Peking vierde de Olympische Spelen op indrukwekkende wijze. Hopelijk wordt het niet met een kater wakker, zoals de Belgische topsport. Daar kunnen twee late medailles niets aan veranderen.

Een beetje beduusd arriveerde Tia Hellebaut zondagmiddag met haar partner en trainer Wim Vandeven rond de middag op de Belgische ambassade. Ze waren om zeven uur ’s ochtends in bed gesukkeld en er om tien uur weer uitgestapt, zonder te slapen.

Toen Hellebaut de avond tevoren op het podium stond en de Belgische vlag zag omhooggaan, moest ze tot haar verbazing niet huilen. ‘Toen ik vroeger naar de Spelen keek, vanaf 1992, moest ik altijd wenen als ik een podium zag en een nationale hymne hoorde spelen. Daarom dacht ik dat het me te veel zou worden, maar ik huilde niet. Trots primeerde op de tranen.’

Door kenners werd Hellebaut vóór de Spelen naar voren geschoven als een semizekerheid voor medaillewinst. Sommigen twijfelden, omdat ze voordien in het seizoen zo weinig sprong, in tegenstelling tot de Kroatische Blanka Vlasic die alle wedstrijden won waaraan ze deelnam en daardoor imponeerde. Alleen huldigt Hellebaut een andere aanpak: ‘Wim en ik beheersen de kunst om te pieken. Ik ben iemand die zijn momenten moet uitkiezen. Ik ken mezelf: ik heb grote druk nodig om te kunnen presteren, ik heb niet het talent om elke week over twee meter te springen.’

De kunst van Hellebaut, vinden velen, is dat ze zich ontzettend op een doel kan concentreren, en helemaal afgeschermd wordt door haar trainer. Eén keer dreigde het fout te lopen. Op de persconferentie twee dagen voor de competitie werd aan Hellebaut gevraagd of ze de Brabançonne kende. België had op dat moment nog geen medaille. ‘Dat was een gevaarlijk moment’, zegt Hellebaut de dag na haar triomf. ‘Plots dacht ik: shit, iedereen verwacht hier een medaille van mij.’ Prompt greep Vandeven in: Hellebaut leverde haar computer in, had geen toegang meer tot het internet en haalde geen nieuwe simkaart voor haar gsm nadat haar Belgische kaart was zoekgeraakt. Die aanpak lukte.

BALANS: ONVOLDOENDE

Met een gouden medaille en de zilveren plak de avond voordien in de 4×100 meter estafette – meteen ook het afscheid van Kim Gevaert, die zich nog één keer aan het publiek toont op de komende Memorial Van Damme – werd de Belgische olympische kater nog een beetje weggespoeld, maar de nasmaak bleef wrang. Het BOIC deed niet eens een poging om de zaken te verbloemen.

De eindconclusie was negatief: het vooropgestelde collectieve doel – 50 procent van de atleten bij de top acht of in de halve finales van een grote sport – werd niet gehaald: 43 op 98 is een onvoldoende. Nog voor het eind van het jaar wil het BOIC met de beleidsverantwoordelijken een plan uitwerken voor de volgende Olympische Spelen, in 2012 in Londen. Sport is een gemeenschapsmaterie. Het is dus aan de bevoegde ministers Bert Anciaux (Vl.Pro) en Michel Daerden (PS) om beleidsopties uit te tekenen en middelen vrij te maken.

Het valt niet te verwachten dat het BOIC zijn strenge selectiecriteria, die in de aanloop naar deze Spelen door sommige sporters als onrechtvaardig en te streng werden aangevochten, zal versoepelen. Als België straks nog een rol van betekenis wil spelen in de topsport, kan dat ook niet. Het voorbeeld van de zwemmers toont dat aan, zegt BOIC-sportdirecteur Eddy De Smedt: ‘Bondscoach Stefaan Obreno was blij omdat zes van de zeven zwemmers hun beste prestatie ooit neerzetten. Ze verbeterden liefst zeven Belgische records. Dat is mooi, maar in de eindrangschikking van hun nummers op de Spelen moet je hun namen al ver gaan zoeken.’

De anders zo diplomatische BOIC-voorzitter Pierre-Olivier Beckers wond er evenmin doekjes om: ‘Er ligt een oceaan aan werk op ons te wachten. Als de Belgische topsport al vooruitging, ging de buitenlandse concurrentie nog meer vooruit. Nog nooit was de kloof zo groot. Dit moet de wekker zijn die ons uit bed haalt, niet een zoemer die ons weer doet indommelen, zoals vier jaar geleden.’

Niet alles – Tia en Kim en co. even buiten beschouwing gelaten – wat de Belgische delegatie neerzette, was slecht. Een deel van de selectie leverde zijn beste prestatie ooit. Roeier Tim Maeyens leverde een heroïsche prestatie, mountainbiker Sven Nys toonde dat hij een echte olympiër is, net als langeafstandszwemmer Brian Ryckeman. Hou hen in het oog in de voorbereiding van de Spelen van Londen.

