Iedereen 1500 euro pensioen? ‘Vertrekken van een 1 mei-slogan is niet de goeie aanpak’

© DIETER TELEMANS
Ewald Pironet

Alle politieke partijen zijn het erover eens: de laagste pensioenen moeten omhoog. Daarbij wordt het magische bedrag van 1500 euro vooropgesteld. ‘Het is onverantwoord om zulke slogans te lanceren zonder te zeggen hoe je dat wilt financieren’, zegt Marjan Maes, pensioenexperte van de KU Leuven.

Ze heeft de voorbije weken herhaaldelijk het hoofd geschud. Met stijgende verbazing zag Marjan Maes dat bijna álle politici het minimumpensioen willen optrekken tot 1500 euro. Ook N-VA-voorzitter Bart De Wever beklemtoonde in zijn nieuwjaarstoespraak dat de verhoging van de laagste pensioenen ‘prioritair’ is. ‘Alle partijen papegaaien elkaar na over het verhogen van het minimumpensioen, maar ik ken geen enkele academische studie die uitkomt bij 1500 euro netto. Zeker niet als niet duidelijk is waar het geld daarvoor vandaan moet komen. Vertrekken van een 1 mei-slogan is niet de goeie aanpak om een adequate sociale bescherming te ontwerpen.’

Maes is docent-onderzoeker en pensioenexpert aan de KU Leuven. Ze werkte drie jaar deeltijds voor toenmalig minister van Pensioenen Bruno Tobback (SP.A) en was pensioenadviseur van vicepremier Jan Jambon (N-VA). ‘Veel mensen voelen aan dat onze sociale minima onrechtvaardig zijn’, zegt Maes. ‘Er zijn heel wat mensen die 40 jaar voor een minimumloon hebben gewerkt en die een lager pensioen hebben dan iemand die amper werkte en amper bijdragen betaalde. Want zoiets kan in ons land.’

Een minimumpensioen van 1500 euro netto betekent dat je nettoloon over je hele carrière 2500 euro gemiddeld moet zijn. Hoeveel mensen verdienen dat?

Maes brengt het geval in herinnering van de vriendinnen Virginie (61) en Caroline (59), dat onlangs de pers haalde. Caroline werkte zes jaar en ging daarna voor haar kinderen zorgen. Uiteindelijk was ze 33 jaar werkloos. Virginie werkte eerst een tijdje als winkelbediende en begon dan haar eigen zaak. In totaal was ze 40 jaar aan de slag en ze betaalde heel die tijd pensioenbijdragen. Virginie krijgt 925 euro pensioen per maand, wat weinig is. Maar dat haar pensioen 220 euro lager ligt dan dat van haar vriendin Caroline choqueerde haar pas echt. ‘Dat is toch ook totaal onrechtvaardig?’ zegt Maes.

‘We hebben in België een heel complexe pensioenregeling’, vertelt Maes. ‘Wist je dat iemand die bijvoorbeeld 15 jaar als ambtenaar, 15 jaar als zelfstandige en 15 jaar als werknemer gewerkt heeft, en dus 45 jaar bijdragen heeft betaald, toch geen recht heeft op een minimumpensioen?’

Waarom niet?

Marjan Maes: Omdat je voor een minimumpensioen minimaal 20 jaar als ambtenaar, 30 jaar als zelfstandige of 30 jaar als werknemer moet hebben gewerkt. Een ambtenaar die 20 jaar binnen de ambtenarij heeft gewerkt, krijgt wél een minimumpensioen. Dat krijg je toch niet uitgelegd? We zitten in de pensioenen met een enorme koterij die zorgt voor tal van onrechtvaardigheden. Alleen al voor het minimumpensioen zijn er zes stelsels, allemaal met hun eigen definities van wat een loopbaan is, andere berekeningen van het minimumbedrag, verschillende toekenningscriteria enzoverder. Dat moet geharmoniseerd worden naar één stelsel. Ik vind: 40 jaar gewerkt is 40 jaar gewerkt, of je dat nu deed als ambtenaar, zelfstandige of werknemer. Iedereen heeft dan recht op een minimumpensioen.

Iedereen heeft het nu over het optrekken van het minimumpensioen.

