De Amerikaanse Molly Crabapple maakt tekeningen in de gerechtszaal van Guantanamo en in New Yorkse pornobars. Ze betovert de culturele wereld met werken die satirisch en vol woede zijn.

Ze ziet eruit als een verzonnen personage dat uit een stripverhaal in de werkelijke wereld is gestapt. Haar zwarte haren zijn lang, haar grote ogen zwart omrand, haar huid is mat. Ze is klein, ze praat waanzinnig snel en nerveus als een hoogbegaafd kind.

Alle hoofden draaien zich naar haar om als ze op een vroege ochtend in juni 2013 op het parkeerterrein van de luchtmachtbasis Andrews Air Force Base in de Amerikaanse staat Maryland staat. Een groep journalisten wacht op het vervoer naar Guantanamo om daar verslag uit te brengen over het 9/11-proces. De mysterieuze vrouw in jurk, die voor het New Yorkse magazine Vice meevliegt, is als laatste gearriveerd. Een taxi heeft haar gebracht.

Als ze in Guantanamo aangekomen is, tekent ze in de gerechtszaal de aangeklaagde Khalid Sheikh Mohammed, de man die achter de schermen verantwoordelijk is voor de terroristische aanslagen van 11 september 2001. In haar schetsen lijkt hij op een zonderlinge kobold. Ze tekent ook de met struikgewas overgroeide lege kooien van het eerste gevangenenkamp, Camp X-Ray – op haar tekeningen zien ze eruit als een concentratiekamp.

Toen Molly Crabapple nog een naaktmodel was, toen ze nog als danseres en vuurspuwster actief was of in een New Yorkse nachtclub de stripteasedanseressen op het podium tekende, kon niemand vermoeden dat ze ooit als politieke kunstenares bekend en ernstig genomen zou worden. Maar in de afgelopen twee jaar heeft ze de Occupy Wall Street-protesten gedocumenteerd, die voor haar deur plaatsvonden. In Athene heeft ze demonstranten getekend, in haar schilderijen heeft ze de Arabische Lente verwerkt en in TheNew York Times bracht ze verslag uit over Syrische vluchtelingen.

Nu zit ze in New York, in haar gigantische loft op de derde verdieping van een huis in het Financial District, en op de vraag hoe men dat eigenlijk moet noemen wat ze maakt, of dat nu kunst is, antwoordt ze met een ‘Yeah’. En journalistiek? ‘Ja, af en toe.’ En gaat het ook om politiek activisme? Ergens wel, maar dat woord bevalt haar niet. ‘Als mensen zich activisten noemen, worden ze altijd zelfgenoegzame klootzakken.’

Molly Crabapple heeft een nieuwe rol uitgevonden: de politiek-journalistieke kunstenares. Ze tekent, schrijft journalistieke teksten, en wat haar overdag door het hoofd gaat, twittert ze aan haar 41.000 volgers. Het internet heeft haar succes mogelijk gemaakt, zegt ze. Want het internet was het podium waarop de rollenclichés in rook opgingen om voor nieuwe plaats te maken. Maar het personage dat ze representeert, heeft ze niet zelf uitgevonden, want zo is ze nu eenmaal. ‘Ik ben alleen maar een verdomd komische persoon die online is. Er is geen breuk tussen mijn publieke en mijn privépersoon.’

Wilde appel

Molly Crabapples vader is een Puerto Ricaan, haar moeder een Joods-Amerikaanse. Ze werd in 1983 als Jennifer Caban geboren in Far Rockaway, een afgelegen stadsdeel van New York dat ze zelf als een ‘getto’ karakteriseert. Haar echte naam heeft ze altijd gehaat. Toen ze achttien was, had ze voor haar carrière als naaktmodel een pseudoniem nodig. Een lover in Parijs had haar ooit eens crabapple genoemd, dat beviel haar, het betekent wilde appel en is slang voor iemand die wispelturig is. Die naam bleef.

Toen ze amper zeven jaar was, begon ze al andere kinderen te tekenen — om te voorkomen dat ze door hen afgeranseld werd. Op haar twaalfde werd ze van school gestuurd omdat ze geen respect voor de leraren had en omdat ze T-shirts met anarchistische symbolen droeg.