Judoka Ilse Heylen had pech, Dirk Van Tichelt moet er in Londen staan, samen met topzwemmers Elise Mathijssen en Yoris Grandjean. Baanrenner Iljo Keisse hervatte zich na een matte puntenkoers, samen met Kenny De Ketele, knap bij de ploegkoers. Ook wat de zo vaak verguisde voetballers deden, was beter dan verwacht, zeker omdat zij als enigen niet eens met hun sterkste ploeg konden aantreden. Zeilster Evi Van Acker moet kunnen leren uit wat in Peking verkeerd liep, en de ambities waarmee ze naar China afzakte over vier jaar kunnen waarmaken. Delegatieleider Philippe Rogge verwachtte trouwens vooraf al dat ze haar doel, goud, niet zou halen: ‘De druk die Evi zichzelf oplegde, door te zeggen dat ze voor goud ging op haar eerste Spelen, vind ik prima als ambitie maar verkeerd als communicatietechniek.’

VLAAMSE OLYMPISCHE PLOEG

Philippe Rogge was in het algemeen niet verrast door de Belgische prestaties. ‘Daarom heb ik vooraf ook geen aantal medailles vooropgesteld. Ik wou mijn twijfels niet uiten. Als we voor het vertrek naar hier eerlijk hadden gezegd wat we verwachtten, hadden we signalen gestuurd die niet productief hadden ingewerkt op de Belgische prestaties. Ik vind dat je mensen moet kunnen afschermen die ’s anderdaags of twee dagen later aan de slag moeten. Je moet op de persconferentie net voor Tia’s competitie niet beginnen te zeuren dat België rouwt omdat het nog geen medailles heeft. Dat is contraproductief. Je moet maar bezig zijn met langetermijnmaatregelen als die lange termijn aan de orde is. Dat is vanaf nu, niet tijdens de laatste week van de Spelen.’

‘Eigenlijk mag België blij zijn dat het zijn twee medailles zo laat behaalde’, zucht Rogge. ‘Stel dat we ze de eerste twee dagen hadden behaald, dan was het moeilijk geweest om de publieke opinie te overtuigen dat er een probleem is.’

Hoofdschuddend aanhoorden de BOIC-verantwoordelijken een uur later hoe premier Yves Leterme (CD&V), aangestoken door de prestaties van Hellebaut en de meisjes van de 4×100 meter, plots de loftrompet begon te steken over deze olympische delegatie en ze een voorbeeld voor het land noemde. Nog geen uur eerder hadden diezelfde BOIC-verantwoordelijken verteld dat de Belgische politici zich allang bewust waren van de noodzaak om het topsportbeleid grondig bij te sturen. Twee medailles later waren ze dat blijkbaar al weer vergeten.

Philippe Rogge was het níét vergeten. Zijn eindafrekening, die hij twee dagen eerder samen met de betrokken ministers had opgemaakt, stuurde hij niet bij: ‘Ik hoop dat er iets verandert, maar ik heb ook twijfels, omdat ik weet dat vier jaar geleden óók al aan de alarmbel werd getrokken, en ik zie dat er de voorbije vier jaar weinig veranderd is. Ik hoop alleen dat de ministers inzien dat sport een krachtig wapen kan zijn voor dingen die hen misschien meer interesseren: de uitstraling van hun regio’s, de volksgezondheid. Het doel moet zo sterk zijn dat, zelfs als er een andere minister komt, die moeilijk kan zeggen dat hij het met minder zal doen. Het probleem is: vandaag hebben we zelfs geen gezamenlijk doel. Hoe kun je dan een gezamenlijk resultaat behalen?’

Het BOIC moet mee een beleidsplan opstellen voor de sport. Dat houdt in: keuzes maken. ‘Moeten wij investeren in gewichtheffen als de nummer één in Europa dertiende in de wereld is? Dan zal bij het toekennen van budgetten gewichtheffen niet onze eerste keuze zijn, maar een jongen die in die sport een bepaald niveau haalt, zullen we wél maximaal ondersteunen.’

Rogge vindt het maar zozo dat het BOIC maar één keer om de vier jaar, met het oog op de volgende Spelen, een sportplan presenteert. ‘Eigenlijk zouden we élk jaar een balans moeten opmaken, en op basis daarvan kun je bijsturen. Als een patiënt in het ziekenhuis koorts heeft, komt de verpleegster twee keer per dag langs en niet één keer per week. Als de koorts daalt, ben je goed bezig. Stijgt ze, dan verhoog je de dosis medicatie. Bezoek je hem pas een week later en hij is overleden, dan is er een beleidsprobleem. Wij moeten jaarlijks een analyse durven te maken en daar iets mee doen. Als we het goed vinden dat de meisjes van het beachvolley negende worden en er zit meer in, dan moeten we bepalen welke middelen en begeleiding we ze gaan geven in de aanloop naar Londen.’

