Dr. Keith Baverstock leidde 11 jaar de stralingsbeschermingsdienst van het Europese bureau van de wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Sinds zijn pensionering uit hij scherpe kritiek op het beleid van de WHO en de interne censuur.

Zolang Keith Baverstock aan het hoofd stond van de stralingsbeschermingsdienst, kon hij niet vrijuit praten. Nu hij met pensioen is, veroordeelt hij openlijk de politisering van de wereldgezondheidsorganisatie (WHO), die volgens hem kwalijke gevolgen kan hebben voor de volksgezondheid. Bij het Belgisch Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle geniet Baverstock de reputatie van een bekwaam en integer wetenschapper, die op het eind van zijn carrière met de WHO in aanvaring kwam. Wat beweegt een wetenschapper om zo hevig tegen het beleid van de WHO in te gaan?

KEITH BAVERSTOCK: Bij de WHO had ik een fundamenteel dispuut over de politisering van gezondheidskwesties die met het milieu te maken hebben. Niet de wetenschap, maar de politiek bepaalt de standpunten van de WHO daarover. In tegenstelling tot wat de WHO zelf zegt, is haar beleid vaak niet gebaseerd op de bewijzen die de wetenschap aanreikt.

Geef eens een voorbeeld.

BAVERSTOCK: Ik ben gespecialiseerd in de gezondheidseffecten van ioniserende straling. Ik bestudeerde bijvoorbeeld de gevolgen van de ramp in Tsjernobyl. Wat blijkt? Een paar jaar na de nucleaire ramp lopen vooral jonge kinderen risico op schildklierkanker, door het radioactieve jodium dat vrijkomt. We bestudeerden hoe we daar in de toekomst preventief tegenin konden gaan.

Bij een nucleaire ramp kun je mensen voor of onmiddellijk na de blootstelling een grote dosis stabiel (niet-radioactief) jodium geven. De jodiumtabletten blokkeren de opname van radioactief jodium. Onafhankelijke deskundigen adviseerden ons kinderen reeds bij een zeer lage blootstelling jodiumtabletten te geven omdat ze klaarblijkelijk veel gevoeliger reageren op blootstelling dan volwassenen. De experts gaven daarvoor stevige argumenten. Toch botsten onze ideeën binnen de WHO op de grootste tegenkanting.

Wat gebeurde er dan precies?

BAVERSTOCK: Drie jaar lang heeft het internationaal VN-agentschap voor de atoomenergie (IAEA) geprobeerd de WHO te verhinderen de veel lagere stralingsdrempel voor kinderen aan te nemen, zelfs al zouden daardoor bij een nucleaire ramp de risico’s op schildklierkanker beduidend groter zijn. Ook het Franse ministerie van Volksgezondheid kantte zich zwaar tegen ons voorstel.

Een lagere stralingsdrempel voor kinderen betekent dat er in een veel grotere straal rond een kerncentrale preventieve stocks jodiumtabletten moeten worden opgeslagen. Wat preventie veel duurder maakt. Uiteindelijk heeft de WHO de lagere stralingsdrempel voor kinderen toch aanvaard, onder meer dankzij de tussenkomst van dr. Patrick Smeesters van het Belgisch Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle.

Hebt u ook in andere dossiers meegemaakt dat de WHO de adviezen van de eigen experts in de wind sloeg?

BAVERSTOCK: Ik was bijzonder ontevreden met haar standpunt over de mogelijke gezondheidseffecten van een inwendige besmetting met verarmde uraniumstofdeeltjes. De WHO heeft over de gezondheidseffecten van verarmd uranium in april 2001 een monografie gepubliceerd, Sources and Effects of Ionizing Radiation. De uraniumdeeltjes komen vrij als verarmde uraniumkogels een doelwit doorboren en aan de lucht ontvlammen. Vooral in Irak is veel verarmd uranium gebruikt. In de woestijn is dat problematisch omdat het stof er blijft opwaaien.

In de monografie gaat men ervan uit dat verarmde uraniumdeeltjes onoplosbaar zijn. Maar ze zijn gedeeltelijk oplosbaar. Dat leidt tot bijkomende risico’s, waar de monografie aan voorbijgaat.

Wist men daar dan iets van binnen de WHO?

BAVERSTOCK: Ik bezorgde hen de samenvatting van een wetenschappelijk artikel dat ik op dat moment uitschreef. Het bevatte de resultaten van onderzoek dat ik samen met radiobiologe professor Carmel Mothersill van de Canadese McMaster University en stralingsdeskundige Mike Thorne had gedaan. Daarover staat niets in de monografie van de WHO waarvan de coördinatie, tussen twee haakjes, was toevertrouwd aan de Britse hydrogeoloog Barry Smith.

Wat staat er dan wel in de monografie?

