Nederland concentreert zich met een nieuwe aanpak van achterstandswijken op veertig buurten in achttien steden, waar de problemen rondom slechte woningen, armoede en overlast om aandacht schreeuwen. Fysieke en maatschappelijke verbeteringen moeten de komende tien jaar voorkomen dat deze buurten verder afglijden.

Amsterdam-West begin jaren vijftig. In de nieuwe Kolenkitbuurt zijn de bewoners domweg gelukkig in hun driekamerwoningen. De nieuwbouwwijk met brede trottoirs en grote binnentuinen ligt aan de uiterste rand van de stad, maar de eerste bewoners van de lage flats hebben voor het eerst in hun leven een douche. Vanuit de naastgelegen weilanden komt elke ochtend de melkboer langs met zijn handkar, om verse melk over te gieten. De kinderrijke buurt heeft een groenteman, een bakker en een sigarenzaak waar je ook kunt bellen.

Een kleine zestig jaar later hebben de oorspronkelijke bewoners vrijwel allemaal hun biezen gepakt. Of ze wilden uiteindelijk toch groter wonen, of ze herkenden hun wijk niet meer door de toename van migranten sinds de jaren tachtig. Vandaag de dag lopen mannen met jurken en vrouwen met hoofddoeken langs winkels als de islamitische slagerij, El Masri Telecom en Taoufik Reizen. Negentig procent van de huidige 7000 bewoners is van buitenlandse afkomst.

De ‘witte vlucht’ wordt sinds enkele jaren gevolgd door een ‘zwarte vlucht’. Geslaagde Marokkaanse en Turkse gezinnen verlaten de sociale huursector en trekken naar een koophuis met tuin in de voorsteden.

De Kolenkitbuurt is anno 2009 een achterstandswijk, hoewel daar op straat weinig van te merken is. Geen afval, geen ongure types, geen zwervers. ‘Op een mooie lentedag ziet de wijk er vriendelijk uit’, beaamt stadsdeelburgemeester Jeroen Broeders tijdens een wandeling door de wijk. ‘Maar achter de voordeur schuilen de problemen.’

Bijna twintig procent van de beroepsbevolking in de buurt is werkloos. Meer dan dertig procent van de huishoudens leeft op bijstandsniveau. Veertig procent van de jongeren valt uit op school. Bovendien zijn de naoorlogse sociale huurwoningen slecht onderhouden en te klein voor de nieuwe bewoners. Op minder dan 45 vierkante meter leven soms gezinnen met vijf kinderen.

Oorlogsgebied

De combinatie van sociaaleconomische problemen en verwaarloosde huizen heeft de Kolenkitbuurt officieel de status van achterstandswijk nummer één in Nederland opgeleverd. Enkele plaatsen lager op de ranglijst staat de beruchte Utrechtse probleemwijk Kanaleneiland. Berucht, omdat de problemen zich hier buitenshuis afspelen.

Zo vriendelijk als de Kolenkitbuurt overdag oogt, zo grimmig is het straatbeeld in de Utrechtse wijk als de avond is gevallen. Langs de gesloten winkels hangen verschillende groepen Marokkaanse jongeren, die toekijken als jongens op één wiel met een scooter voorbijcrossen. Midden in de woonwijk worden met auto’s straatraces gehouden.

Het geluid van de piepende banden is te horen in de flat van Edwin de Vries (niet zijn echte naam), die vier jaar geleden met zijn vriend in de wijk kwam wonen vanwege de lage prijzen. De Vries wordt regelmatig uitgescholden, naar eigen zeggen door ‘jongeren tussen de tien en dertig jaar die hier na zonsondergang de dienst uitmaken’. Het stel geeft gemiddeld wekelijks een misstand door aan de wijkagent. Vorig jaar zagen ze hoe jongeren een politiewagen met stenen bekogelden. De politie stuurde de twee een bosje bloemen als dank voor de signalementen die ze hadden gegeven.

Voorzitter van de plaatselijke bewonerscommissie Lex Casteelen kan erover meepraten. Achter zijn huis is bij de ingang van het steegje een hek geplaatst om de vluchtroute voor criminelen af te snijden. Verderop hangen beveiligingscamera’s en ‘mosquitos’: kastjes die een hoge pieptoon produceren, alleen hoorbaar voor jeugdigen, die zo ontmoedigd worden om te blijven rondhangen.

‘Er is een harde kerngroep van criminelen die andere kinderen meetrekt. Sommige mensen zijn letterlijk de wijk uit getreiterd.’ Niet ver van zijn huis veranderde een straat rond de jaarwisseling in wat Casteelen ‘een oorlogsgebied’ noemt. ‘Ze sloopten alles wat los en vast zat. Ordetroepen van de politie hebben hier met een peloton moeten surveilleren.’ Met enige regelmaat kent de wijk een samenscholingsverbod.

