In 1994, gebelgd door de onthullingen over de moord op PS-leider André Cools en de aankoop van de Agusta-legerhelikopters, trok Patrick Dewael samen met z’n toenmalige VLD-strijdmakker Hugo Coveliers (intussen uit de partij gebonjourd) naar Italië. Dewael en Coveliers waren naar eigen zeggen ziek van de – al dan niet politieke – corruptie in eigen land en gingen de operatie Mani Pulite eens grondig bestuderen. Operatie Schone Handen, zo heette het justitiële graafwerk op gang gebracht door de heldhaftige Italiaanse onderzoeksrechter Antonio Di Pietro, die het opnam tegen politieke en maffiose sjoemelaars op het schiereiland.

Vandaag, met de affaire rond de politiebenoemingen en de rol daarin van minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael, krijgt de herinnering aan diens poging om zich tegen Di Pietro aan te schurken, iets wrangs. Al werd de Italiaanse studiereis van Patrick Dewael en Hugo Coveliers ook destijds al in de Wetstraat afgedaan als een bedenkelijk staaltje van populisme.

In zijn jongste druk besproken pamflet Pleidooi voor populisme (uitgeverij Querido) reduceert auteur David Van Reybrouck het naar zijn aanvoelen toenemende populisme tot een gevolg van de steeds dieper wordende kloof tussen hoogopgeleiden en laagopgeleiden. Hij zet daarbij een aantal In de gloria-achtige typetjes neer, zoals Kelly en Kevin (die laatste draagt uiteraard tatoeages en wordt op latere leeftijd dikbuikig) die niet naar de universiteit zijn geweest, Het Laatste Nieuws lezen en met de chartervlucht op vakantie vertrekken, en Thomas en Charlotte, lezers van De Standaard en wereldburgers die de muziek van de Estse componist Arvo Pärt weten te waarderen.

Op het einde van zijn denkoefening concludeert Van Reybrouck dat ‘wij’ de noden van de lager opgeleiden niet mogen miskennen. En dus mag een beetje populisme wel, maar het moet verlicht zijn, niet brallerig. Populisme mag niet kwetsen in naam van de vrijheid van meningsuiting. Van Reybrouck staat een populisme voor dat een ontworteld kosmopolitisme even problematisch vindt als een geborneerd nationalisme, een populisme dat beseft dat allochtonen en autochtonen beiden slecht geïntegreerd kunnen zijn in de samenleving, een populisme ook dat zich bekommert om het maatschappelijk weefsel, om gelijke kansen en sociale rechtvaardigheid; een populisme dat zowel genereus is als moedig, zowel mild als ferm.

Van Reybroucks stelling dat de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden tot een brallerig populisme zou leiden, gaat evenwel voorbij aan een aantal vaststellingen. In Nederland werden Pim Fortuyn en Theo Van Gogh geen klein beetje gesteund vanuit de intelligentsia in haar Amsterdamse grachtenhuizen. Net zoals bij ons de ondernemers en Antwerpse havenbonzen die vandaag Jean-Marie Dedecker en Vlaams Belang bijspringen, niet meteen tot de laaggeschoolden dienen te worden gerekend.

Populisme is dan ook geen denkrichting. Populisme is een politieke techniek die door alle partijen wordt gebruikt. Van Reybrouck geeft het voorbeeld van het Schoolpact, dat volgens hem niet het resultaat was van populisme maar van langdurig en geduldig overleg. Toch kwam het Schoolpact van Gaston Eyskens er pas nadat zijn partijgenoot Theo Lefèvre de katholieke troepen had opgezweept – op een vrij populistische wijze.

Charles De Gaulle met l’Algérie Française, Margaret Thatcher in de aanloop naar de Falklands-campagne, Helmut Kohl toen hij de Duitse hereniging afdwong en zelfs Franklin Delano Roosevelt in zijn bekende toespraak voor de Amerikaanse vakbonden – allemaal hebben ze populistische technieken toegepast.

Zelfs op de Burgermanifesten van Guy Verhofstadt, die graag beweerde voor ‘het werkelijke land’ te spreken, werd destijds door politieke tegenstanders het etiket ‘populisme’ geplakt.

Populisme is immers een verwijt dat politieke opponenten elkaar graag toe slingeren, want het maakt tegenargumenten aanbrengen overbodig.

Van de Duitse liberaal Ralf Dahrendorf is de uitspraak dat wat voor de één populisme is, voor de ander democratie is.

Populistische technieken worden pas gevaarlijk als ze worden toegepast om, zoals in de Europese Unie, beslissingen buiten iedere controle tot stand te brengen en de bevolking ‘stilzwijgend tot zwijgen te brengen’. Zodat we, volgens Dahrendorf, verzeilen in ‘een democratie zonder democraten’.

Zodra we daar zijn aanbeland, maakt het niet meer uit of we hoog- dan wel laagopgeleid zijn.

door Rik Van Cauwelaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content