Herman de Liagre Böhl schreef een boeiende en leesbare biografie over de dichter Herman Gorter. Een man die zijn overtuiging zo hartstochtelijk beleefde dat hij ze tot poëzie kon omtoveren.

DE poëzie van Herman Gorter mag rekenen op de bewondering van heel uiteenlopende hedendaagse dichters : J. Bernlef en H.C. ten Berge lieten er zich geestdriftig over uit, maar ook Gerrit Komrij. De Vijftigers zagen hem als een voorloper van hun experimenten. Anderzijds dichtte Ida Gerhardt : ?Het vers van Gorter heeft de geur van graan / dat bloeit en stuift : die reuk van hemels zoet / met erdoorheen het aardse evengoed? ; die regels raken aan iets essentieels, aan een verbinding die Gorter levenslang bezighield. Overigens slaat de waardering vooral op het vroege deel van zijn oeuvre, en dan minder op zijn debuut de onvermijdelijke ?Mei? (1889) dan op de gedurfde ?sensitieve? ?Verzen? van 1890. In die bundel, zegt Herman de Liagre Böhl in zijn recente Gorter-biografie, is de dichter op zoek naar ?de wereld van de trance en de extase, waarin ziel en zinnen of : meditatie en impressie in elkaar versmolten zijn.? Maar Gorter heeft in zijn niet bijster leven (1864-1927) veel méér geschreven en gedaan. De Liagre Böhl tracht in zijn boek de hele figuur tot zijn recht te laten komen.

De naam Gorter roept meestal spontaan een dubbele associatie op : dichter en socialist. In 1896 begon Gorter het marxisme te bestuderen en kort daarop trad hij toe tot de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) van P.J. Troelstra, waarin hij tot 1909 een tamelijk vooraanstaande rol speelde. Nadien maakte hij tien jaar deel uit van de linkse afsplitsing SDP, de latere Communistische Partij. Hij radicaliseerde verder en verzeilde na 1919 in minuscule (en intern verdeelde) radencommunistische partijen. Zijn inzet voor het socialistischeideaal was ongelooflijk groot, zeker tot 1911, toen hij een lichte hartaanval kreeg.

SPINOZA.

?Voortaan zouden periodes van kortstondig enthousiasme, meestal gestimuleerd door spectaculaire gebeurtenissen in het buitenland, afgewisseld worden door lange periodes waarin hij volledig uit het gezichtsveld van zijn partijgenoten verdween.? Hij sukkelde met zijn gezondheid fysiek en psychisch : diepe depressies , trok zich geregeld terug met zijn poëzie en investeerde veel in zijn gecompliceerde liefdesleven (echtgenote, twee vaste minnaressen). Politiek bleef hij bezig, maar zijn isolement zou met de jaren groter worden. In 1915 uitte Lenin zijn goedkeuring over een brochure van Gorter die hij zowaar met behulp van een Nederlands-Duits woordenboek had gelezen ; toen dezelfde auteur in 1920 een Duitse ?Offener Brief an den Genossen Lenin? publiceerde, nam de bolsjewistenleider daar zelfs geen kennis van.

De ijver voor het socialisme paste in een ruimer kader. De zachte en onzekere Gorter, de sensibele Tachtiger (die vroeg zijn vader had verloren) wilde vanaf 1890 ?een geestelijke grondslag voor zijn leven en werk?. Hij had daarbij niet genoeg aan vage (symbolistische) noties, zocht een omvattende houvast, ?doctrinaire wijsheid?. Zoiets vond hij eerst bij Spinoza, die tegelijk een oplossing bood voor het ?schisma tussen geest en stof? dat hem zo ondraaglijk obsedeerde. Böhl schrijft : ?Tucht, ordening en de rationele analyse als grondslag van zijn denken dat waren de stelregels, die hij van [1892] tot aan zijn dood trouw is gebleven.?