Vogelaarwijken

De Kolenkitbuurt en Kanaleneiland staan in Nederland sinds 2007 bekend als Vogelaarwijken, vernoemd naar de toenmalige minister Ella Vogelaar (PvdA). Haar voorganger Pieter Winsemius (VVD) had kort daarvoor de noodklok geluid. ‘We hebben het probleem niet onder controle’, zei Winsemius, een jaar na de rellen in de Franse voorsteden. Volgens hem dreigde in veertig Nederlandse probleemwijken ‘de vlam in de pan te slaan’. ‘Buurten worden afvalputjes, waar de bewoners iedere hoop hebben verloren. Als we niks doen, is het rampspoed.’

Het kabinet-Balkenende IV kwam in het regeerakkoord van februari 2007 met een ‘actieplan’ om de veertig ‘kwetsbaarste probleemwijken’ om te toveren tot ‘prachtwijken’. Speciaal daarvoor werd een ministerie in het leven geroepen dat niet alleen op stedenniveau, maar ook op wijkniveau zou gaan werken. Ella Vogelaar werd de zogeheten programmaminister voor het ministerie van Wonen, Wijken en Integratie. Nadat ze de veertig wijken had bezocht, sprak ze overigens liever van ‘aandachtswijken’ die moesten veranderen in ‘krachtwijken’, ‘omdat het terugleggen van de kracht bij de bewoners in de wijkaanpak centraal staat’.

Vogelaar werd echter door vicepremier annex minister van Financiën Wouter Bos (PvdA) zonder budget op pad gestuurd. Het geld moest ze halen bij de woningcorporaties, die in Nederland als zelfstandige organisaties, krachtige en welvarende spelers zijn. Door gesteggel duurde het uiteindelijk een jaar voordat de financiën waren geregeld.

Na de moeizame bevalling leek het erop dat de wijkaanpak eind vorig jaar echt goed van de grond kwam, maar de moeilijke start in combinatie met een aantal pijnlijke media-optredens kostte minister Vogelaar de kop. Op 13 november vorig jaar schoof de PvdA haar aan de kant. Een dag later trad haar opvolger aan, Eberhard van der Laan, die al gauw aangaf dat hij zou vasthouden aan de term Vogelaarwijk. ‘Zij heeft deze per slot van rekening als merk in de markt gezet.’

Net als zijn voorganger bezoekt Van der Laan vrijwel wekelijks een van de veertig wijken om de voortgang te meten. In de wijk Poelenburg in Zaandam (nummer achttien op de lijst) loopt hij over straat met wethouders, bewoners en journalisten in zijn kielzog. Het kleine circus wordt vanuit verschillende huiskamers met verbazing gadegeslagen.

Al wandelend door de wijk wil de kersverse minister nog wel even vertellen wat volgens hem de essentie is van de wijkaanpak. ‘We hebben in Nederland een lange traditie in vooral de fysieke verbetering van woningen. Nu werken we bijvoorbeeld ook met een achter-de-voordeuraanpak, om mensen stapje voor stapje te helpen om weer vooruit te komen.’ Als voorbeeld noemt de minister het zogeheten frontlijnteam in Leeuwarden, waar een team van verschillende organisaties ongevraagd bij mensen aanklopt om hulp te bieden bij bijvoorbeeld hun administratie of het zoeken van een baan.

De minister wijst naar enkele woningen waar de gordijnen zijn gesloten. ‘Je kunt wel zeggen dat die mensen gewoon weer aan het werk moeten. Maar daar zitten vaak nog vijf stappen tussen, zoals het weghouden van de deurwaarder. Dat kost heel veel tijd en energie.’

Nieuw is die aanpak niet, erkent Van der Laan. ‘Maar nu wordt het met meer focus gedaan. Er is goed gekeken wat de veertig slechtste wijken zijn en daar wordt begonnen. Uiteindelijk moeten de meest succesvolle methoden als voorbeeld dienen voor de honderden andere wijken die er ook slecht voor staan.’

Welke methoden dat zijn moet nog maar blijken, want de wijkaanpak en de bijbehorende projecten bevinden zich door alle vertragingen in een pril stadium. Vooralsnog hebben veel Zaandammers geen idee wat er in hun buurt gebeurt. Terwijl de minister in een zaaltje over de wijk vergadert, loopt buurtbewoner Ruth Beverloo met haar hondje voorbij. Gevraagd naar wat ze van de wijkaanpak merkt, roept ze verbaasd: ‘Is dit een Vogelaarwijk?’

Bewonersinitiatieven als smeerolie

De Zaandammers zijn niet de enige bewoners van Vogelaarwijken die geen idee hebben van een nieuwe aanpak voor hun buurt. Hoewel de overheid zegt er grote waarde aan te hechten dat bewoners worden betrokken bij de wijkaanpak, bleek eind vorig jaar uit onderzoek van de Universiteit van Tilburg, dat daar nog weinig van terechtkomt.

