Instrumentenbouwer Andreas Glatt recycleerde zichzelf tot platenbaas. Een gesprek over twintig jaar Accent.

Ergens diep in het Pajottenland, op een weg die enkel de mensen gebruiken die er wonen, wordt een bescheiden feest gevierd. Feest omdat het platenlabel Accent dit jaar twintig jaar bestaat. Bescheiden omdat het in de platenbusiness niet goed gaat. Er is overproductie op de cd-markt.

Grote winkelketens dicteren meer en meer wat kan en niet kan en dat is weinig avontuurlijk. De financiële crisis in het Oosten laat zich ook hier al maar meer voelen. Platenbaas Andreas Glatt laat dit echter niet aan zijn hart komen. Hij is niet alleen een meer dan voortreffelijke kok en een internationaal gereputeerd instrumentenbouwer. Samen met zijn vrouw Adelheid – en enkele occasionele medewerkers – doet hij alles zelf in zijn bedrijf. Al die jaren heeft dit bedrijf slechts op die twee mensen gesteund en gedraaid. Accent kreunt niet onder zware overheadkosten, er is geen overtollig personeel. Glatts devies om de crisis te lijf te gaan, is “volhouden”.

Maar zelfs dat volstaat niet om in deze wereld het hoofd boven water te houden. Andreas Glatt is echter ook nog begiftigd met enkele talenten die hem anders maken dan een doordeweekse zakenman. Al ziet hij er zo niet uit, zijn bonhomie verbergt een precieze en zakelijke organisatie met een ongewoon scherpe doelstelling – er is geen platenfirma waarvan het artistiek programma zo klaar te omschrijven valt. Zonder hem zou de vermaarde Vlaamse oude muziek-beweging er beslist anders hebben uitgezien. En hij gaat voluit in wat hij doet. Want: “Wat je ook doet, je moet het fanatiek doen.”

Glatt begon zijn carrière als instrumentenbouwer. Hij vervaardigde houten blaasinstrumenten voor mensen uit de barok muziekwereld.

Andreas Glatt: “Dat ik platen ben beginnen opnemen, was een bevlieging. Ik bouwde instrumenten voor Paul Dombrecht, Barthold Kuijken, Frans Brüggen. Die instrumenten vlogen toen van Sint-Maartens Bodegem, waar ik woonde, naar Japan. Naar Rusland gingen ze met de diplomatieke koffer, dat waren vooral blokfluiten en traverso’s. Ik kende het hele oude muziekwereldje. Ik woonde op honderd meter van Wieland Kuijken, ik reisde hen na naar alle concerten in Europa. Het was de gouden tijd voor de instrumentenbouw, ik heb toen veel geld verdiend en dat opzijgezet om nadien te investeren. Want na veertien jaar instrumentenbouw vond ik dat er voor mij iets nieuws moest komen. Al die Vlaamse muzikanten – behalve de Kuijkens, Sigiswald, Wieland en Barthold – voor wie ik bouwde, hadden nog niet één plaat opgenomen. Ik had al luisterend deelgenomen aan opnamen in Haarlem en in Amsterdam. De man van Harmonia Mundi Duitsland was een sleutelpersoon. Die werkte slechts met twee microfoons, geen flauwekul, gewoon. Hij maakte de muzikanten niet wijs dat wat ze hoorden helemaal anders op de plaat zou klinken. Nee, wat ze hoorden, zo kwam het op de plaat. Dat was toen mijn voorbeeld.”

DE MUZIEKBEURS VAN CANNES

Begin ’78 was het zover. Het spaargeld ging naar een professionele bandopnemer, een Nagra met goede microfoons om te velde te kunnen opnemen, en naar een Revox om de banden te kunnen monteren. De volgende stap was de muzikanten vragen of ze zin hadden om voor Accent op te nemen. Zo kwamen de acht eerste producties op stapel te staan. Ondertussen bouwde Glatt nog altijd voort aan zijn instrumenten, want het gezin moest ook leven. Dat bleef nog zo de eerste vijf jaar. In ’78 maakte hij de bekende en nog altijd bestaande lay-out van de platencover in oudgeel met de meander in het bruin errond.

Glatt: “Daarmee ben ik in ’79 naar de klassieke muziekbeurs van Cannes gereisd. Dat was toen nog in dat rare gebouw zonder open standen, alleen deuren met nummers erop. Je wist niet wat er achter kon schuilen. Ik stond daar zonder afgewerkt product. Ik had niets om te demonstreren, alleen een maquette van de eerste plaat. Maar dat was toen voldoende om vertrouwen te wekken, want alleen al daarop heb ik in vijf landen distributie gekregen.”

“Je weet in het begin ook niet waarmee je bezig bent. Zo herinner ik me nog levendig de dag dat die eerste acht afgewerkte lp’s aankwamen. Dat was een massa van achtmaal drieduizend lp’s die gelost werden en het was echt Belgisch weer, regen. Al die paletten stonden in de gietende regen voor ik ze in de garage kwijt kon. Met die platen wilde ik niet in België blijven maar zo snel mogelijk naar het buitenland gaan. Dat was zo met de instrumentenbouw en zo zou het ook wel met de platen zijn.”

