Jonathan Holslag

‘De wereld rondreizen is tevergeefs als je niet kunt reizen in je hoofd’

Jonathan Holslag Politoloog en publicist.

Het land lijkt een gevangenis, met de wetten als muren en de ministers als haar bewakers. Wat vooral knaagt, is het voortdurende uitstel van de vrijheid, het kwellende vermoeden dat we deze zomer opnieuw onze reisplannen moeten opbergen en dat we weer twee maanden moeten doorbrengen in dit grijze, moegetergde oord. Bij de vermogende Belg bulkt de bankrekening van opgepot spaargeld dat niet besteed werd aan etentjes, skireizen of het gangbare stadsreisje tijdens de paasvakantie. Als de poort van deze gevangenis in de zomer open ratelt, dan wacht de uitbraak. Ryanair lonkt met koopjes; het beloofde land was nog nooit zo betaalbaar. Maar hoe aantrekkelijk de verre bestemming ook lijkt, we zullen dit land meer lief moeten hebben.

De wereld rondreizen is tevergeefs als je niet kunt reizen in je hoofd.

Zou het immers niet veel draaglijker geweest zijn om de pandemie te trotseren als we ons land wat meer beschouwden als een thuis in plaats van als een strafkamp? En dan heb ik het nog niet eens over het obligaat uitwaaien aan onze kust of de wandeling in de Ardennen. Nee. Het werkelijke paradijs zit hem niet in de leuke bestemmingen, maar in het innerlijke vermogen om de kleine dingen te ontdekken. Het geroffel van de specht. Het onverwachte laagje aprilsneeuw op de takken van de mispelboom. De ranke sleutelbloem die de lente tegemoet reikt vanonder een gebarsten stoeprand. De lome warmte van de zon achter het venster. Het mos in de dakgoot dat van het smeltwater net een kleine glinsterende Alpenwaterval maakt. De wereld rondreizen is tevergeefs als je je zintuigen niet de vrije loop kunt laten, als je niet ook kunt reizen in je hoofd. Om ons land lief te hebben, moeten we alledaagse schoonheid leren ontdekken.

Er schuilt meer volmaaktheid in de verwondering van een kind voor die vanzelfsprekende schoonheid dan in de toerist die zich met zijn selfiestick enkele seconden onsterfelijk waant voor de Trevi-fontein. Perceptiviteit: zo heet het vermogen om in het hier en nu getuige te zijn van de hardnekkigheid waarmee kleine weldaden zich aan ons opdringen. Ik heb dat gelukkig mogen leren van mijn grootouders. Mijn grootmoeder, die me erop attent maakte dat de treurwilg nu toch echt op zijn frisgroene mooist was. Mijn grootvader, die op zijn rammelende oude fiets naar het graanveld trok om uit het geritsel van de halmen af te leiden of ze oogstrijp waren. Perceptiviteit vergt oefening en een zekere bescheidenheid: je moet aanvaarden dat niet alle sensaties groots of exclusief hoeven te zijn. Maar het vereist ook tijd: het loont soms de moeite om enkele tellen van het scherm op te kijken en de zon op je gezicht te voelen.

In vergelijking met de Zwitsers, de Oostenrijkers, ja zelfs met de Fransen en Nederlanders gedraagt de Vlaming of Belg zich als onverbeterlijke nestbevuiler.

We slikken het om een heel jaar lang als een citroen te worden uitgeperst en aanvaarden dat we geen tijd meer hebben om ’s avonds met mooie producten een maaltijd voor het gezin te bereiden. We aanvaarden dat we in het beste geval nog net de adem hebben om onze tuin – een combinatie van gemillimeterd gras, folie en kiezel – onder controle te houden. We sluiten elf maanden per jaar de zintuigen af en verwonderen ons dan enkele weken compleet afgejakkerd over hoe blauw de Middellandse Zee is. En amper hebben we de tijd gevonden om de honderden plaatjes van zee, zonsondergang en glimmende gezichtjes te ordenen op onze telefoon, of we zinken als digitale zombies weer in onze grijze routine. Je kunt het land pas liefhebben als je het leven liefhebt, de veelzijdigheid van lichaam en geest, het feit dat elk zintuig op elk moment een vliegtuig kan zijn naar een andere wereld.

En pas als we het leven opnieuw naar waarde schatten zal het duidelijk worden dat ook het land zorg behoeft. Hoe meer de laatste bloeiende hoogstamboomgaarden en de laatste charmante historische dorpsgezichten plaats ruimen voor architectonische banaliteit in baksteen, hoe meer we fortuinen uit zullen geven aan bestemmingen waar het land wél fier en zorgzaam bejegend wordt. In vergelijking met de Zwitsers, de Oostenrijkers, ja zelfs met de Fransen en Nederlanders gedraagt de Vlaming of Belg zich als onverbeterlijke nestbevuiler. Dat moet stoppen. Als het voorbije jaar iets heeft aangetoond, dan is het dat we meer parken moeten aanleggen, bomen moeten planten in onze tuinen, mooie en karaktervolle plekken moeten beschermen. Dat is van vitaal belang, opdat we van elke dag een kleine reis kunnen maken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content