In Kanaleneiland, waar meer dan zeventig procent allochtoon is, schat Lex Casteelen dat driekwart van de bewoners geen idee heeft van de Vogelaaraanpak. ‘Het blijkt lastig om hen erbij te betrekken. Een buurtcommissie bijvoorbeeld, is vaak nog iets van oudere, witte Nederlanders. Als er al Marokkanen naar een bijeenkomst komen, schrikken ze zich wezenloos van de totaal andere vergadercultuur.’

De Amsterdamse stadsdeelburgemeester Jeroen Broeders heeft hetzelfde probleem in zijn stad. ‘Je kunt uiteindelijk natuurlijk maar een gedeelte van de bewoners betrekken bij de Vogelaaraanpak.’ Omdat die aanpak een lange adem vergt, zijn er ook in zijn buurt nog geen grote, voor de bewoners zichtbare resultaten.

Daarom is Broeders bijzonder enthousiast over het geld dat de overheid beschikbaar heeft gesteld voor bewonersinitiatieven. In de Kolenkitbuurt heeft een bewonerspanel dat geld al besteed aan een veiligheidsproject en het opknappen van een speeltuin. ‘Wat hou ik ervan als iets werkt’, roept hij bij de speelplaats uit terwijl hij wijst naar een man die de glijbaan verft. Hij steekt zijn duim naar hem op. ‘Wordt mooi man!’ Kinderen maken volop gebruik van de speeltoestellen. ‘Het geld voor de bewonersinitiatieven is de smeerolie van de wijkaanpak’, zegt Broeders nadat hij een paar handen heeft geschud. ‘Je kunt dingen snel aanpakken en de resultaten zijn direct zichtbaar. Dat zet mensen eerder aan om mee te denken over hoe ze hun wijk kunnen verbeteren.’

Geen standaardrecept

Het is nog te vroeg om te zeggen of de Nederlandse wijkaanpak resultaten zal boeken, maar deskundigen zijn vooralsnog optimistisch. Emeritus hoogleraar Volkshuisvesting Hugo Priemus noemt de wijkaanpak ‘een goed beleid, want in die veertig wijken is een geconcentreerde aanpak nodig. Er was al veel gaande in die wijken, maar die activiteiten worden nu versneld en gebundeld.’

Of het dé oplossing zal zijn, is echter nog maar zeer de vraag, zegt Priemus. ‘Men heeft plannen op wijkniveau gemaakt in plaats van op centraal niveau en dat is verstandig. Als er dingen goed gaan moet je dat vooral ook op andere plekken toepassen, maar als het minder goed uitpakt moet je er gewoon mee ophouden.’

Daarnaast bestaat er een aantal gevaren, zoals het zogenaamde waterbedeffect, ‘waarmee je het probleem niet oplost, maar verplaatst. Bovendien zijn de wijken wel de vindplaats van de problemen, maar de oorzaken hoeven helemaal niet in die wijk te liggen. Neem werkloosheid, of de kredietcrisis. Als je gaat sleutelen in een wijk, moet je goed in de gaten houden welke problemen je daadwerkelijk op wijkniveau kunt oplossen.’

Tegelijkertijd moeten de verwachtingen voor de Vogelaarwijken niet te hooggespannen zijn. Termen als krachtwijken of prachtwijken zijn irreëel, waarschuwt Priemus. ‘Daarmee wek je de suggestie dat door lang en goed investeren, het allemaal geweldig aantrekkelijke wijken worden. Voor een groot deel is het echter erger voorkomen en de zaken beheersbaar maken.’

Als groot pluspunt noemt Priemus dat voormalig minister Vogelaar tien jaar uittrok voor de aanpak. Ook de huidige minister Van der Laan deelt die mening. ‘Dit moet je langdurig volhouden, je bent er gewoon tien jaar mee zoet. En dan moet je voorkomen dat er opnieuw achterstallig onderhoud ontstaat.’

Het is echter de vraag of een nieuw kabinet er na de Tweede Kamerverkiezingen van 2011 ook zo over zal denken. De liberale VVD noemt de investeringen in de Vogelaarwijken een linkse hobby en vindt het schrappen van de Vogelaaraanpak een goede bezuinigingsmaatregel tegen de recessie. De rechts-populistische PVV van Geert Wilders is vooralsnog ook geen liefhebber. ‘Schrap die rare Vogelaarwijken. Ze is toch weg’, zei Wilders onlangs. Minister Van der Laan nodigde hem daarop uit om samen met hem een Vogelaarwijk te bezoeken.

DOOR BRAM PEETERS/foto’s simone best

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content