Een mildere Guy Verhofstadt komt naar buiten met een analyse waarin plaats is voor pressiegroepen, Tony Blairs en Wim Koks.

PRECIES één jaar na de voor hem politiek fatale, jongste parlementsverkiezingen (21 mei 1995) duikt Guy Verhofstadt dus terug op. In zijn eigen Gent, met een lezing voor de VZW Futura, een ?interdisciplinaire en apolitieke denkgroep? die vijf jaar geleden ontstond in de periferie van de werkgeversorganisatie Fabrimetal en de Vlerick-school. In dat jaar trad Verhofstadt af als VLD-voorzitter, zag onder zijn opvolger tribale twisten ontstaan binnen zijn partij en keek toe hoe de SP zich tot het onzichtbare toe, achter de brede schouders van Jean-Luc Dehaene (CVP) ging verschuilen. Hij schreef en dacht in zijn eentje in zijn kantoor van de Senaat, timmerde aan een optrekje in zijn geliefd Toscane, maar vooral : Verhofstadt zweeg. De speech, die hij zorgvuldig voorbereidde en in beperkte kring van tevoren verspreidde, betekent een eerste, aarzelende terugkeer van de liberale ideoloog. Het werd een merkwaardig en verrassend document.

Te lang en te vaak zijn Verhofstadts ideeën afgeschilderd als antipolitiek met een onversneden poujadistische ondertoon. In feite draaide en draait veel van zijn gedachtengoed rond een specifieke invulling van het burgerschap, een discussie die in de rest van Europa woedt, maar in ons land dreigde dood te bloeden. Ironisch genoeg na zijn abdicatie als VLD-voorzitter. Voor die invulling gelden twee modellen, die Mark Elchardus, de huis-socioloog van de SP, eerder al omschreef als het ?normatief? en het ?utilitair? burgerschap.

De voorstanders van het eerste patroon gaan ervan uit dat een samenleving wordt gemaakt door een complex web van relaties ; van familiale banden over gedeelde religieuze inzichten tot lidmaatschap van een vakbond. Het utilitair burgerschap midden jaren zeventig voor het eerst omschreven door de Amerikaan Robert Nozick vertrekt van het principe dat de loutere optelling van individuen de basis van de maatschappij vormt. Een staat mist dus elke legitimiteit om via eenvoudige (belastingen) of voor de burger vrij ondoorzichtige manieren (sociale zekerheid) welke vorm van solidariteit dan ook tussen die individuen af te dwingen.

Een typisch voorbeeld van de praktische verschillen in beide visies ? Het referendum. De normatieven verwerpen de volksraadpleging en prefereren de moeilijkere, vaak minder doorzichtige weg van overleg op soms eindeloos veel echelons, om finaal tot een politiek besluit een compromis te komen. Verhofstadt, die in het ?Burgermanifest? en ?De weg naar de politieke vernieuwing? omzeggens op één lijn zat met de advocaten van het utilitair burgerschap, blijft voorlopig nog altijd voorstander van het referendum als hefboom in een zeer directe democratie. Nochtans is er nooit één natie in de geschiedenis geweest die materies als fiscale of sociale herverdeling kon regelen via referenda. Die vertonen bovendien de onhebbelijkheid niets meer te zijn dan makkelijk manipuleerbare tijdsopnamen, een uitdrukking van de grillen van de individuele burger, waarvan bovendien in ideale en dus utopische omstandigheden verwacht wordt dat hij perfect op de hoogte is van de betrokken materie en van de consequenties van zijn keuze. Dat blijkt zelden het geval, niet door onwil van de participanten aan referenda, door hun blatante onwetendheid of gebrek aan belangstelling voor politiek, maar vaak door de ondoordringbaarheid van de voorgelegde problemen. Tekenend is dat twee weken na de eerste, fameuze volksraadpleging in Denemarken over de toetreding tot de Europese Gemeenschap, afgerond één op drie van de volwassen Denen niet correct kon antwoorden op de simpele vraag hoeveel lidstaten die club telde.

