‘De Verenigde Naties zijn onmisbaar.’ Shashi Tharoor, ondersecretaris-generaal van de VN, maakt van het VN-informatiebureau in Brussel het grootste buiten het hoofdkwartier in New York.

Foto’s Maria Fialho

Shashi Tharoor (°1956), van Indiase afkomst en onder-secretaris-generaal voor communicatie en informatie van de Verenigde Naties, is auteur van zes boeken, waaronder The Great Indian Novel. Hij werkt bij de VN sinds 1978, eerst bij het vluchtelingenbureau UNHCR, later in peacekeeping operations onder Kofi Annan, die hem later meenam als zijn executive assistant. Op een moment dat de Verenigde Naties, na de Iraakse affaire, wel wat public relations kunnen gebruiken, bekleedt Tharoor er een sleutelpost. Hij kwam naar Brussel om dat alvast voor West-Europa waar te maken.

Shashi Tharoor: ‘We sluiten negen “nationale” VN-informatiecentra – hoewel, dit hier gaat over de Benelux, dat in Kopenhagen gaat over vijf landen – die we vervangen door een regionale hub in Brussel, die voor bijna heel West-Europa zal instaan. Dat wordt het grootste VN-informatiebureau buiten het hoofdkwartier in New York. Daar zijn een aantal redenen voor. Ten eerste natuurlijk de financiële realiteit waarmee iedereen te maken krijgt: we moeten steeds méér doen, met steeds minder middelen. Dat is eigen aan de VN, maar in mijn departement is het acuut. Veel regeringen vinden informatie niet prioritair genoeg om er steun aan te geven, maar ze willen wel méér informatie, en een website, en internet, en het gebruik van meer talen, enzovoort. Maar dat alles binnen het bestaande budget.’

‘Vorig jaar hebben we ons hoofdkwartier gereorganiseerd, en daarna zijn we op het terrein gaan kijken. Dáár, had de Algemene Vergadering beslist, moesten we meer regionaal gaan werken, om te beginnen door een regionale hub voor West-Europa te creëren. West-Europa wordt het proefkonijn. Waarom? In ontwikkelde landen als de West-Europese mag je veronderstellen dat de mensen niet meer zo aangewezen zijn op een fysiek bestaand bureau in hun eigen land als vijftien jaar geleden. Nu kunnen ze daar gemakkelijk aan hun informatie komen met twee klikken van een muis. Wil dat zeggen dat we de zeer belangrijke bijdragen van de landen en het publiek van de Europese Unie minder naar waarde schatten? Integendeel, wij schatten ze veel hoger in, omdat we de steun nodig hebben van internationaal ingestelde mensen en van de civiele samenleving. Precies omdat er in Europa een civiele samenleving bestaat – ngo’s, verenigingen voor de Verenigde Naties die een beetje meer zouden kunnen doen -, hopen wij ze daartoe te kunnen aansporen, om in hun eigen landen de boodschap uit te dragen.

Is de financiële toestand van de VN nog steeds catastrofaal?

SHASHI THAROOR: De VN kennen nu al langer dan tien jaar een nulgroei, en 64 van de 191 lidstaten betalen hun bijdragen niet helemaal. Zeker als sommige grote landen niet betalen, wordt dat een probleem. De Verenigde Staten betalen tegenwoordig, maar die hebben nog achterstallen te vereffenen, vooral in peacekeeping. De moeilijkheid zit hem hierin dat de nulgroei onmogelijk is vol te houden, door de nieuwe eisen die worden gesteld. We hebben bijvoorbeeld onze kosten voor veiligheid sterk moeten verhogen, dat kan niet zonder nieuwe inkomsten. We hebben meer geld nodig, maar de politieke signalen die we krijgen, vertellen ons dat de rijke landen het VN-budget niet willen verhogen. We kijken ertegenaan met een zekere bezorgdheid. Als je bedenkt wat de wereld allemaal van de Verenigde Naties verwacht, dan is het teleurstellend dat het zo moeilijk is om het allemaal te financieren.

De VN hebben een ‘slechte pers’. Iemand merkte op, een tijd geleden, dat de VN het risico lopen ‘irrelevant te worden’.

THAROOR: Dat heb ik rond de Irak-kwestie al meer mogen horen! Maar als ik even mag, het goede woord zou zijn ‘onmisbaar’. Eerlijk gezegd zitten die premature overlijdensberichten van onze organisatie sommige VN-mensen vrij hoog, zeker zij die op het terrein aan de frontlijn staan. We weten wel dat er een probleem is. Een opiniepeiling van drie weken geleden, gehouden in twintig landen, wees uit dat het imago van de VN er overal op achteruitgegaan is. In Amerika, omdat we de regering niet gesteund hebben, en in al de andere landen omdat we de VS niet belet hebben ten oorlog te trekken. Dus verliezen we altijd.