Maes: Het optrekken van de minimumpensioenen zal ons pensioenstelsel niet eenvoudiger, transparanter en rechtvaardiger maken. En niet te vergeten: als je het optrekt naar 1500 euro, kost dat ons 3,2 miljard euro per jaar. Dat komt boven op de stijgende vergrijzingskosten. En niemand zegt waar we die 3,2 miljard per jaar zullen halen. Meer belastingen? Maar die liggen al zo hoog. Meer overheidsschuld? Die is ook al zo hoog.

Zou het optrekken van het minimumpensioen tot 1500 euro niet veel ouderen uit de armoede halen?

Maes: Nee, het optrekken van het minimumpensioen tot 1500 euro is niet de meest efficiënte manier om dat aan te pakken. België geeft 11 procent van zijn bbp (bruto binnenlands product, wat we met z’n allen aan goederen en diensten produceren) uit aan pensioenen, Noorwegen 6,5 procent. De armoedegraad bij 65-plussers bedraagt bij ons 17 procent, in Noorwegen nog geen 10 procent. Dat toont aan dat onze herverdeling voor ouderen niet efficiënt is. We besteden heel veel geld aan pensioenen, en toch slagen we er niet in om veel ouderen een goede levensstandaard te bieden en is de armoede hoog. We moeten naar meer kijken dan alleen maar het minimumpensioen als we de armoede onder ouderen willen doen dalen.

Wat moeten we nog in rekening nemen?

Maes: Je moet er ook de inkomensgarantie voor ouderen (IGO) bij betrekken. Wie als 65-plusser niet over voldoende financiële middelen beschikt, krijgt een soort leefloon van de overheid. Stel: je bent een alleenstaande vrouw en hebt 15 jaar gewerkt. Je komt dus niet in aanmerking voor een minimumpensioen en krijgt een IGO-uitkering. Ik vind niet dat je voor die 15 jaar werken een pro rata minimumpensioen (‘in de juiste verhouding’, nvdr) moet geven, vooral omdat het die vrouw niet uit de armoede zal halen, want wat ze meer zou krijgen via een minimumpensioen krijgt ze minder aan IGO-uitkering. We zouden er beter voor zorgen dat haar pensioenrechten van die 15 jaar werken niet worden afgepakt ‘omdat ze toch al in de bijstand zit’. Vandaag houdt ze van die 15 jaar eigen pensioenrechten amper 10 procent over. Als dat 20 procent zou zijn, zou ze niet langer arm zijn. Je moet ervoor zorgen dat het verschil tussen het minimumpensioen en de IGO-uitkering groot genoeg is, anders loont het niet om te werken.

Iedereen 1500 euro pensioen? 'Vertrekken van een 1 mei-slogan is niet de goeie aanpak'

Wat betekent dat allemaal in euro’s?

Maes: De armoedegrens voor een alleenstaande bedraagt 1187 euro. De inkomensgarantie voor ouderen is 1130 euro. Het minimumpensioen van een alleenstaande, na een volledige loopbaan, is 1266 euro. Net zoals de Pensioencommissie vind ik dat de IGO-uitkering moet worden opgetrokken tot de armoedegrens, en dat het minimumpensioen na een volledige loopbaan omhoog moet gaan tot 10 procent boven de armoedegrens. De IGO-uitkering zou dan 1187 euro worden en het minimumpensioen 1304 euro netto. Van informateur Paul Magnette (PS) krijgt iedereen 1500 euro netto, al vanaf 60 jaar! Je moet er even bij stilstaan wat dat betekent.

Zegt u het maar.

Maes: Een volwaardig pensioen van een werknemer op 65 jaar komt overeen met 60 procent van het gemiddelde loon tijdens een loopbaan van 45 jaar. Een minimumpensioen van 1500 euro netto wil dus zeggen dat je nettoloon gemiddeld over je hele carrière 2500 euro moet zijn. Hoeveel mensen in ons land verdienen dat? Slechts 20 procent komt daaraan! Dan wordt toch duidelijk wat een absurd bedrag 1500 euro is.

Wat zou het de overheid kosten als we een IGO-uitkering optrekken tot 1187 euro en het minimumpensioen tot 1304 euro, zoals u en de Pensioencommissie voorstellen?