BAVERSTOCK: Als je verarmde uraniumdeeltjes in het lichaam krijgt, belandt ongeveer 25 procent in de diepere delen van de longen. Daar blijven ze zitten tot er cellen langskomen waarmee de deeltjes in de bronchiale lymfeknopen terechtkomen. Daar blijven ze tot op je sterfdag. Dat is een traag proces. Occasioneel zenden de deeltjes een alfastraaltje uit. Die dosis is potentieel kankerverwekkend voor de longen. Verarmd uranium is weliswaar een alfastraler, maar met een dusdanig lage specifieke activiteit, dat je zou kunnen zeggen dat je het proces mag negeren.

Er is echter nooit een zwart-wit grens tussen wél of géén risico. Er is altijd een grijze zone. Verarmd uranium zit in de grijze risicozone. Het risico is zo klein dat we ons er misschien zelfs geen zorgen over hoeven te maken. Dat is het standpunt van de WHO, het IAEA en de ICRP (internationale commissie voor radiologische bescherming).

Wat ontbreekt er volgens u in de monografie?

BAVERSTOCK: Als je verarmde uraniumstofdeeltjes inademt, komen er nog drie andere mechanismen op gang. Omdat de deeltjes oplosbaar zijn, krijgen de cellen in de onmiddellijke omgeving een oplosbare vorm van uraan in zich (uranyl-ionen), waardoor ze worden getransformeerd (mechanisme van de chemische gentoxiciteit). Dat is een overgangssituatie die weken tot maanden kan duren.

Alexandra Miller van het Armed Forces Radiobiology Research Institute (AFRRI) in Bethesda heeft met laboratoriumtests aangetoond dat die cellen kunnen worden getransformeerd naar cellen die er kwaadaardig uitzien. Dat is een zeer goede indicator dat ook bij mens of dier kwaadaardigheid kan volgen. Die cellen zijn bovendien vatbaarder voor straling. Beide mechanismen versterken elkaar (synergetisch effect). In de proeven van Miller produceert nikkel hetzelfde effect. Nikkel is absoluut kankerverwekkend.

Carmel Mothersill deed onderzoek naar nog een ander mechanisme. Als een cel bestraald is, lijkt ze signalen uit te sturen naar de buurcellen, waardoor die zich op veel vlakken hetzelfde gaan gedragen als de bestraalde cellen. Dat heet het bystander-effect. Net als een bestraalde cel beveelt een bystander-cel bijvoorbeeld cellen zelfmoord te plegen, of te muteren.

Wat kunnen we op basis daarvan over het risico van verarmd uranium besluiten?

BAVERSTOCK: Het risico is groter dan het risico dat we traditioneel aannemen. Maar of het 10 of 100 keer groter is, weten we niet. Zolang we niet zeker zijn, moeten we de Conventie van Genève en het voorzorgsprincipe hanteren. We kunnen dan beter geen verarmd uranium gebruiken en als we het toch doen, het snel, voor het zich verspreidt, opruimen.

Dat is echter zeer duur. De Amerikaanse militairen moeten speciale, beschermende pakken dragen omdat verarmd uranium door huidabsorptie in het lichaam komt. Kennelijk zijn de Amerikanen bereid dat risico te nemen voor burgers, maar niet voor hun eigen troepen.

Wat gebeurde er met het wetenschappelijk artikel dat u wilde publiceren?

BAVERSTOCK: Als personeelslid van de WHO moest ik altijd goedkeuring vragen vooraleer ik kon publiceren. Welnu, die toestemming kreeg ik niet, hoewel het normaal een formaliteit is.

Wie zat daarachter?

BAVERSTOCK: Het is heel moeilijk dat te weten, omdat het niet openlijk gebeurt. Het kunnen de Amerikanen zijn. Mogelijk vonden er in die periode onderhandelingen plaats, dat er bijvoorbeeld fondsen naar de WHO zouden komen als die het niet al te nauw zou nemen met bepaalde dossiers. Dat is totaal verkeerd.

De WHO is gespecialiseerd in volksgezondheid. Ze moet vrij zijn van politieke inmenging en een neutraal beleid voeren, gebaseerd op wetenschappelijke bewijzen. De WHO zegt dat ze dat doet. In de praktijk is dat vaak niet het geval.

Is alles wat de WHO doet, dan waardeloos?

BAVERSTOCK: Nee! De WHO verricht in sommige domeinen heel waardevol werk! Ik denk bijvoorbeeld aan het crisisbeheer van besmettelijke ziekten, de inspanningen om polio uit te roeien, het tot stand komen van de tabaksconventie, de inspanningen op het gebied van hiv en aids. Als het fout loopt, heeft het te maken met het conflict tussen economische groei en volksgezondheid. Politieke druk en inmenging vormen een vaak voorkomende kwaal in leefmilieugebonden gezondheidskwesties, zoals lucht- en waterverontreiniging, genetisch gemanipuleerd voedsel en de mobiele telefonie.

Door Marleen Teugels

‘In tegenstelling tot wat de WHO zelf zegt, is haar beleid vaak niet gebaseerd op de bewijzen die de wetenschap aanreikt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content