Maar toch denken wij dat dit een voorbijgaand verschijnsel is. Ten eerste is er in heel de democratische wereld geen enkel wetgevend lichaam dat altijd akkoord gaat. Af en toe zal er een wet worden afgewezen. De hele instelling in diskrediet brengen omdat de Veiligheidsraad over iets gediscussieerd heeft zonder het erover eens te worden, lijkt mij dus wat overdreven. Ten tweede is het een feit dat de Veiligheidsraad het in de meeste gevallen wél eens wordt. Zelfs in de acht, negen weken dat er onenigheid was over Irak bereikte men akkoorden over een hele rist ándere vitale problemen: Congo, Cyprus, Ivoorkust, Afghanistan, Oost-Timor… Ten derde: over Irak zei de Amerikaanse president Bush in zijn toespraak in september tot de Algemene Vergadering niet dat dit een zaak van nationale veiligheid of unilaterale belangen van de VS was, hij zei dat we de resoluties van de Veiligheidsraad moesten uitvoeren. Dus de instelling werd daar versterkt.

Ten vierde is het toestemming geven voor oorlogen niet de hoofdtaak van de Veiligheidsraad. In de afgelopen 58 jaar heeft de raad maar twee keer voor een oorlog toestemming gegeven: Korea, toen de Sovjets de Raad boycotten, en de eerste Golfoorlog, toen een lidstaat een andere lidstaat had ingeslikt. In de andere gevallen heeft de Veiligheidsraad zijn best gedaan om vrede te stichten, terwijl honderden oorlogen werden uitgevochten zonder toestemming van de Raad. En ten slotte, dit alles terzijde gelaten: hoe kan men de Verenigde Naties reduceren tot slechts één probleem? Je moet kijken naar wat de VN eigenlijk moeten doen. Kofi Annan heeft het wel over ‘problemen zonder paspoort’, die onuitgenodigd grenzen overschrijden, en die door geen enkel land of groep landen op eigen houtje kunnen worden opgelost: mensenrechten, terrorisme, vluchtelingen, drugsmisbruik, klimaatverandering, ongelijke ontwikkeling en armoede, milieu, noem maar op. Dit zijn allemaal globale problemen waarvoor het mensdom de verantwoordelijkheid deelt, maar die niet kunnen worden opgelost zonder internationale samenwerking. Neem de tragische combinatie van aids, hongersnood en drugs in Afrika, die bedreigt méér mensenlevens dan in de kwestie-Irak ooit het geval geweest is. En toch concentreert men zich op Irak om over de VN te oordelen!

Wat voor bredere rol kunnen de VN nog spelen in bijvoorbeeld het Midden-Oosten?

THAROOR: Ten eerste spelen de Verenigde Naties een leidende rol in het zogenaamde ‘kwartet’, dat bestaat uit de VN, Rusland, de EU en de VS en dat gezamenlijk de zogenaamde roadmap heeft opgesteld, het stappenplan voor vrede. Daarin zijn we dus een belangrijke speler. En de speciale gezant van de secretaris-generaal in de regio is Terje Rod Larsen in Gaza, die – vóór hij bij de VN kwam – bekendstond als de architect van het Oslo-proces. Die twee elementen samen maken de VN veel hoorbaarder in de regio dan in voorbije jaren misschien het geval was.

Maar ik wil daarin niet overdrijven. Sinds de jaren ’70 zijn de Verenigde Staten de voornaamste vredestichter in het Midden-Oosten. Zij hebben het vertrouwen van de twee kanten. Zij worden misschien des te meer door de ene zijde vertrouwd omdat ze gezien worden als de enigen die de andere zijde tot iets kunnen bewegen. Die spelen dus een speciale rol, maar we moeten niet de indruk geven dat hier van competitie sprake is. De VN willen altijd helpen waar dat nodig is, maar momenteel is ons werk op het terrein het werk van UNRWA, dat van noodhulp tot onderwijs alles bereddert.

Een paar maand geleden zat UNRWA zonder geld, en zou mensen moeten afdanken.

THAROOR: De ergste critici van UNRWA, de VS en Israël, hebben ingezien hoe waardevol UNRWA is. Hoe onmisbaar ook. Ten eerste omdat daar mensen in nood zijn. Palestijnen. Als je die niet helpt, ga je naar een nog veel grotere morele catastrofe. Ten tweede, vanuit het standpunt van het internationaal recht helpen wij Israël met ons werk. Want als wij dat niet deden, zou Israël, als bezettende mogendheid, wettelijk verantwoordelijk zijn voor het welzijn, de gezondheid, voeding, onderwijs van al de Palestijnen in de Bezette Gebieden. Dus zij hebben er geen belang bij UNRWA te sluiten, en zelfs hun sterkste aanhangers in het Amerikaanse Congres hebben dat volgens mij begrepen.

Leidt dat stappenplan ergens naartoe?