Maes: Dat kan budgetneutraal als je ervoor zorgt dat de mensen lang genoeg werken. Ik vind dat je solidariteitsmechanismen moet uitstellen tot de wettelijke leeftijd. Een prachtig voorbeeld is Noorwegen: je kunt er met pensioen vanaf 62 jaar, maar het systeem geeft sterke prikkels om door te werken tot 67 jaar, want anders moet je 40 procent van je pensioen inleveren. Gemiddeld werken Noren dan ook tot 65,5 jaar. In Noorwegen is het minimumpensioen ook pas beschikbaar vanaf 67 jaar en als dan blijkt dat hun eigen pensioenrechten onder een drempel liggen, wordt het opgetrokken tot een genereus minimumpensioen. Maar aangezien iedereen zo lang werkt, en dus hoge pensioenrechten opbouwt, hoeft dat slechts voor 18 procent van de Noorse gepensioneerden te gebeuren. In België is dat 31 procent. Conclusie: je moet de mensen aanzetten om langer te werken, want dat genereert budgettaire ruimte om de bedragen van de sociale minima vanaf de wettelijke pensioenleeftijd op te trekken. Dan is er minder armoede en houd je de kosten onder controle.

Onze wettelijke pensioenleeftijd is nu 65 jaar. Tegen 2025 wordt hij opgetrokken tot 66 jaar, tegen 2030 tot 67 jaar. De socialisten, bijvoorbeeld, willen dat die verhogingen worden teruggedraaid.

Maes: De Studiecommissie Vergrijzing heeft aangetoond dat als de mensen langer werken en meer pensioenrechten opbouwen, zowel de armoede als de inkomensongelijkheid bij de ouderen zal dalen. En dat wil men dus terugdraaien? Wie is hier sociaal? We lopen op dat vlak trouwens jaren achter: in de meeste Europese landen is de wettelijke pensioenleeftijd nu al 66 jaar. In Nederland en Denemarken wordt dat 67 jaar in 2024, in Italië in 2026, in Spanje in 2027 en ga zo maar door. Alle pensioeneconomen zullen u zeggen: koppel de pensioenleeftijd aan de levensverwachting. Als de levensverwachting stijgt, moet de pensioenleeftijd stijgen.

Wat moet de volgende regering prioritair doen aan de pensioenen?

Maes: Ze moet werk maken van een harmonisering van de verschillende pensioenstelsels, want daar zijn nu heel grote verschillen. Ambtenaren hebben vandaag een gemiddeld pensioen van 2700 euro per maand, een werknemer iets van 1100 euro, een zelfstandige krijgt 900 euro. Daar moet zeker iets aan gebeuren, maar binnen elk stelsel moet er wel een budgettair evenwicht zijn. Je kunt moeilijk het pensioen van de zelfstandige met de helft optrekken, als je weet dat de sociale bijdragen die zelfstandigen betalen niet zeer hoog zijn. Dat is een moeilijke discussie, want de zelfstandigen zijn een zeer heterogene groep, met rijke en arme mensen.

Ik vind: 40 jaar gewerkt is 40 jaar gewerkt, of je dat nu deed als ambtenaar, zelfstandige of werknemer. Iedereen heeft dan recht op een minimumpensioen.

De ambtenarenpensioenen liggen echt wel zeer hoog?

Maes: Het pensioen van een werknemer bedraagt 60 procent van zijn gemiddelde loon tijdens een 45-jarige loopbaan. Voor een gewone ambtenaar is dat 75 procent van het gemiddelde loon van de laatste tien jaar bij een loopbaan van 45 jaar. Daarbij moet worden aangestipt dat een werknemer meestal een aanvullend pensioenplan heeft, terwijl dat voor een ambtenaar niet zo is. Dat wordt door die 75 procent meer dan gecompenseerd. Maar wat echt onbegrijpelijk is: pakweg de helft van de ambtenarij kan al na 41 jaar, vaak zelfs 36 jaar in plaats van 45 jaar genieten van dat pensioen van 75 procent.

Mooi voor hen.

Maes: Ja, voor sommige ambtenaren gelden zeer gunstige stelsels. Die moet de volgende regering zeker onder de loep nemen. Magistraten, universiteitsprofessoren en provinciegouverneurs, bijvoorbeeld, hebben na een loopbaan van 36 jaar al recht op een volledig pensioen. Zij komen gemiddeld uit op 4700 euro bruto of 2871 euro netto pensioen. Onvoorstelbaar. Ik zie daar geen rechtvaardiging voor. En waarom mag een treinbegeleider van de NMBS al op 55 jaar met pensioen? En een militair op 56 jaar?