De behoefte aan harde zekerheden verklaart waarom Gorter naderhand niet overweg kon met politieke compromissen, hij wilde een zuivere leer en een zuivere partij. Dat maakte hem moeilijk in de omgang. ?Ook zijn beste vrienden kregen na verloop van tijd genoeg van het scherpe contrast in zijn gedragspatroon, waarbij zijn charmante openheid werd afgewisseld door zijn felheid en krampachtigheid.? De zachte kant bleef dus wel aanwezig, en zo raakte hij soms zwaar in de knoop met zichzelf. De protagonist van deze biografie loopt vaak akelig met zijn mannelijkheid te koop, op andere momenten kan hij heel ontroerend zijn. Hij neigt tot verstarring én blijft jongensachtig-hoopvol. Veel gevoel voor humor had hij blijkbaar niet.

Maar er is meer. Een van de redenen waarom Gorter niet bij Spinoza bleef (al beïnvloedde diens pantheïsme hem voorgoed), was dat hij er ?niet de gehoopte dichterlijke inspiratie? van kreeg. Uiteindelijk zocht Gorter kennis met het oog op de poëzie. Uiteindelijk deed hij immers álles met het oog op de poëzie. Hij heeft dat aangrijpend uitgesproken in een bekend fragment uit het epos ?Pan? (1912, ?zeer veel vermeerderde? versie 1916), waaraan De Liagre Böhl de titel van zijn boek ontleende, ?Met al mijn bloed heb ik voor U geleefd?. De poëzie zelf wordt hier aangesproken : overal heeft de dichter haar gezocht in de natuur, de vrouw, het socialisme. In 1903 schreef Gorter aan zijn minnares Ada Prins hoe zijn liefde voor haar en voor het socialisme ineenvloeiden. En : ?Zooals ik voor het socialisme voel, voelen er weinig menschen nog, geloof ik ; ik bedoel : poëtisch en alles, alles, vooral ook de schoonheid er in zien.? Inderdaad : zeldzaam.

LYRICUS.

De socialist Gorter heeft dan ook veel poëzie geschreven : ?Verzen? (1903), ?Een klein heldendicht? (1906), ?Pan?, ?De Arbeidersraad? (1925), plus vele kleine gedichten en ?Liedjes?. De kwaliteit van dat alles is op zijn minst omstreden volgens menigeen is het grote talent na 1890 bezweken onder zwaarwichtigheid, abstractie, propaganda, holheid… De Liagre Böhl acht deze kwestie wezenlijk voor wie een volledig beeld van Gorter wil krijgen. De inleiding vraagt : ?Kan hij ook als socialist nog beschouwd worden als een meesterlijk dichter ?? Zo’n 500 pagina’s verder komt er een bevestigend antwoord : Gorters latere dichtkunst werd zeker niet begunstigd door ?de starheid van zijn ideologische benadering?, maar in de beste lyrische stukken (vaak onderdelen van zwakkere epische gehelen) bleef hij daar bovenuit stijgen, bereikte hij geregeld ?de kosmische verbinding van natuur en geest?.

Tot het einde toe kon hij prachtige ?zielsmuziek? voortbrengen ; zwaarwegend was daarbij de invloed van Friedrich Nietzsches esthetica, die Gorter als jongeling had ondergaan. ?Volgens het adagium ‘zielsleven is muziek’ brengt Nietzsches Dionysos de lyricus in een muzikale stemming die werkt als een subjectloze extase.? Me dunkt dat Böhl op dit punt een nogal dubieuze verbinding tussen interpretatie en waardeoordeel legt, maar bij het waardeoordeel zelf sluit ik me graag aan. Ik denk trouwens dat de kwaliteit van het latere dichtwerk niet alleen in de lyrische passages zit, en dat ze niet ondánks het marxisme bestaat.

Gorters erotisch-mystieke eenheidsdrang is vervoerende resultaten blijven opleveren, of het nu draait om vereniging met en tussen de vrouw, de natuur, de arbeidersklasse, de mensheid, de kosmos… Mede omdat hij zijn overtuiging zo hartstochtelijk beleefde, kon hij haar totpoëzie omtoveren. Zijn blijdschap, vrees en wanhoop over het socialisme werken nog altijd aanstekelijk ondanks het voormalige Oostblok en ondanks onze inheemse vaalroze potentaatjes. En nee, ik zie niets belachelijks in versregels als dat fameuze ?Het socialisme het is een eikeltje?. Het socialisme, ja : ?wat ook flauwmenschen er van brallen, ’t is / wáár, en in zijn hoogste essentie waar.?

