Als de eerste dagen van een onderzoek beslissend zijn, dan kende de speurtocht naar de verdwenen Loubna Benaïssa een slechte start. Een film vol ergernis, die begon op die noodlottige 5 augustus 1992.

Woensdag 5 maart 1997 was het dus zover. Quebec is het woord waarmee politiediensten en militairen de letter Q in hun telefoonalfabet spellen. Dit keer was Quebec ook de codenaam van de interventie in het Q8-tankstation op de hoek van de Wérystraat en de Kroonlaan in de Brusselse gemeente Elsene. Daar werd al vlug het geraamte van Loubna Benaïssa, op enkele honderden meters van haar thuis, in een metalen kist tussen de rommel in de kelder teruggevonden en werd Patrick Derochette, de zoon van de garagehouder, aangehouden. Loubna was negen toen ze op woensdagmiddag 5 augustus 1992, op weg naar een verderop gelegen Aldi-warenhuis, verdween. Derochette was toen achtentwintig en begon eind vorige week enkele versies van gruwelijke feiten op te dissen. Hij is immers een gewelddadig recidivist en wordt pas dezer dagen echt aan de tand gevoeld. Daarmee leest het onderzoeksteam in Neufchâteau, onder leiding van procureur des konings Michel Bourlet en de onderzoeksrechters Jacques Langlois en Dominique Gérard, dit keer de les aan sommige van hun collega’s in Brussel.

In tegenstelling tot wat de Brusselse procureur des konings Benoît Dejemeppe verklaarde, is de akelige ontdekking niet het werk van een massa speurders met moderne informatie- en analysemethodes, die zogezegd in 1992 niet voorhanden waren. Neen. Loubna Benaïssa en haar beul zijn ontdekt omdat in Neufchâteau de elementaire argwaan en hardnekkigheid wordt gepredikt, die speurders van schrijvelaars onderscheidt. En omdat rijkswachtkolonel Guido Torrez als commandant van het district Brussel niet eens zijn Bijzondere Opsporingsbrigade (BOB), maar een handvol rijkswachters, onder leiding van adjudant-chef Jean-Claude Legendre, liet tonen wat nauwgezet politiewerk kan opleveren. Want, indien de misstappen in de gerechtelijke onderzoeken naar andere verdwenen kinderen tot vorige week met veel goede wil nog konden toegeschreven worden aan brute pech en een gebrekkige coördinatie tussen de onderzoeksmagistraten, de rijkswacht en de gerechtelijke politie, dan is nu bewezen wat zo nodig nog moest bewezen worden.

Een aantal chefs van de gerechtelijke politie bij het parket (GPP) in Brussel en sommige parketmagistraten zijn daar niet in staat hun opdracht naar behoren te vervullen en verzieken de sfeer in beide korpsen. Justitieminister Stefaan De Clerck (CVP) heeft de procureurs-generaal Ann Thily en André Van Oudenhove bevolen respectievelijk vanuit Luik en in Brussel uit te zoeken wat er al die jaren in het opsporingsonderzoek naar Loubna Benaïssa is fout gelopen. Enkele processen-verbaal en de getuigenissen van alle betrokken politiemensen en parketmagistraten in november vorig jaar in de Onderzoekscommissie- Dutroux leren in ruim driehonderd bladzijden dat er niet alleen geklungeld werd in de speurtochten naar seriemisdadiger Marc Dutroux en compagnie. Het verhaal van de blunders bij de zoektocht naar Loubna Benaïssa begint onmiddellijk na haar verdwijning.

BERICHT VERSPREID

Woensdag 5 augustus 1992. ’s Namiddags even voor drie uur meldt Loubna’s vader haar verdwijning aan Kenneth Heselwood van de 2de divisie van de politie van Elsene, aan het Flageyplein. De politie gaat op zoek en signaleert de verdwijning onder andere aan de gerechtelijke politie in Brussel. Het duurt echter vijf dagen voor de jeugdsectie onder leiding van de dienstdoende chef, commissaris Francis Molenberg (gewezen PSC-gemeenteraadslid in Schaarbeek), aan de slag gaat, dan nog op vraag van substituut-procureur des konings Pascale France.

