Met ruim tienduizend consultaties per jaar heeft ’s lands best uitgeruste brandwondencentrum in Neder-over-Heembeek meer dan de handen vol. ‘We hebben eigenlijk te weinig verpleegkundigen’, zegt hoofdgeneesheer luitenant-kolonel Jean Pirson.
Het Militair Hospitaal Koningin Astrid in Neder-over-Heembeek werd opgericht in 1981 voor de opvang van militairen met brandwonden. Het aantal patiënten bleef echter zo laag, dat de deuren twee jaar later ook voor burgerpatiënten werden geopend.
Jaarlijks komen er ruim duizend ernstig verbrande patiënten terecht en worden enkele honderden chirurgische hersteloperaties uitgevoerd. En omdat het brandwondencentrum ook openstaat voor de burgerbevolking, blijft het gespecialiseerde personeel up-to-date in geval van oorlogssituaties. Momenteel werken er 80 à 100 mensen.
Het brandwondencentrum heeft twee hospitalisatie-eenheden. Eén afdeling intensieve zorg met zeven bedden en een niet-intensieve afdeling voor minder ernstige gevallen, met twaalf bedden. In geval van een ramp kan het aantal bedden worden uitgebreid tot 21. Daarnaast is er een afdeling chirurgie met veertien bedden. Het multidisciplinaire team dat voor de ernstig verbrande patiënten klaarstaat, bestaat uit zeven anesthesisten, onder wie hoofdgeneesheer dr. Jean Pirson, drie chirurgen, vijftig verpleegkundigen, zes kinesitherapeuten en twee psychologen. ‘We hebben te weinig verpleegkundigen’, zegt Pirson, ‘en we dreigen bovendien door bezuinigingen een bed intensieve zorg te verliezen.’
Het team van het brandwondencentrum zorgt niet alleen voor de opvang en behandeling van brandwondenpatiënten, maar ook voor de coördinatie tussen de diverse Belgische centra. Bij de brand in het Volendamse café op oudejaarsavond, bijna twee jaar geleden, vroeg bijvoorbeeld Nederland België om hulp.
Dr. pirson: ‘Nederland heeft zelf zeer weinig brandwondencentra, zodat achttien zwaar verbrande patiënten naar Neder-over-Heembeek werden gebracht. Zij verbleven niet allemaal in het militair hospitaal, maar wij zorgden wel voor de eerste opvang en voor gespecialiseerd transport naar andere Belgische brandwondencentra. Voor dit transport staan niet alleen speciale ziekenwagens ter beschikking, we kunnen ook een beroep doen op de Seaking-helikopters van de luchtmacht.’
België telt zeven grote brandwondencentra: AZ Stuivenberg in Antwerpen, Brugmann-ziekenhuis in Brussel, UZ Gent, Gasthuisberg Leuven, Loverval bij Charleroi, UZ Luik en Neder-over-Heembeek.
INTENSIEVE ZORG
De verzorging van ernstige brandwonden vraagt om specifieke behandelingen. Zo moeten de patiënten dagelijks in een speciaal bad om de wonden schoon te maken. Die verzorging is zo pijnlijk dat, wanneer het slachtoffer voor meer dan 40 procent is verbrand, het gedurende één à twee maanden onder volledige verdoving blijft tijdens de behandeling.
OORZAKEN EN ERNST
Veertig procent van de ernstige brandwonden wordt door vuur veroorzaakt en 22 procent door contact met een hete vloeistof. Andere oorzaken zijn veeleer zeldzaam ( zie infografiek). Professionele ongevallen met brandwonden doen zich weinig voor: 80 procent van de opgenomen patiënten had thuis een ongeval gehad.
Jaarlijks loopt 1,2 procent van de Belgische bevolking ernstige brandwonden op en sterven in ons land zo’n 150 mensen aan de gevolgen van deze brandwonden. Er blijkt een seizoensverschil te bestaan, met méér brandwonden in de koudere maanden van het jaar.
Het aantal overlijdens door huisbranden is de laatste tijd wat gedaald. Wel is het sterfterisico bij een huisbrand groter dan bij andere branden. Dat verschil is te wijten aan inhalatieletsels. Roken, drugs en alcohol zijn risicofactoren: roken wordt in verband gebracht met één op de vier huisbranden, alcohol en drugs zouden aan de basis liggen van 40 procent van de huisbranden met inhalatieletsels.