Ze bezocht een kunsthogeschool, daarna kwam het tot een abortus, wat voor haar een traumatische ervaring was. Over die afdrijving heeft ze recent een tekst geschreven. Het maakt haar niets uit om intimiteiten prijs te geven. Ze beweert dat het schrijven van die tekst een politieke kwestie was. Ze reisde naar Parijs, Marokko en Turkije om te leren tekenen.

Haar eerste woningen waren door ratten verpeste en door kakkerlakken besmette spelonken, meestal zolderetages zonder verwarming. Ze beantwoordde kleine advertenties waarin mannen naar erotische modellen zochten. In hotelkamers had ze dates met die mannen en kreeg ze honderd dollar per uur om zich uit te kleden en zich te laten fotograferen. Naderhand ziet ze dat als ‘sekswerk’, zegt ze, ook als er geen seks aan te pas kwam. Ze ging ook uit de kleren voor de website ‘Suicide Girls’, die gespecialiseerd is in punkmeisjes, 400 dollar per shooting. ‘Ik vond het destijds al interessant om in het publiek online te zijn’, vertelt ze.

Moulin Rouge on crack

Op haar eenentwintigste vond ze in New York een event uit dat ze ‘Dr. Sketchy’s Anti-Art School’ noemde en dat mondiaal in 130 steden gekopieerd werd: mensen ontmoeten elkaar, drinken en tekenen zogenaamde burlesque-danseressen die zich op het podium uitkleden. Crabapple stond bij die party’s in New York ook zelf op het podium. Ze was een buitengewoon slechte danseres, zegt ze, maar in de plaats daarvan was ze uitzonderlijk goed in vuurspuwen.

Toen ze onlangs voor studenten optrad, noemde de feestredenaar haar schertsend ‘a hustler’, een verkooptalent, omdat ze zich altijd al kletsend ergens naar binnen heeft gewurmd, in Guantanamo, in de journalistiek en in de meest trendy club van New York: The Box. Vijf jaar geleden waren zijn burlesque-shows hét gespreksonderwerp van de stad.

Op een namiddag in New York geeft ze een rondleiding in de club, die op dit moment van de dag leeg is: een pijpenlade, boven de bar een trapezering, aan de muren links en rechts boxen voor de stamgasten en aan het uiteinde een podium waarop de stripteaseuses en de travestieten hun show opvoeren.

Het was hier zoals ‘Moulin Rouge on crack’, zegt ze. Hier maakte ze haar entree in de betere kringen, hier zat ze ’s nachts en tekende ze, en hier ontmoette ze de mensen die haar steunden en haar kunst wilden kopen. Ze zegt dat ze haar schetsenboek altijd gebruikt heeft als een instrument dat voor haar deuren opende op plaatsen die anders gesloten zouden zijn gebleven.

Occupy Wall Street

Haar doorbraak forceerde Molly Crab-apple tijdens de hoogdagen van Occupy Wall Street. Een van haar posters die ze samen met een vriend schilderde, heeft het New Yorks Museum of Modern Art vorig jaar in zijn collectie opgenomen. De protesten barstten in 2011 vlak voor haar huisdeur los. Toen zei ze in zichzelf: ‘O nee, niet alweer die smerige hippies met hun dreadlocks.’ Ze zegt dat ze geen tijd heeft voor mensen die op de bongotrommel spelen en te veel labels op hun kleding dragen. Ze heeft eerder een zwak voor designerkleding en louboutins.

Maar ze was verrast dat de groep demonstranten zo divers was, uit alle milieus, uit alle leeftijdsgroepen – en dat de politie er met ongehoorde brutaliteit op af ging. Ze heeft het over een ‘gemilitariseerde reactie’.

Ze beweert dat ze altijd al een politiek wezen was, ze zegt dat haar vader marxist is, haar overgrootvader een Joodse socialist, maar van politieke kunst had ze tot nog toe geen hoge dunk, ze zag daarin alleen maar ‘predikantenflauwekul’. Maar bij Occupy zou zich een kentering hebben voorgedaan. In haar woning richtte ze een soort perscentrum in. Bij het eerstejaarsjubileum van Occupy werd ze zelf opgepakt en 36 uur in een cel gestopt.