Donderdag 6 augustus. De jeugdpolitie van Elsene versta de politieassistenten Lisa Val en Chantal Plevoets worden ingezet. Beiden maken zich sinds een tiental jaar vooral verdienstelijk met maatschappelijk werk, zijn al doende flik geworden en werken zelfs niet onder de leiding van een gerechtelijk officier. En toch. Beide politievrouwen trekken het onderzoek naar de verdwijning van Loubna op gang. Het traject, dat het meisje wellicht volgde, wordt bevraagd en de buurt onderzocht : tot in verlaten panden en parken aan de vijvers van Elsene en de Abdij Ter Kameren. Intussen blijkt dat Loubna op woensdagmiddag niet in de Aldi is opgemerkt. Ze is spoorloos verdwenen en dat bericht heeft nu ook de rijkswacht verspreid.

Vrijdag 7 augustus. De politie van Elsene onderzoekt verder enkele leegstaande panden in de Graystraat, waar de Benaïssa’s wonen. Chantal Plevoets en haar (sindsdien overleden) collega Felix De Hollogne trekken met de vader naar enkele kranten om er een opsporingsbericht te laten publiceren. Intussen vindt de Brusselse substituut-procureur Pascale France in haar post de melding van Loubna’s verdwijning. Zij ontbiedt Val en Plevoets en sluit enkele onderzoekshypothesen uit. Zo vindt de substituut-procureur dat een meisje van negen te jong is om door het prostitutiemilieu ontvoerd te zijn. Het bestaan van pedofiele netwerken komt bij haar, naar eigen zeggen, niet op. Na overleg met de dienstdoende procureur Michel Peytier beslist substituut France om geen onderzoeksrechter in te schakelen en het opsporingsonderzoek aan de jeugdsectie van de GPP toe te vertrouwen. Daar neemt GPP-commissaris Pierre Colson, een oude rot in het vak, het onderzoek in handen. Colson en Molenberg leven echter als kat en hond. Iedereen gaat met weekend, behalve de politie van Elsene.

Zondag 9 augustus. Een vrouw, die in de Wérystraat tegenover de garage-Derochette woont, vertelt aan een politiepatrouille dat ze op 5 augustus, tussen twaalf en één, vanop het terras van haar appartement felle kreten heeft gehoord ?des cris puissants de refus? van een kind dat mishandeld werd of gedwongen werd bepaalde dingen te doen. Deze vrouw situeerde de noodkreten veeleer in het huizenblok, schuinachter de garage, aan de Clementine- en de Marie Henriettestraat.

Maandag 10 augustus. Val en De Hollogne gaan op hun beurt de vrouw in de Wérystraat horen en proberen de oorsprong van de kreten die ze hoorde nauwkeuriger te lokaliseren. Tevergeefs. In het bewuste huizenblok blijkt bovendien dat op die dag en dat uur niemand iets verdacht gehoord heeft. De Hollogne laat onder andere in de bestanden van de rijkswacht uitzoeken of in die buurt soms mensen wonen die in het verleden zedendelicten hebben gepleegd. GPP-commissaris Colson, die zijn onderzoek opstart, wordt van de demarches van de politie van Elsene op de hoogte gebracht. ’s Avonds gaan hij en GPP-inspecteur Ronald Speltens bij de Benaïssa’s op bezoek. De twee GPP’ers lopen op hun beurt de buurt af.

VERDACHTE NUMMER EEN

Dinsdag 11 augustus. Substituut-procureur France organiseert de eerste (en blijkbaar de enige) coördinatievergadering met de betrokken politiemensen van Elsene onder leiding van adjunct-commissaris hoofdinspecteur Guy Leclercq en vertegenwoordigers van de rijkswacht en van de gerechtelijke politie. Noch Colson, noch Speltens, noch hun collega inspecteur Ewout Spaan hebben weet van deze vergadering en worden er nadien ook niet over ingelicht. Spaan en Speltens bestuderen nog eens de weg die Loubna wellicht aflegde en zoeken naar plaatsen waar ze eventueel zou kunnen ontvoerd zijn. Speltens raadpleegt het kaartregister van pedofielen dat hij sinds kort op eigen initiatief bijhoudt. Het nationaal bestand ?zedenfeiten? levert evenmin resultaten op. Ook dit bevat immers geen gegevens van voor 1990.

