De tweede ronde in de Servische presidentsverkiezingen wordt een nek-aan-nekrace tussen een prowesterse kandidaat en een radicale ultranationalist. Moet de EU de eerste een handje helpen?

Eigenlijk was zondag 20 januari een hoogdag voor de democratie in Servië. Meer dan 60 procent van de 6,7 miljoen stemgerechtigde Serviërs nam deel aan de eerste ronde van de presidentsverkiezingen. Sinds 2000 was de opkomst nooit zo hoog.

Het leverde voorlopig twee winnaars op. De ultranationalist Tomislav Nikolic kreeg bijna 40 procent van de stemmen achter zijn naam. Hij neemt het in de tweede ronde van zondag 3 februari op tegen huidig president Boris Tadic, die op 35 procent strandde. Tadic is een gematigd en hervormingsgezind politicus, een fervent pleitbezorger van toetreding tot de Europese Unie ook. Volgens Nikolic is EU-lidmaatschap nergens voor nodig. Zijn Radicale Partij verwacht alle heil van trouwe bondgenoot Rusland.

Wie het op 3 februari uiteindelijk zal halen, is hoogst onzeker. Veel westersgezinde Serviërs hopen dat de EU Tadic een duwtje in de rug geeft. Door op 28 januari, wanneer de EU-ministers van Buitenlandse Zaken bijeenkomen, groen licht te geven voor een toenaderingsakkoord met Servië, bijvoorbeeld. Zo’n akkoord levert veel Europees geld op en is een laatste tussenstap naar kandidaat-lidmaatschap.

Een meerderheid van de huidige 27 lidstaten is bereid om dat gebaar van goodwill te geven, ook al omdat ze weten dat de Servische provincie Kosovo zich over enkele weken – tot grote woede van Belgrado – onafhankelijk zal verklaren mét de steun van de belangrijkste lidstaten. De Servische premier Vojislav Kostunica heeft al te kennen gegeven dat Belgrado in het geval van zo’n erkenning zelfs geen toenaderingsakkoord meer wíl tekenen met de EU.

De enige EU-landen die nog dwarsliggen om Servië een cadeautje te gunnen, zijn Nederland en België. Zij blijven eisen dat Servië eerst aantoont dat het ‘volledig meewerkt’ aan de jacht op de oorlogsmisdadigers Ratko Mladic en diens Bosnisch-Servische rechterhand, Radovan Karadzic. En dat de procureur-generaal van het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag, de Belg Serge Brammertz, de enige persoon is om over die ‘medewerking’ te oordelen.

De meeste lidstaten zien dat anders, en veel zal dus afhangen van de koppigheid van minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht (Open VLD) en zijn Nederlandse ambtsgenoot Maxime Verhagen. Zij krijgen alvast de morele steun van Jan Pronk. In zijn eerste column voor het weekblad Vrij Nederland waarschuwde de voormalige PvdA-minister en VN-gezant vorige week nog voor te veel soepelheid tegenover Servië als het over Karadzic en Mladic gaat, omdat die twee de enigen zijn die de volledige waarheid kennen over de slachting, intussen twaalf jaar geleden, van bijna 8000 moslims in het Bosnische stadje Srebrenica.

Pronk heeft een punt. De meer ‘pragmatische’ EU-lidstaten eigenlijk ook. Afwachten wat het wordt op 29 januari.

Gerry Meeuwssen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content