Minister van Cultuur Bert Anciaux heeft vorige week in zijn helderste toespraak ooit de voorheen soms wat vage doelstellingen van zijn beleid verduidelijkt.

In een notendop komt het hierop neer: er moet een nieuw pact komen, een cultuurpact voor de 21e eeuw. Het vorige cultuurpact – in grote mate een Volksunie-werkstuk – moest vooral dienen om het ideologisch pluralisme te garanderen en te verhinderen dat Vlaanderen een christelijke monocultuur bleef. Met zijn nieuwe pact wil Bert Anciaux een andere monocultuur doorbreken: die waaraan vooral hooggeschoolde stedelingen van pakweg 20 tot 40 jaar of kapitaalkrachtige burgers in maatpak participeren. Zijn streven naar ‘interculturaliteit’ is breder dan een wanhopige poging om allochtonen in de Bourla te krijgen of burgermannetjes op een hardcore optreden.

Anciaux beseft heel goed dat er alleen maar een maatschappelijk draagvlak voor kunstsubsidie (en dus bijna onbeperkte vrijheid voor kunstenaars) kan zijn, als het geld dat de overheid in cultuur investeert ten goede komt aan zoveel mogelijk mensen. Anders komt morgen Jean-Marie Dedecker zeggen dat al dat geld beter naar lastenverlaging kan gaan. Niet elke tentoonstelling moet een massapubliek bereiken, maar alle voorstellingen en tentoonstellingen samen moeten wel zoveel mogelijk deelpublieken aanspreken die nu vaak níét worden bereikt.

De minister wil dit pact ook sluiten met de juiste instanties. In de jaren zeventig moest het ideologisch pluralisme gegarandeerd worden door de politieke partijen. Het culturele pluralisme moet worden gewaarborgd door de tussenstructuren: kunstensectoren, theaterdirecteurs, intendanten, directeurs van cultuurcentra of kunstencentra. De kritiek van individuele kunstenaars (met de hysterische schrijvers Christophe Vekeman en Erwin Mortier op kop) is dus onterecht. Hen wordt niks in de weg gelegd. Zij zullen – desgewenst – riant gesubsidieerd worden om hun ding te doen. Hoe klein hun publiek ook is. De overheid moet alleen zorgen dat alle kunst- en cultuurvormen (ook die van en voor laaggeschoolden, allochtonen, jongeren, dorpelingen, senioren …) aanwezig blijven in het landschap. Dat is een vak: intelligent programmeren en creëren, complementair werken, gelijkgestemden samenbrengen, krachten bundelen. Anciaux wil het hele smaakpalet van de samenleving prikkelen en niet alleen het puntje van de tong. Dát is de taak van een cultuurminister én van een gesubsidieerde cultuursector. De kunstenaars moeten zich daar niets van aantrekken: die mogen naar believen pilipili, gember, of mierzoete stroop blijven maken.

Anciaux zegt ook de mandarijnen van de kunstensector de wacht aan: het geld moet naar creatie gaan en niet naar instellingen. Autonomie mag geen alibi zijn om een Operatie Zelfbediening op te zetten. Zijn streven om niet rond elke kunstenaar een structuur op te zetten en instellingen aan te zetten tot samenwerking met apart gesubsidieerde kunstenaars (‘een rugzakje’) is lovenswaardig. Een kunstencentrum of een stadstheater is een openbare instelling, geen privé-speeltuin van één artistiek leider. En Anciaux meent het. Instellingen die nu soms maar 25 procent van hun subsidie aan kunstenaars of aan publieksgerichte acties geven, verdienen een rode kaart. Kunstsubsidies dienen om kunst te subsidiëren, niet om boekhouders, zakelijk leiders, vastgoedmakelaars, IT-wizzards en managers rijk te maken.

Maar het sluitstuk op Anciauxs beleid moet nog komen: de scheiding van publieke en private geldstromen. De regeling voor de culturele industrieën moet privégeld mobiliseren voor meer (semi-)commerciële (maar risicovolle) cultuurprojecten zoals film, musical en bepaalde boekenprojecten. Want hij weet dat hij zijn interculturele droom niet met overheidsgeld kan financieren. Als Anciaux daarin slaagt dan zal hij in 2009 het cultuurbudget niet hebben verdubbeld, maar verveelvoudigd. Wedden dat er dan nóg kritiek zal komen op zijn stijl?

KARL VAN DEN BROECK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content