Amin Maaloufs De ontregeling van de wereld is een uitermate boeiende essaybundel over de relatie tussen religie en politiek in Oost en West.

Zijn jeugd bracht Amin Maalouf (°1949) door in Beiroet, als volwassen man ontvluchtte hij Libanon toen daar in 1976 de oorlog uitbrak. Sindsdien woont de schrijver in Parijs. In zijn essaybundel De ontregeling van de wereld is Amin Maalouf de spreekbuis van de migrant, die hij in een van zijn essays beschrijft als een tolk tussen Oost en West. In al zijn teksten beklemtoont Maalouf dat we een kapitale fout begaan als we de status van de (im)migranten afmeten aan de plaats die ze in de westerse samenleving bekleden. Hier staan ze vaak helemaal onder aan de maatschappelijke ladder, terwijl ze in hun land van herkomst dikwijls waardering genieten. Maalouf spreekt over de ‘dubbele identiteit’ van de migrant, al bedoelt hij eerder dat zo’n verplaatste mens naar de wereld kijkt als naar een scherm waarop twee films over elkaar heen worden geprojecteerd: ‘Als het normaal is dat een migrant in zijn gastland een opvatting verdedigt die afkomstig is uit de samenleving waar hij oorspronkelijk vandaan komt, zou het voor hem even normaal moeten zijn om in zijn land van herkomst een opvatting te verdedigen die hij heeft opgedaan in de samenleving waar hij is opgenomen.’

Religie is een belangrijk instrument om zich te positioneren in een wereld waarin de ideologieën hebben afgedaan. De schrijver laat er geen twijfel over bestaan dat de westerse wereld moreel meer vooruitgang heeft geboekt dan de oosterse, ook al is dat geen reden voor triomfalisme. De grote fout van het Westen in zijn betrekkingen met de rest van de wereld is dat het niet in staat is gebleken om de eigen prin-cipes ook te laten opgaan voor de volken wier lot in westerse handen lag.

Bijzonder origineel klinkt dat misschien niet. Maalouf overtuigt meer als analist dan als mens van goede wil. In zijn grote essay ‘Denkbeeldige zekerheden’ schetst hij een bijzonder boeiend beeld van de relatie tussen religie en politiek in Oost en West. Die analyse berust niet op een exegese van de heilige teksten, maar op een vergelijking van wat Maalouf de ‘historische trajecten’ noemt. Want teksten zijn net als doc-trines kneedbaar en naar eigen goeddunken interpreteerbaar. In het postmaoïstische tijdperk kon de Chinese leider Deng Xiaoping zonder meer verklaren dat het privatiseren van eigendom een marxistische gedachte was, net zoals fundamentalistische christenen op basis van de Bijbel durven tebeweren dat het universum zesduizend jaar oud is (en dat fossielen die volgens de wetenschappers van honderdduizend jaar eerder dateren door God op wonderbaarlijke wijze ouder zijn gemaakt).

Maalouf verklaart de morele voorsprong van het Westen aan de hand van een paradox. Hij maakt indruk met de these dat de kiem van die progressie gelegd werd in een tussenruimte tussen de wereldlijke macht en het centrale gezag van de katholieke kerk. De sleutelzin van zijn analyse luidt als volgt: ‘Niemand had kunnen voorzien dat de enorme macht van de pausen op een dag zou eindigen met een beperking van de rol van de religie in de katholieke samenlevingen, terwijl de nogal antiklerikale houding van de islam, die geen machtig geestelijk instituut duldde, ertoe heeft geleid dat de moslimsamen-levingen een sterk religieus karakter hebben gekregen.’ Het is bijzonder boeiend om te volgen hoe Maalouf vanuit een aantal tegenstrijdigheden tot die conclusie komt.

Niet minder interessant is zijn aandacht voor enkele verwaarloosde aspecten van de technologische moderniteit. Nooit eerder in de geschiedenis zaten de ‘planetaire stammen’ met hun mentale en culturele conflicten in ruimte en tijd zo dicht op elkaar: ‘Een onhandige uitspraak, die rond het middaguur wordt gedaan, kan nog dezelfde avond aanleiding geven tot een bloedbad tienduizend kilometer verderop.’ Ruimte en tijd zijn in het tijdperk van de realtime-instrumenten niet langer competitief: ze dekken elkaar. Of we intellectueel en moreel tegen de daaruit resulterende druk opgewassen zijn is maar de vraag, en ook of we uit die confrontatie iets kunnen en willen leren. Er is immers geen gebrek aan mensen die ‘op hun scherm slechts een bevestiging van hun zekerheden zoeken, en een rechtvaardiging voor hun wrok en wraaklust’.

AMIN MAALOUF, DE ONTREGELING VAN DE WERELD, VERTAALD DOOR EEF GRATAMA, UITGEVERIJ DE GEUS, 253 BLZ., 19,90 EURO, ISBN 978 90 445 1561 9.

Piet de Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content