John Maynard Keynes was, behalve een briljant econoom, ook nog een diplomaat, speculant, publicist, uitgever en mecenas.

Hoe controversieel de figuur Keynes ook was, niemand twijfelt eraan dat het een razend intelligent, zelfs briljant man betrof. In de London Review of Books van januari 1993 formuleert Paul Addison het als volgt: “Het is vrijwel zeker dat hij nooit iemand ontmoette die even scherpzinnig was. Eén uitzondering buiten beschouwing gelaten, Ludwig Wittgenstein. Zijn getormenteerde dialogen waren voor Keynes een verademing.”

Beiden ontmoetten elkaar voor het eerst in 1911 in Cambridge. Keynes was daar lid van de bizarre praatgroep de Cambridge Apostles. Alleen mannen met een uitzonderlijk IQ werden er toegelaten tot de debatten en de homoseksuele praktijken. Bertrand Russell tipte Keynes. Hij had een merkwaardige Oostenrijkse ingenieur ontmoet, die eraan twijfelde of hij filosoof dan wel luchtvaartdeskundige zou worden en misschien voor het “apostolaat” in aanmerking kwam. Keynes, die op dat ogenblik nog dertig jaar moest worden, viel voor de intelligentie van Wittgenstein en bleef er zijn leven lang mee bevriend.

Zoals Wittgenstein via een ommetje filosoof werd, zo werd Keynes econoom. Hij studeerde wiskunde en filosofie, gaf zich over aan de liefde, de studie en de schone kunsten, werd ambtenaar op Koloniën en schreef in die functie een traktaat over de waarschijnlijkheidsleer dat hem een leeropdracht in Cambridge opleverde.

Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, hield hij zich ver van de loopgrachten en werd hij ambtenaar op Financiën. Naderhand werd hij betrokken bij de vredesonderhandelingen in Parijs. Bij de discussie over de Duitse herstelbetalingen stond hij echter aan de zijlijn en dat griefde hem zeer. Voor de tweede keer verliet hij de overheidsdienst en nauwelijks twee maanden later leverde hij “The Economic Consequences of the Peace” af, een schitterend polemisch en profetisch werkstuk, waarin hij de vloer aanveegt met het Verdrag van Versailles, in het bijzonder de Duitse herstelbetalingen. Voor hem waren die absolute onzin. “De Duitsers zullen dit akkoord onmogelijk kunnen naleven. Het zal tot algemene wanorde en onrust leiden.” De eigen premier Lloyd George kreeg de volle lading. “In zijn nabijheid voel je onmiddellijk de totale doelloosheid, onverantwoordelijkheid en machtshonger. Hij is hol en zonder inhoud.”

Het boek werd een bestseller, maar werd hem niet in dank afgenomen. Keynes bleef enkele jaren buiten de grote politiek, maar vervelen deed hij zich niet. Hij schreef veel, kocht de krant The Nation op, werd voorzitter van de raad van bestuur van een verzekeringsmaatschappij en bestuurder van vele vennootschappen, verzamelde kunstwerken, speculeerde in aandelen, grondstoffen en vreemde valuta’s en werd daar bijna altijd rijker van.

EEN ANDERE WERELD

In 1925 verbaasde hij zijn vrienden en de wereld met een huwelijk met de Russische ballerina Lydia Lopokova. Het was een passionele relatie die hem echter verwijderde van de Bloomsbury Group, waarvan ook Virginia Woolf deel uitmaakte.

Keynes baalde van de conservatieven, flirtte occasioneel met Labour en koos voor de liberalen. “Labour”, schreef hij, “is een klassenpartij en ik ben van de andere klasse. Op de beslissende momenten zult u mij aan de zijde van de fijn gemanierde bourgeoisie vinden.”

Toen Winston Churchill in 1925 het pond opnieuw tot de vooroorlogse goudpariteit bracht, kroop Keynes opnieuw in de pen. “Deze beslissing zal Engeland zuur opbreken en op termijn zal ze onhoudbaar zijn.” Ook deze voorspelling kwam uit.

Met “The General Theory” schreef Keynes zich in de onsterfelijkheid. De Britse regering schakelde hem opnieuw in. Hij werd adviseur van het oorlogskabinet, kreeg een zetel in het Hogerhuis en toonde zich in de zomer van 1944 een van de belangrijkste figuren op de conferentie van Bretton Woods, waar de nieuwe economische en financiële wereldorde werd vastgelegd. Daar raakte hij voortdurend in aanvaring met de Amerikaanse minister van Financiën Henry Morgenthau en diens assistent Harry Dexter White. Robert Triffin, destijds IMF-adviseur en niet echt een bewonderaar van Keynes – “hij leefde van de controverse en de dissidentie, dat was bijna pathologisch” – betreurde in 1993 dat Morgenthau en White het toen haalden. “Met een Bretton Woods à la Keynes zou de wereld er vandaag op monetair vlak een stuk stabieler uitzien.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content