Het lijkt duidelijk dat de afwijzing van die gedichten niet zelden door afkeer van en angst voor hun wereldbeschouwing is ingegeven en even vaak door een beperkte poëtica, die altijd weer de stuipen krijgt bij elke glimp van ?abstractie? en van waarlijk stoutmoedige beeldspraak. Misschien moet eraan worden herinnerd dat Karel van de Woestijne wél warme waardering opbracht voor het veelgesmade ?Een klein heldendicht?. En ach, uiteraard is het dichtwerk van Gorter ongelijk van kwaliteit en is het ten dele ?slechts? historisch interessant, maar dat geldt ook voor zijn vroege publicaties, en het geldt voor de meeste uitgebreide oeuvres. Overigens, het ?interessante? is niet te misprijzen.

DISTANTIE.

Herman Gorter was een uiterst ingewikkelde en bovendien labiele persoonlijkheid. De Liagre Böhl laat dat goed zien, maar de contradicties van die persoon blijven min of meer overeind, ze worden niet echt inzichtelijk, het karakter wordt niet doorgrond. Het Slotwoord, dat aanzetten tot synthese en verklaring inhoudt, valt nogal pover uit. Eigenlijk is dat niet zo erg, omdat er zoveel is dat Böhl wél biedt. Hij neemt zijn ?object? voortdurend ernstig, en hij benadert het met sympathie én kritische distantie. Hij schríjft ook ernstig : goddank niet modieus-badinerend, en de anekdotiek neemt tamelijk weinig plaats in. De hoofdlijnen van Gorters privé-leven worden vrij zakelijk beschreven en met veelzeggende citaten ondersteund. Soms zou je wel iets meer willen weten over zijn dagelijks bestaan en dat van zijn naasten, maar kom.

Het hoofdaccent van de rijke biografie ligt op het werk, zowel op Gorters teksten als op zijn politieke activiteiten. Het is geen sinecure om in enkele bladzijden duidelijk te verwoorden waar het om gaat in bijvoorbeeld ?Mei? of ?Pan?, en Böhl doet dat goed. Hij besteedt ook de nodige aandacht aan de niet-poëtische geschriften : de voornaamste politieke pamfletten en de literair-kritische verhandelingen (Gorters kritiek op de beweging van Tachtig, en ?De groote dichters?, zijn boek over Europese poëzie). Op de koop toe wordt de ambitie waargemaakt om Gorter ?in de context van zijn tijd? te behandelen : de lezer krijgt een flink stuk (vooral culturele en sociale) geschiedenis van Nederland en Europa voorgeschoteld. Sommigen zullen het allemaal niet spetterend genoeg vinden, en nu en dan kan het echt wat taai aandoen maar in ’t algemeen lezen we een heldere en overzichtelijke uiteenzetting zelden verrassend, maar informatief en degelijk. Kortom, een belangrijk boek over een belangrijk onderwerp.

Zoals elke biografie is ?Met al mijn bloed heb ik voor U geleefd? een verhaal, met soms minder evidente verbanden, met vaak merkwaardige bijpersonages (de echtgenote en de vriendinnen, de vrienden, de kunstenaars, de politici…). Maar het verhaal van Herman de Liagre Böhl is niet vrijblijvend. Ik bedoel, wie niet in Gorters teksten geïnteresseerd is, zal er wel weinig aan hebben. Of, om het positiever uit te drukken : deze biografie stimuleert om dingen te herlezen en om dingen voor ’t eerst te lezen. Juist daardoor wijst ze er ook op, allicht ongewild, dat er bijna niets van Gorter in de winkels ligt. We herhalen dus nog maar eens dat het droevig gesteld is met de beschikbaarheid van de Nederlandse klassieken. De biograaf plaatst het werk centraal maar het werk is afwezig. Een pijnlijk en potsierlijk tekort.

Joris Note

Herman de Liagre Böhl, ?Met al mijn bloed heb ik voor U geleefd. Herman Gorter 1864-1927?, Balans, Amsterdam, 559 blz., 1700 fr.

Herman Gorter : zijn lyriek bestaat niet ondanks het marxisme.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content