Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Verzonken zelfportretten van Ed Gebski.

Zijn schilderijen zijn in de tijd en de stilte verzonken. In de reserve aan de bibliotheek van De Rode Poort bloeien ze bij daglicht open. De Nederlandse kunstenaar Ed Gebski (37) bracht ze tot stand met vervloeiingen van acrylverf en zilvernitraat en daarop een gelei van chemicaliën. Ze verwerven een transparantie als het glacis op oude schilderijen, waarmee ze ook inzake motief verwant zijn : de kunstenaar registreert zichzelf ten voeten uit in interieurs die bestaan uit fragmenten van plaatsen die van betekenis zijn.

De eerste aanbreng op uw schilderij is de lichtgevoelige laag ?

ED GEBSKI : Een zilvernitraatlaag, met acryl ja. Die vormen een monochrome basis en worden gevoelig voor het licht. Dat wil zeggen dat ze kunnen verkleuren in bruinen, zwarten en grijzen. Door die onderlaag krijg je ook een hele mooie grijstoon. En daarover heen breng ik telkens nieuwe lagen op van acryl en zilvernitraat, die zijn bijna transparant. In die verhouding is de zilvernitraatlaag meer aanwezig dan de verf waardoor er weer een hele dunne laag ontstaat. Zo komen de zwarten echt naar voren. En dan ga ik verder met chemicaliën om te kleuren, om bruine, groene en gele tinten te krijgen.

Komt wat je het gebaar kan noemen, in de laatste laag ?

GEBSKI : Nee, dat gebeurt in iedere laag. Alleen, omdat de lagen over elkaar heen liggen, versmelten ze in elkaar. En daarop werk ik, als een schilder met zijn kwast, maar met chemicaliën in plaats van verf. Van die chemicaliën ontstaat een geleiachtige massa, die ik eigenlijk als een normale verf kan opbrengen. Ik kan hem zo dik maken als ik wil. Door de chemicaliën lang te laten inwerken of kort, verandert de kleur.

U werkt dus eigenlijk traditioneel ?

GEBSKI : Alleen met heel andere middelen. Maar het werk wordt ook puur vanuit de schilderkunstige traditie gemaakt, door die glacislagen.

We nemen aan dat u zichzelf als onderwerp kiest.

GEBSKI : Dat is eigenlijk een proces wat vanzelf ontstaan is. Op een gegeven moment was ik aan het werken in mijn atelier en ik heb toen allerlei opnames gemaakt van tijdens het werken. Het was een registratie van wat ik aan het doen was.

Foto-opnames ?

GEBSKI : Foto-opnames, video-opnames, tijdens mijn werk, niet aan deze schilderijen, maar andere werken. En op een gegeven moment had ik het idee opgevat om daar iets mee te gaan doen…

… om de registratie te laten versmelten met hetgeen waar u aan bezig was ?

GEBSKI : Dat was het.

En waar ging dat schilderen om ?

GEBSKI : In feite ging het nergens om. Het was in feite hetzelfde wat ik nu laat zien, alleen was de registratie belangrijker dan het uiteindelijke werk. Die werken zijn ook allemaal vernietigd.

En waar was u mee bezig ?

GEBSKI : Ik ben altijd wel bezig geweest met herinneringen die ik heb, van mensen waar ik op bezoek kom. Ik heb altijd mijn camera bij me. U ziet het hier ook, het zijn allemaal fragmenten, uit ons geheugen of misschien het collectief geheugen waardoor het werk een soort verzamelplaats wordt van allerlei herinneringen.

Door de gelaagdheid wordt het ook smoezelig, zoals de tijd die invreet.

GEBSKI : Het is een mentaal geheugen in feite, en daar ben ik altijd mee bezig geweest : met die gelaagdheid, die dubbelheid.

Het interieur en het ornament in het interieur zijn nadrukkelijk aanwezig.

GEBSKI : Zeker, omdat het plaatsen zijn waar ik ooit geweest ben, die voor mij van belang waren.

Van persoonlijk belang ?

GEBSKI : Niet alleen persoonlijk. Ook van horen zeggen : ?Ik ben daar geweest, en ik ben daar geweest?. Ik zoek die plaatsen dan op en probeer die voor mij een betekenis te geven. En soms hebben ze geen betekenis en dan gebruik ik ze niet.

Op welke plaats staan we hier ?

GEBSKI : Het is niet één fragment uit één ruimte, het zijn verschillende fragmenten. Fragmenten die jaren terug liggen, fragmenten die heel kortbij liggen.

De gevoelswaarde is dat alles in een staat van verval betrokken is.

GEBSKI : U zegt dat nu zo en ik kan daarin ook wel met u meegaan, maar op het moment dat het schilderij af is heb ik dat niet meer met het schilderij. Dan heeft het voor mij niet meer die gevoelswaarde. Ik merk alleen dat het voor de toeschouwer die gevoelswaarde wel heeft.

Zit er geen element van destructie in ?

GEBSKI : Waar we het daarnet over hadden : traditionele schilderkunst met een nieuwer, met een ander medium benaderd, waardoor eigenlijk ook een destructie van de echte oude schilderkunst plaatsvindt.

Dat denken over chemie…

GEBSKI : Dat denken over chemie is meer een bijzaak. Ik had toevallig met chemie te maken, ik moest me dat eigen maken. Ik kwam na een vakantie van twee weken eens in mijn atelier terug en er stond niets meer op de schilderijen, ze waren gewoon blank. Dat was vreselijk. Omdat ik mijn chemie niet goed toepaste.

Dan toch verval ?

GEBSKI : De chemie heeft in feite een verval in zich. Een vervaltijd die kan lopen tot enkele jaren. Het gekke bij deze werken is dat ze het verval wel inluiden maar niet doorzetten omdat het een eindstadium is in het proces, omdat het nu zouten zijn gaan worden. En die verkleuren niet meer. Het geeft de illusie dat het in verval is maar het is geen verval. Zoals een schilderij ook de illusie is. Als je er nog verder over nadenkt zou het ook weer zijn : dat de schilderkunst tot een halt, tot een stop geroepen is.

Jan Braet

De Rode Poort, tot 2.2.97, Citadelpark Gent.

Ed Gebski, Zonder Titel, 1996, acryl/AgNo, op linnen, 180 x 300 cm. : Het geeft de illusie dat het in verval is.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content