Sommigen, zoals brandweerlui, hebben wel degelijk een zwaar beroep. Mogen zij eerder een volledig pensioen genieten?

Maes: Zeker, al denk ik dat het heel moeilijk is om bij wet te betonneren wat een zwaar beroep is. De regering zal er sneller uit raken als ze zou zeggen welke van de huidige gunststelsels géén zware beroepen zijn. Die moeten verdwijnen. Ik denk dat prof aan een universiteit géén zwaar beroep is. Aan proffen mag je vragen om even lang te werken als iedereen.

Dat zullen ze graag horen.

Maes: Oh, maar het gaat nog verder: ze krijgen niet alleen vroeger een volledig pensioen, dat pensioen van die universiteitsprofessoren, magistraten, gouverneurs wordt ook op een andere manier berekend dan voor de meeste mensen, zodat het een stuk hoger ligt. Wilt u nog een voorbeeld?

Graag.

Maes: Luchtverkeersleiders mogen op 55 jaar met ‘verlof voor pensionering’ gaan, en al die jaren tellen mee voor hun uiteindelijke pensioen alsof ze hebben gewerkt. Tussen haakjes, hun gemiddelde pensioen bedraagt 4634 euro bruto. Ze mogen op 55 jaar met verlof gaan, omdat het gezichtsvermogen en de reactiesnelheid afnemen met de leeftijd. Blijkbaar blijven het zicht en de reactiesnelheid van luchtverkeersleiders in Frankrijk wel stabiel, want daar werken ze tot 59 jaar en in Nederland tot 60 jaar. Meer fundamenteel: komen onze luchtverkeersleiders op 55 jaar echt niet meer in aanmerking voor een andere job, terwijl we andere oudere werklozen activeren tot 65 jaar?

Moet er iets gebeuren met al die ‘gelijkgestelde periodes’: de tijd dat je niet werkt wegens werkloosheid, tijdskrediet, ziekte, arbeidsongeval, ouderschapsverlof enzoverder, die volledig meetellen voor je pensioenberekening alsof je hebt gewerkt?

Maes: Ja. Wist u dat zo’n 35 procent van de werknemerspensioenen opgebouwd wordt via gelijkgestelde periodes? De gelijkgestelde periodes voor bijvoorbeeld ouderschapsverlof of ziekte moeten blijven bestaan. Maar voor de 33 jaar werkloosheid van ons voorbeeld, Caroline? Eigenlijk moet je dat probleem niet oplossen binnen het pensioenstelsel. Als je de werkloosheid beperkt in de tijd, zoals in alle rijke westerse landen, is dat probleem al voor een belangrijk deel opgelost. Dat geldt ook voor pensionitis, ziek worden in afwachting van je pensioen. Daar moet men werkgevers, werknemers en artsen responsabiliseren, zoals in Nederland. Ik merk dat er op dat vlak al ingrepen zijn gebeurd in de private sector, denk maar aan het afschaffen van het brugpensioen. In de publieke sector moet nog veel gebeuren, maar daar is het niet zo evident.

Aan proffen mag je vragen om even lang te werken als iedereen.

Waarom is het in de publieke sector niet zo makkelijk?

Maes: In de publieke sector bestaan 57 ‘verloven voor pensionering’ – dat zijn mogelijkheden om niet meer te werken -, terwijl die periodes toch allemaal meetellen voor de berekening van je pensioen. Alle publieke werkgevers beslissen zelf over de vormen van vroeger stoppen met werken: de deelstaten, de steden en gemeenten, de militairen, de luchtverkeersleiders… Maar de pensioenfacturen gaan allemaal naar één adres: de federale overheid. Dat is onhoudbaar. Je kunt niet aan de mensen vragen om langer te werken als de publieke werkgevers niet financieel verantwoordelijk worden voor de pensioenfactuur door hun verlof- en benoemingsbeleid.

Hoe moeten de pensioenuitkeringen worden verhoogd ná het pensioen?