Dat het BOIC naar een sterkere sportieve vertegenwoordiging op topmanifestaties streeft terwijl een deel van Vlaanderen mentaal al afscheid heeft genomen van België, geeft Rogge niet het idee dat hij tegen de stroom in roeit. ‘Ik ben daar pragmatisch in: zolang België bestaat, zullen wij afgerekend worden op de Belgische resultaten. Een tweesporenbeleid is voor mij prima, voor zover de doelen op elkaar afgestemd zijn en we een oplossing hebben voor de teamsporten. Maar het is evident dat onze institutionele situatie in vergelijking met andere landen een rem is op topsport, en zeker geen voordeel. In topsport word je beter door meer competitie. Als je je eigen draagvlak al in tweeën deelt, creëer je zelf een probleem.’

Hij kent de kritiek van de Nederlandse zwemcoach Ronald Gaastra, die stelde dat zolang België samenblijft er nooit sprake zal zijn van sportief succes. ‘Gaastra heeft gelijk als hij zegt dat je met compromissen in topsport niet ver komt. Maar hij heeft ongelijk als hij zegt dat je niets zult bereiken zolang België bestaat. Ook als je niet in een ideale situatie zit, moet je blijven vechten om dingen beter te maken.’

Rogge betwijfelt trouwens of een Vlaamse olympische delegatie hier meer succes had gehad: ‘Dan hadden we hier waarschijnlijk geen voetbalploeg en geen estafettes gehad.’

ZOALS EXPO 58

Wat de Belgische delegatieleider wel verraste, was de manier waarop China deze Olympische Spelen organiseerde. ‘Dit is de zevende keer dat ik in China kom, en tot de zesde keer had ik de grootste twijfels of dit wel zou lukken. Ik had vragen bij de organisatie, ja. De rigiditeit die ze hier kennen, het gebrek aan improvisatie, het taalprobleem, de vervuiling… het leek onoverkomelijk. Maar nu zeg ik: chapeau.’

Op de organisatie van de Spelen viel niets aan te merken. De bussen reden op tijd, kwamen overal door, aan vrijwilligers geen gebrek en iedereen stond altijd met de glimlach klaar. Het zal wel allemaal gekunsteld zijn, maar je ging er wel met een opgewekt gevoel mee aan de slag.

De luchtkwaliteit was, op een paar dagen in de beginfase na, uitstekend. Wie ging joggen, viel niet half bewusteloos in de berm. De verkeersbeperkingen – de ene dag de even nummerplaten, de andere dag de oneven. Voor de meeste inwoners van Peking was dit de eerste keer dat ze zo veel buitenlanders zo massaal in hun stad zagen. De hele stad was afgestemd op het ritme van de Spelen. Die waren voor de inwoners van de hoofdstad en de omliggende provincies, die met busladingen werden aangevoerd, één langgerekt feest. Iedereen wou een foto van zichzelf, poserend voor de magnifieke accommodatie op de Olympic Green, het Vogelnest, en de Watercube. Liefst met de hand omhoog, alsof de gefotografeerde de toorts met de olympische vlam vasthield die boven het stadion brandde.

De vergelijking met het optimisme van de Belgen die zich in 1958 vergaapten aan de wonderen en de moderne architectuur van de wereldtentoonstelling op de Heizel, toen een nieuwe wereld voor hen openging en nieuwe tijden aanbraken, is op zijn plaats. De Chinezen waren trots op hun Spelen, op hun land en op hun atleten, die een recordaantal gouden medailles wonnen. Het grote aantal Chinese overwinningen was een van de dingen die zullen bijblijven.

Sportief waren het vooral de Spelen van de nieuwe helden: Michael Phelps, acht keer goud in het zwemmen en zeven wereldrecords, en de Jamaicaan Usain Bolt, drie keer goud in de sprint en evenveel wereldrecords. Hun fenomenale prestaties duwen de vele andere opmerkelijke overwinningen en emotionele momenten naar de achtergrond. De wanhopige warming-up van Chinees hordeloper en held Liu Xiang. De omhelzingen van de Georgische beachvolleybalsters met hun Russische tegenstandsters terwijl de Russische tanks Georgië binnenreden. Het mislukte eindschot van de Amerikaanse schutter Matthew Emmons, wiens vrouw de eerste gouden medaille won op deze Spelen (ten koste van China). Emmons, die vier jaar geleden met zijn laatste schot goud miste, maakte hier precies hetzelfde mee, maar droeg zijn verlies opnieuw waardig. Allemaal leuke verhalen om straks bij het haardvuur aan terug te denken.

Benieuwd wat Londen er over vier jaar van bakt.

DOOR GEERT FOUTRÉ IN CHINA

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content