THAROOR: Wij hebben het niet in handen, maar we hebben geholpen om de weg in kaart te brengen, en ik denk graag dat het de goede richting uitgaat. Ik denk dat de eerstkomende maanden cruciaal zullen zijn. Op korte termijn zullen er tegenslagen komen, en ik vrees dat er gewelddaden zullen zijn en er nog doden zullen vallen. Dat is altijd een probleem in die regio. Maar ik denk dat we ook het begin zullen zien van bepaalde vormen van samenwerking. Ik heb de indruk dat de balans van de afgelopen weken, sinds de roadmap bekendgemaakt is, veeleer positief is dan negatief. Maar we zijn er nog niet uit. Het is niet duidelijk welke richting we uitgaan. Het zal ervan afhangen hoe de dingen de komende maanden evolueren. Maar ik kan u wel zeggen dat de leden van het kwartet, óók de VS, zeker geëngageerd zijn in dit proces.

Terje Larsen zei ooit dat wat ontbrak in het Oslo-proces een arbiter was, die beide partijen op de vingers kon tikken. Is er nu een scheidsrechter?

THAROOR: Ik zou zeggen dat het kwartet die rol collectief vervult. Maar een specifieke rol, zoals monitors op het terrein brengen, dat moeten we nog zien. Momenteel hebben de Amerikanen enkele monitors op het terrein, achttien tot twintig mensen. De Israëli’s hebben duidelijk gemaakt dat zij alleen monitoring door de VS vertrouwen, en ik denk dat de wereld bereid is om dat te respecteren. In die zin is de vraag wat voorbarig. Laat ons eerst zien welke stappen gedaan worden, en of we in een fase geraken waar supervisie van het proces zinvol wordt. Maar momenteel worden sommige eenheden teruggetrokken, de wereld kijkt toe!

Wat is er mogelijk in Irak?

THAROOR: Irak is natuurlijk een ingewikkeld geval. Wij hebben geen autoriteit in Irak, maar we zijn er wel. De speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal heeft gepraat met alle sectoren van de Iraakse politieke opinie, van de sjiitische clerus tot de communistische partij, en hij heeft gewerkt aan een dialoog met de voorlopige autoriteit van de coalitie die Bagdad beheert. Maar de uitdaging hier is nation building, en dat vraagt méér dan gewoon militaire macht. Het zal een collectieve opdracht worden, om duidelijk te maken dat het Iraakse volk weer welkom is in de internationale gemeenschap. We zijn daar al bezig met humanitair werk, we helpen bij het politieke proces. Inzake het proces van wederopbouw, toekomstige verkiezingen en zo, is het misschien nog te vroeg om iets te zeggen. Voor ons ligt de zaak zo dat de coalitie de oorlog gewonnen heeft, en waar wij ons om bekommeren, is dat het Iraakse volk de vrede wint. Als wij dan meer Iraakse inbreng hebben in de processen die de toekomst van het Iraakse volk bepalen, zullen we tevreden zijn.

Afghanistan als het grote voorbeeld?

THAROOR: Afghanistan is geen groot voorbeeld tot nu toe. De internationale gemeenschap verzekert er de veiligheid in essentie alleen in Kaboel en een paar bescheiden vlekken daarbuiten. De opdracht die we hadden – de centrale regering in Kaboel te versterken – is nog niet uitgevoerd. Anderzijds is het positief dat de VN in staat zijn geweest een politiek proces te helpen tot stand komen waarin Afghaanse instellingen en Afghaanse leiders een Afghaanse regering hebben samengesteld die aanvaardbaar was voor het Afghaanse volk en voor de buitenwereld. Maar we zullen méér successen dan dat moeten boeken in Afghanistan, als we de wereld willen tonen dat de internationale gemeenschap ook goed is in vrede stichten, niet alleen in oorlog voeren.

Wat hebt u daarvoor nodig?

THAROOR: Geld, en politieke wil. Politieke wil is de sleutel. Bij elke geslaagde actie, bijvoorbeeld in peacekeeping, vind je altijd drie ingrediënten terug. Ten eerste een duidelijk, uitvoerbaar mandaat. Ten tweede de middelen die aan dat mandaat beantwoorden: menselijke en financiële middelen. Maar uiteindelijk zijn die beide reflecties van een derde element, dat is de politieke wil. Als die er is, zul je meestal ook wel een goed mandaat krijgen, en het geld en de mensen om het uit te voeren. Als de wil zwak is, of verdeeld, dan krijg je problemen, zoals we die hadden in Bosnië of Rwanda. Daarom zijn de openbare opinies van de wereld zo belangrijk voor ons: zij zijn het die hun politici vertellen wat de moeite van het aanpakken waard is.

Sus van Elzen

‘Toestemming geven voor oorlogen is niet de hoofdtaak van de Veiligheidsraad.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content