“Het is onmogelijk om alleen de Belgische markt als jouw markt te zien, die is veel te klein om van te leven. En voor de muzikanten is dat ook niet goed. Het opzet van de platenfirma was dus dat ze gekend zou worden in de hele wereld. Aan de distributie is heel hard gewerkt.”

Na het aanvankelijk triomfantelijke succes van de cd kwam de klad in de platenverkoop. Met het paradoxale gevolg dat de geldverslindende nieuwe producties nu grotendeels door de kleintjes worden gedaan, terwijl de majors veelal de schade beperken door oude opnamen opnieuw te verzilveren. Hoewel, het verleden is ook voor Accent een kostbaar goed.

Glatt: “De ruggengraat van de firma is wat je in je magazijnen hebt liggen. Er is geen enkele cd in mijn catalogus die slaapt. Allemaal blijven ze verkopen. Die opnamen verouderen minder snel omdat de musici niet alleen naar die opnamen zelf toeleven, maar daarbuiten ook de hele tijd met die muziek bezig zijn. De Telemannfantasieën van Barthold Kuijken zijn nummer drie in onze catalogus, onze derde opname, daar verkopen we er nu per jaar nog altijd enkele duizenden van. Ik wil niet spreken van een referentieopname, omdat muzikanten altijd na een opname aan de volgende en betere versie beginnen te denken. Maar voor ze opnemen denken ze er lang over na. Zo is er het vreemde fenomeen dat platen soms pas na een hele tijd beginnen te verkopen. Dat ligt dan niet aan concerten of wat dan ook. Het is alsof bij het publiek de frank gevallen is.”

CONFRONTATIE VAN STERKE KARAKTERS

“De muzikanten komen bij mij met het idee voor een plaatopname. Ze krijgen carte blanche. Dan hebben ze tijd om met het repertoire bezig te zijn en concerten te geven. Anders doen ze het snel voor de opname. Op bestelling. Dat is niet genoeg. Ik ben met een kern van muzikanten begonnen en heb nadien zeer veel moeite gehad om die groep uit te breiden. Natuurlijk is er volk genoeg dat iets wil doen. Ik heb dus moeten leren om neen te zeggen. Je moet ook een relatie met een muzikant kunnen opbouwen. Je moet hen leren dat er na een eerste opname niet onmiddellijk een tweede project moet komen, maar er moet wel continuïteit zijn. Want dat is interessant voor de muzikant en voor het label.”

“Eendagsvliegen hebben geen zin. Je kan wel heel snel een grote catalogus opbouwen met misschien zelfs interessante dingen, maar die plakken niet aan mekaar. Het publiek herkent dan ook niet meer die stijl. De confrontatie kan interessant zijn, maar het moet een confrontatie van sterke karakters zijn. Ik blijf bij mijn eigen stijl en periode. Ik zal geen middeleeuwse muziek opnemen omdat ik er niet zoveel over weet. Je moet het repertoire kennen en ervan houden.”

“Met de muziek van vóór 1500 heb ik het al moeilijk. Niet dat ik het niet graag hoor. Mijn centrum ligt tussen 1600 en 1830. Als ik heel eerlijk ben, is Mozart voor mij de centrale figuur. Ik zou van Mozart graag alles opnemen. Maar dat kan ik niet. Dat heeft met de instrumenten te maken en mijn voorkeur gaat uit naar muzikanten die met instrumenten bezig zijn.”

“Ik heb vastgesteld dat veel muzikanten slechts met de partituur bezig zijn en niet met hun instrument, ze weten er weinig over. De muzikanten met wie ik nu werk, vinden het allemaal heel belangrijk welk instrument ze voor welke muziek kiezen. De evolutie in de muziek die we de jongste vijftien jaar meemaakten, is veel te snel gegaan. De instrumenten van de vroegbarok en de barok staan nog helemaal niet op punt; maar die voor de klassieke periode en de romantiek absoluut niet. Er zijn al zoveel opnamen gemaakt die waardeloos zijn omdat de mensen die op die instrumenten spelen er niets van af weten. Ze hebben wel de handigheid om te spelen, maar ze zijn niet echt aan het instrument aangepast. Met de handen kunnen ze het wel, maar het klinkt helemaal niet.”

In feite is Andreas Glatt na al die jaren nog altijd een instrumentenbouwer gebleven. Zijn passie voor de klank van het instrument heeft zich naadloos verbreed tot een passie voor de klank van een muziekstuk in het algemeen.

Op Accent verscheen onlangs toch muziek uit de romantische periode: “Trockne Blumen” van Barthold Kuijken, dwarsfluit en Luc Devos, pianoforte ACC 97125.

Hyperdroevige gambamuziek uit de 17de eeuw, “The anatomy of melancholy” door het Ensemble Daedalus, ACC 98128 en een voordelige feestdoos met Italiaanse muziek, “Le glorie della musica Italiana”, drie cd’s van verschillende uitvoerders, van onder anderen violist Sigiswald Kuijken en cellist Roel Dieltiens ACC 98000 D.

Lukas Huybrechts

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content