschappelijk debat mogelijk zijn. Dit najaar worden de centrale akkoorden afgesloten, daar zou het idee ter sprake kunnen komen. Ook de vakbonden moeten hier hun verantwoordelijkheid opnemen.’

‘Positieve discriminatie is een contradictio in terminis. Maar affirmative action is perfect mogelijk, als het objectief gebeurt en als tijdelijke inhaalbeweging voor een specifieke doelgroep. Dat moet dan wel heel goed worden gecommuniceerd, zodat autochtone werknemers zich niet achtergesteld voelen. Maar we moeten erkennen dat er fouten zijn gebeurd, dat de integratie haar eindpunt nog niet heeft bereikt. Er wordt veel geïnvesteerd, maar niet genoeg, en veel inspanningen zijn alleen gericht op nieuwkomers. Dat volstaat niet, en we kunnen het ons niet permitteren om nog eens tien of vijftien jaar te wachten. Er moet iets gebeuren. Want de radicalisering is een feit, vooral in Brussel is het op sommige plekken één voor twaalf.’

‘Die eigen lijst vind ik geen goed idee. Een etnische of religieuze partij, dat is Eigen volk eerst. En dan is het nog de vraag of hij veel succes zou hebben, buitenlandse experimenten tonen aan dat allochtone kiezers veel slimmer zijn dan dat. Maar we moeten luisteren naar zijn verzuchtingen, misschien gebeurt dat wat te weinig. Het allochtone middenveld staat nog in zijn kinderschoenen, is niet actief genoeg. Dat merk je ook in de pers, mensen zoals Tarik Fraihi komen zelden aan bod. Maar dat hebben ze natuurlijk ook aan zichzelf te wijten: de allochtone zelforganisaties moeten maar leren om scherper te lobbyen.’

NIET KLAGEN, MAAR DOEN

Nahima Lanjri, Antwerps gemeenteraadslid en ondervoorzitter van de CD&V, vindt het tijd dat ‘het geklaag’ ophoudt. ‘Wat Abou Jahjah vertelt, is niet nieuw. Hij is niet de eerste om te ijveren voor basisrechten. Maar blijven zeuren is geen oplossing. Ik verwacht van hem, en ook van anderen in het allochtone middenveld, dat er constructieve voorstellen op tafel komen. Net zoals bijvoorbeeld de vakbonden dat doen.’

‘Ik heb zelf altijd geijverd voor gelijke rechten, ik ben begonnen bij de Vereniging voor Integratie en Participatie. Maar de politiek is vandaag nog altijd met hetzelfde bezig als tien jaar geleden. En er verandert niets, de werkloosheid onder allochtone jongeren is nog altijd even dramatisch. Ik heb ook al geschreven dat we op een tijdbom leven, we moeten die jongeren een toekomst geven, anders spelen we met een generatie. Abou Jahjah spreekt zeker een bepaalde groep aan, de groep die alleen de taal hoort van de Vlaams Blok-kiezers, de groep die zich uitgesloten voelt en dat ook ís. Maar de grote meerderheid van de allochtone gemeenschap weet dat extremen niet kunnen, dat we in harmonie met mekaar moeten samenleven. Ik geloof in dat harmoniemodel en Abou Jahjah kan ook nuanceren, dat heb ik al gemerkt tijdens debatten. Maar in de media komt hij extreem over, is hij sloganesk. En dan krijg je natuurlijk reactie op die slogans, niet iedereen kan even goed lezen wat er staat, waar het hem eigenlijk om te doen is: die basisrechten.’

‘Verplichte quota in de privésector vind ik geen goed idee. Laten we eerst eens kijken welke ervaringen ze daarmee in het buitenland hebben. En laat de overheid eerst het goede voorbeeld geven. In Brussel heeft men nu eindelijk gezegd dat de Belgische nationaliteit geen voorwaarde meer kan zijn om bij de administratie te werken. Ook de federale minister Luc Van den Bossche ziet dat idee kennelijk zitten. Maar in Vlaanderen weigert minister Paul Van Grembergen om het op de agenda te zetten. Het Vlaamse parlement moet hier echt werk van maken.’

‘Ik heb drie jaar geleden in de Antwerpse gemeenteraad voorgesteld dat de stad zes procent allochtonen in dienst zou nemen. Mijn voorstel is goedgekeurd en er is een zoveelste positieve-actiemanager aangesteld, maar er zijn nog altijd geen resultaten. Ook in inburgeringscursussen wordt te weinig geïnvesteerd. Ik heb moeite met de ondraaglijke traagheid van de politiek. Ik vind dat we hier zelfs niet meer over hoeven te praten. De tijd van discussiëren en onderzoeken is voorbij, laten we eindelijk eens iets dóén. Anders krijgen zowel de allochtone als de autochtone gemeenschap er op den duur genoeg van.’

Joël De Ceulaer

‘De tijd van discussiëren is voorbij.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content