En daar zit Patrick Derochette dus niet tussen. Sinds 2 augustus 1984 is hij niet langer geïnterneerd in de gevangenis van Vorst wegens seksuele geweldplegingen op minderjarige jongentjes en sinds 12 maart 1992 staat hij ook niet meer onder sociale en medische begeleiding.

Woensdag 12 augustus. Ook commissaris Colson gaat nu bij het gezin Benaïssa op bezoek. Hij neemt Didier Valentiny van het regionaal Laboratorium voor Technische en Wetenschappelijke Politie met zich mee. Niet zonder enige wrevel van het gezin doorzoeken ze het huis en Loubna’s kamer. Valentiny weet niet goed waarover het gaat en neemt geen microsporen. Colson zal op 18 november 1996 in de Commissie-Dutroux verklaren dat hij daar toen niet aan gedacht heeft. ?Je n’y ai pas pensé?, het Leitmotiv in het Loubna-onderzoek. Intussen lopen de inspecteurs Spaan en Speltens verder straten, huizen, tuinen en bosjes in de buurt af. Het is onbegonnen werk, al richten zij hun aandacht steeds meer op het café dat ene Jacques G., op 5 augustus rond het uur van Loubna’s verdwijning zou verlaten hebben. Die man wordt de hoofdverdachte : ?le suspect numéro 1?.

Donderdag 13 augustus. Commissaris Colson vraagt de jeugdpolitie van Elsene zich gedeisd te houden en niet tussen te komen in het GPP-onderzoek. Spaan en Speltens pakken de hoofdverdachte op. De Mercedes van zijn bijzit wordt in de garage van de GPP doorzocht. Colson zoekt sporen van een kind en wordt bijgestaan door Valentiny. Hem wordt alweer niet veel uitleg gegeven maar de man van het lab doet zijn werk en neemt zelfs haren en vezels mee. Die worden, in afwachting van verder onderzoek, ter bewaring neergelegd op de griffie, maar daar weet Colson dan weer niks van. Speltens wel, maar die wacht tevergeefs op een kantschrift van de behandelende substituut-procureur om die microsporen te laten onderzoeken. Intussen gaat hij diezelfde avond met enkele zeldzame collega’s opnieuw op buurtonderzoek, in de gutsende regen.

DE TWEEDE LETTER

Vrijdag 14 augustus. Mede ten gevolge van de verklaringen van de vrouw in de Wérystraat, die zei dat ze op 5 augustus in de onmiddellijke omgeving noodkreten had gehoord, hebben leden van de politie van Elsene een paar personen in de buurt geïdentificeerd die vroeger al wegens zedenfeiten met het gerecht vandoen hadden. Zo verhoren ze onder anderen Patrick Derochette. Hij zegt dat hij inderdaad Loubna kent van zien ? de vue? omdat ze bijna dagelijks voorbij het tankstation liep. Derochette laat verder noteren dat hij op 5 augustus, zoals elke middag met zijn vader en zijn broer Thierry in het kantoortje zat te eten, zoals ten tijde van hun grootvader. De broer bevestigt dit alibi, maar spreekt niet van de vader. De opsporingsdienst van de gemeentepolitie kijkt nog eens rond in de garage en bij de man thuis maar laat het daar bij : uiteindelijk was er geen onderzoeksrechter aangesteld, er dus ook geen huiszoekingsmandaat of druk van bovenaf om gericht te zoeken.

Het proces-verbaal terzake wordt pas drie dagen later na het weekend afgewerkt. Zonder iets van Derochettes verhoor af te weten, is nu ook Val van de jeugdpolitie evenals Colson van de jeugdsectie van de GPP druk doende met de wijzigende alibi’s van Jacques G. Blijkbaar weten geen van beiden dat hij een sluwe maar afgedankte tipgever is van enkele GPP’ers. De inspecteurs Spaan en Speltens hebben van hun kant de papierrolletjes van de Aldi-kassa’s nagetrokken en vastgesteld dat Loubna die middag daar inderdaad geen potje yoghurt heeft gekocht. Op het parket in Brussel wordt substituut-procureur France afgelost door haar collega Didier Van der Noot.