Maes: De pensioenen worden allemaal aangepast aan de inflatie, de stijging van de levensduurte dus, maar de ambtenarenpensioenen worden ook nog eens aangepast aan de evolutie van de lonen van de actieve ambtenaren. Met een duur woord heet dat ‘perequatie’. Voor de pensioenen van de werknemers en zelfstandigen is daarvoor in een welvaartsenveloppe voorzien: om de twee jaar komt de Groep van Tien, alle sociale partners, samen en die beslist hoe die som wordt besteed. En altijd wordt dat geld ingezet voor de verhoging van de sociale minima, terwijl de welvaartsenveloppe bedoeld was voor de verhoging van álle pensioenen. Anders krijg je een erosie van de levensstandaard van de gepensioneerde werknemers. Ik vind dat alle pensioenen, van ambtenaren of werknemers, op dezelfde manier moeten worden aangepast.

Moet er deeltijds pensioen komen?

Maes: Ik zou deeltijds pensioen zeker invoeren ter vervanging van alle soorten eindeloopbaanregelingen: je gaat voor 25 of 50 procent met pensioen, maar je mag à volonte onbeperkt bijverdienen. Onbeperkt bijverdienen kun je alleen maar toelaten als je, zoals in Noorwegen en in de meeste landen, een systeem hebt met sterke prikkels om toch door te werken tot 67 jaar, ook al mag je met 62 jaar stoppen. Dan heeft dat budgettair geen gevolgen voor het stelsel. Bij ons zijn er totaal geen prikkels om door te werken na de leeftijd dat je mag stoppen. Als je dan onbeperkt bijverdienen zou toelaten, gaan velen hun deeltijdspensioen opnemen vanaf de dag dat het mag en toch blijven verder werken. Dat zou een budgettaire ramp zijn.

Er wordt al heel lang gesproken over de hervorming van onze pensioenen. De Commissie voor Pensioenhervorming presenteerde daarover jaren geleden al een uitgebreid plan. Waarom komen de hervormingen niet van de grond?

Maes: Pakweg de helft van de kiezers is ouder dan 50 jaar. Die mensen zijn niet te vinden voor een pensioenhervorming. Hoe langer je daarmee wacht, hoe erger dit wordt. Ondertussen hebben de meeste landen wel hun pensioenen hervormd. We kunnen daaruit leren, we kunnen zien wat werkt en wat niet. Academici doen dat ook. Hoe groot de eensgezindheid onder wetenschappers ook is over de maatregelen die moeten worden genomen, politiek gezien wordt het steeds moeilijker om de hervormingen door te drukken. En ondertussen worden de problemen, aberraties en tekorten steeds groter. En dan hoor je politici alleen maar herhalen: ‘Iedereen een pensioen van 1500 euro netto op 60 jaar.’ Spijtig, héél spijtig.

Lees ook:

Wat zeggen de partijen over ‘1500 euro minimumpensioen’?

Vlaams Belang

1500 euro netto na loopbaan (gewerkt) 40 jaar.

PVDA

1500 euro netto na loopbaan 40 jaar.

Groen

1500 euro netto na loopbaan 42 jaar.

SP.A

1500 euro bruto na loopbaan (gewerkt of gelijkgesteld) 42 jaar.

PS

1500 euro netto na loopbaan (gewerkt of gelijkgesteld) 45 jaar.

CD&V

1500 euro bruto na loopbaan 45 jaar.

Open VLD

1500 euro bruto na loopbaan 45 jaar.

N-VA

De ‘pensioenen onder 1500 euro met 5 procent verhogen’ na loopbaan (gewerkt of periodes met zorgmotief) 35 jaar .

Marjan Maes

1976: geboren in Antwerpen

studies: Romaanse taal- en letterkunde (KU Leuven), economische wetenschappen (UC Louvain)

2005-2008: deeltijds pensioenadviseur bij minister van Pensioenen Bruno Tobback (SP.A)

2008: doctoraat Financial and Distributional Implications of Retirement (UCL)

– 2014: studie voor een hervorming van de minimumpensioenen in opdracht van Academische Pensioencommissie

– 2014-2018: adviseur kabinet vicepremier Jan Jambon (N-VA)

– Doceert voornamelijk macro-economie en Economics of the Public Sector aan KU Leuven

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content