Barack Obama

Molly Crabapple behoort tot de generatie die grote verwachtingen in Barack Obama had en diep ontgoocheld werd. Ze vertelt over die nacht van 2008 waarna hij verkozen was. ‘Ik heb gedanst tot ’s morgens de zon opging. De hemel was zo blauw, ik had het gevoel dat deze vernederende nationale nachtmerrie eindelijk voorbij was. Maar het ging precies zoals vroeger verder, maar nu met een type dat elegant en ontwikkeld was.’

Om die reden deed ze mee aan Occupy. Ze is geen hardcore linkse, ze gelooft niet dat je je uit het kapitalisme kunt loswrikken. Maar ze zegt dat Amerika een brutaal land zonder socialezekerheidsnet is en dat ze een duidelijk teken wilde geven.

Dat vertelt ze terwijl ze ’s nachts in een taxi onderweg is. Ze komt van een saaie journalistenparty in Manhattan waar ze opdook om haar contacten te onderhouden, en is nu op weg naar een illegale club in Gowanus, een wijk in Brooklyn.

Het verhaal van Molly Crabapple gaat over het onvoorwaardelijk verlangen naar succes. ‘Ik heb de wil om door te breken – ofwel dát, ofwel in de goot sterven.’ Ze zegt dat ze te egoïstisch is om iets anders dan kunstenares te zijn.

Vorig jaar had ze haar eerste grote tentoonstelling, gefinancierd door crowdfunding, in een New Yorkse galerie: ‘The Shell Game’, tien schilderijen van groot formaat die de revoluties in de Arabische wereld, de protesten in Spanje, Griekenland en in New York thematiseren. Het zijn kleurrijke allegorieën die inmiddels allemaal verkocht zijn.

Ze maakt een jaaromzet van meer dan 200.000 dollar, stelt een assistente en een deeltijdse kracht tewerk. ‘Ik praat zo veel en zo eerlijk over geld omdat ik het nooit had’, zegt ze. Amerika is nu eenmaal niet zoals Europa, waar kunstenaars door de staat gesubsidieerd worden. ‘Daarom klink ik vaak als een vrijpostige kapitaliste.’

Google Glass

Molly Crabapple heeft talloze party’s gegeven, talloze mensen leren kennen, ook de schrijver Salman Rushdie. Per mail wil hij wel iets over haar zeggen. ‘Molly is een bohemienne van de oude school met een zeer eigentijdse politieke sensibiliteit,’ schrijft hij. ‘De vlotheid en veelzijdigheid van haar penseel bevallen me zeer, en ook het mengsel van sexyness, satire en echte woede over de stand der zaken in haar schilderijen.’

Haar volgende schilderijenserie zou ze over de NSA-controle willen maken. Onlangs heeft ze bij de FBI geïnformeerd welke documenten daar over haar opgeslagen liggen. Het antwoord: 3000 bladzijden. Nu werkt ze aan een autobiografie. Een beetje vroeg, zou je kunnen denken, als je nog maar dertig bent, maar het verhaal van haar leven is kleurrijk genoeg. Het boek zou Drawing Blood gaan heten en verschijnen bij uitgeverij HarperCollins.

Recent gebeurde in de loft van Molly Crabapple iets wat niets met politiek te maken had. De bekende pornoactrice Stoya, haar muze en vriendin, stond in haar roze tutu voor de spiegel en boog haar lichaam tot een arabeske. Molly Crabapple tekende haar, ze stond voor haar schildersezel en droeg daarbij een Google Glass op haar gezicht. Al wat de kunstenares zag, werd op hetzelfde moment via het internet uitgezonden: haar schildersezel, haar verf, Stoya. In de wereld van Crabapple vloeit dat allemaal in elkaar over.

DOOR MATHIEU VON ROHR – © Der Spiegel

‘Als mensen zich activisten noemen, worden ze altijd zelfgenoegzame klootzakken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content