Dinsdag 18 augustus. Substituut Van der Noot ontvangt een verslag van Lisa Val en het proces-verbaal aangaande Derochette. De jeugdsectie van de GPP spitst echter alle aandacht toe op de intussen weer vrijgelaten G. Cruciale confrontaties worden nochtans niet georganiseerd ; mede omdat er nog steeds geen onderzoeksrechter is aangesteld en er derhalve geen dwangmaatregelen kunnen genomen worden. Van der Noot dringt in zijn kantschriften wel aan op zo’n confrontatie, maar adiëert toch geen onderzoeksrechter.

Aan de politie in Elsene verklaart een elfjarig vriendinnetje van Loubna dat zij omstreeks halfacht ’s avonds verderop in de Dillensstraat een zwarte auto van het type Volkswagen Golf gezien heeft waarin een meisje zat dat treffend op Loubna geleek. Zij zat achteraan met een man naast zich, en die aan het stuur droeg een bril. Het meisje had de nummerplaat op haar voorarm genoteerd. Die leidt naar een Renault 11 in Overijse waarvan de eigenaar helemaal niet de man kan zijn uit de gegeven persoonsbeschrijving en bovendien heeft hij een sluitend alibi.

De nummerplaat en mogelijke letter- en cijfercombinaties worden ook door de rijkswacht verder, maar onvoldoende onderzocht. Toch zullen ze begin 1997 uiteindelijk niet doorslaggevend zijn om Derochette op te pakken. Al blijft het tot op heden vreemd dat de genoteerde nummerplaat die is van een donkergroene Golf, die als bij toeval toebehoorde aan een aangetrouwde neef van Patrick Derochette. De hypothese dat Loubna Benaïssa op 18 augustus nog leefde, is vandaag dus niet a priori uit te sluiten. Het meisje van elf noteerde als tweede letter een K, terwijl het om een H ging. Alle andere cijfers en letters van de nummerplaat stemden overeen.

De GPP blijft zich echter in augustus 1992 blindstaren op Jacques G., terwijl een voor hem waarschijnlijk ontlastende brief in de map van substituut Van der Noot blijft zitten.

Op 15 november 1996 zal Didier Van der Noot in de commissie-Dutroux toegeven dat hij tijdens de tien dagen waarin hij het dossier-Benaïssa beheerde zeker dynamischer had kunnen zijn en onder meer de piste-Derochette had kunnen laten uitspitten. Ook de parlementaire onderzoekscommissie zal echter in november 1996 herhaalde keren aan deze piste voorbijgaan : zij het rakelings en spijts de pertinente vragen van enkele leden, onder wie voorzitter Marc Verwilghen (VLD).

Dinsdag 1 september. Het gerechtelijk verlof is voorbij en het dossier komt nu in handen van substituut-procureur Alain Geerinckx. En dat blijft zo tot hij de jeugdsectie van het parket verlaat.

Het dossier bloedt dood en wordt in februari 1994 zonder gevolg geklasseerd. Subtituut Geerinckx denkt al die tijd dat alle mogelijke sporen nagetrokken werden. En in de parlementaire onderzoekscommissie zal ook hij verklaren dat hij er niet aan gedacht heeft te laten uitzoeken of sommige pedofielen in Brussel nooit betrokken waren bij de ontvoering van kinderen : ?Je n’y ai pas pensé.?

Dat de Brusselse gerechtelijke politie in oktober vorig jaar zonder de onderzoeksstructuur in Neufchâteau te verwittigen nog eens bij Patrick Derochette langsloopt, vaststelt dat Dutroux’ compaan Michel Nihoul er klant was, maar Derochette ongemoeid laat, maakt alles nog erger. Dan nog zijn dit slechts de meest manifeste misstappen in een onderzoek dat van bij het begin nochtans kans op slagen had. Maar in een gerechtelijk arrondissement gevoerd werd dat dringend nood heeft aan meer nauwgezetheid en chefs die dit met gezag verpersoonlijken.

Frank De Moor.

Nabela Benaïssa en haar vader hebben hun boodschap vorig weekend ook in de ouderlijke geboortestad Tanger uitgedragen.

De Brusselse procureur des konings Benoît Dejemeppe heeft zijn hals in de strop gestoken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content