Pirson: ‘De helft van de verbrande patiënten die in Neder-over-Heembeek wordt opgenomen, heeft veeleer beperkte brandwonden. Maar jaarlijks wordt ook een dertigtal echt zwaar verbranden binnengebracht.’
Men moet bij brandwonden een onderscheid maken tussen ernstige en minder ernstige brandwonden. Vooral de temperatuur bij verbranding en de contacttijd spelen een belangrijke rol. Factoren die de ernst van een brandwonde mee bepalen, zijn: de oppervlakte van de brandwonde, de graad van verbranding, de oorzaak en bevuiling van de brandwonde, de leeftijd van het slachtoffer en de plaats van verbranding.
Oppervlakte
Hoe groter de oppervlakte van een brandwonde, hoe meer risico op uitdroging en infectie. Bij verbranding over een grote huidoppervlakte gaat de hele functie van de huid verloren. De overleving van de patiënt is sterk afhankelijk van de oppervlakte van de brandwonde. Die oppervlakte wordt uitgedrukt in een percentage van het gehele lichaam. Meest eenvoudig kunnen we dit percentage inschatten door te vergelijken met de oppervlakte van de handpalm van de patiënt: een handpalm komt overeen met 1 procent verbranding.
De graad van verbranding
Ook de diepte van verbranding speelt een belangrijke rol. Naargelang van de diepte krijgt een brandwonde een ander uitzicht en delen we ze in onder een andere graad.
Een oppervlakkige brandwonde is een open wonde, met eiwitrijk vocht waarrond zich afgestorven weefsel bevindt. Dit is een ideale voedingsbodem voor micro-organismen. Bij een diepe brandwonde zal het litteken de wonde min of meer sluiten, waardoor het gevaar op infectie veel kleiner is.
Bij een eerstegraadsverbranding zien we vooral een rode verkleuring van de huid. De beschermende laag over de zenuwuiteinden is weggebrand en daarom is zo’n eerstegraadsbrandwonde heel pijnlijk. Het meest bekende voorbeeld van een eerstegraadsverbranding is de zonnebrand. Na vier tot vijf dagen genezen de wonden zonder litteken.
Bij een tweedegraadsbrandwonde ontstaat er een vernietiging van de cellen van de huid, waardoor zich vocht opstapelt: we zien blaren onder de huid. Rondom een tweedegraadsbrandwonde treffen we meestal ook een eerstegraadsbrandwonde aan. Een tweedegraadsverbranding kan variëren van oppervlakkig tot diep. Dit onderscheid heeft belangrijke gevolgen voor de behandeling. Een diepe tweedegraadsbrandwonde moet men behandelen als een derdegraadsbrandwonde.
Bij een derdegraadsverbranding is de huid volledig verkoold. Er blijft louter een zwartgeblakerde laag over, hoewel een derdegraadsbrandwonde er ook rood of wit kan uitzien. Een derdegraadsbrandwonde is niet meer pijnlijk, omdat de zenuwuiteinden door de verbranding zijn beschadigd. Door de beschadiging van de haarvaten is een derdegraadsbrandwonde droog. De huid verliest zijn elasticiteit, omdat de elastische vezels in de diepte aan elkaar gaan kleven. Bij een derdegraadsbrandwonde geneest de huid niet meer spontaan omdat alle huidelementen zijn vernietigd. Alleen kleine derdegraadsbrandwonden, met een oppervlakte van minder dan vijf centimeter, kunnen genezen vanuit de rand van de brandwonde.
Soms spreekt men ook van een vierdegraadsbrandwonde. Hiermee geeft men aan dat ook onderliggende structuren zoals spieren en andere weefsels zijn verbrand.
Oorzaak en bevuiling
Een verbranding door chemische stoffen is ernstiger dan een verbranding door heet schoon water. Ook verbrandingen door frietvet of oliën zijn ernstig. De kleding kan letterlijk ingebrand zijn. Bij verbrandingen door elektrocutie zijn vaak ook inwendige organen getroffen.
Leeftijd van het slachtoffer
Kinderen en bejaarden hebben een kleinere weerstand en zullen dus minder gemakkelijk herstellen van een brandwonde. De gevolgen zijn ernstiger ten gevolge van de dunnere opperhuid en snellere uitdroging
De plaats van de verbranding
Brandwonden laten vaak littekens na, zeker te vermijden in het aangezicht of op de handen. De geslachtsorganen zijn zeer kwetsbaar en inwendige brandwonden zijn moeilijker te behandelen.
Marleen Finoulst