Bij referenda en bij uitbreiding zelfs bij klassieke verkiezingen heeft de burger de onvermijdelijke neiging vooral eigenbelang voorop te stellen. Hij kiest dus bij voorkeur conservatief, ook nog om een andere reden, namelijk dat een aantal voor referenda schijnbaar zeer geschikte thema’s geen duidelijk herkenbare keuze-optie inhouden. Met andere woorden, een volksraadpleging bij ons over de kapitalisatie of de repartitie van het pensioenstelsel zal bij voorbaat een vertekend beeld opleveren, gewoon omdat wij nauwelijks een kapitalisatiesysteem kennen. In elk geval heeft de kiezende burger altijd en onherroepelijk gelijk, maar kan hij zelden of nooit verantwoordelijk gesteld worden voor de soms absurde beslissingen die hij neemt. Een onwerkbare meerderheid bij parlementsverkiezingen ? Hem treft geen schuld, want het zal de politiek wel zijn die voor een hopeloze versnippering heeft gezorgd.

Verhofstadt zou de zwakheden van dit soort directe democratie moeten kennen, omdat hij er tot twee keer toe het slachtoffer van werd. Een eerste keer toen hij bij de jongste parlementsverkiezingen zijn nieuwe sociale ideeën niet verkocht kreeg en Louis Tobback zich aandiende als laatste verdediger van de honderduizenden kleine pensioentjes, de zieken, weduwen, wezen en alle andere noodruftigen. Een tweede keer toen hij moest toezien hoe een interne democratie de sleutels van de VLD-macht in handen gaf van Herman De Croo, niet onmiddellijk die opvolger die hij gewenst had.

BEDROEFD AFSCHEID.

Verhofstadt begint zijn Futura-toespraak met twee korte analyses. Eentje van Francis Fukuyama die in ?Het Einde van de Geschiedenis? betoogt dat (aldus Verhofstadt) ?de liberale democratie het als staatsvorm van zijn concurrenten heeft gehaald en de geschiedenis in de zin van een strijd tussen ideologieën en doctrines definitief heeft afgedaan.? De stellingen van Fukuyama zijn genoegzaam bekend en intussen op losse schroeven gezet door onder meer de Hongaars-Amerikaanse historicus John Lukacz. Ook de minder erudiete burger kan tot de vaststelling komen dat de premisse van Fukuyama con suis, lang niet altijd steek houdt. Politiek is immers zelden of nooit een conflict geweest tussen ideologieën, maar wel eentje over de verdeling annex verovering van eigendom, bezit of macht. Dat geldt zowel voor de strijd tussen de Griekse stadstaten als voor de kruistochten, voor de opkomst van het nazisme en de gruwelijke esbattementen in ex-Joegoslavië.

Verhofstadts tweede analyse gaat over ?La Fin de la Démocratie? of het Guernica voor iedereen die begaan is met het politiek bedrijf. De Franse docent politieke wetenschappen en diplomaat Jean-Marie Guéhenno schetst daarin de toekomst van onze maatschappijen. Die omschrijft hij als het imperiale tijdvak, wat beelden oproept van vadsige Romeinse keizers, die die wentelend in orgieën, geen weet hebben van de implosie van hun rijk. Volgens Guéhenno wordt geschiedenis niet langer gemaakt door naties of staten, zoals de afgelopen twee eeuwen gebeurde, maar door individuen die toevallig of niet door een bepaald belang met elkaar verbonden zijn. Grondstoffen, grenzen, territoria,… het speelt geen rol meer. Slechts één factor blijft van wezenlijk belang : kennis. Want, beweert Guéhenno, ?diegene die het bestand heeft van de 50.000 rijkste Fransen, is rijker dan de juwelier die een gouden broche bezit.? Deze wereld van op zichzelf gekeerde Internet-adepten, leidt tot een oneindige stoet ad hoc-beslissingen ; even ongrijpbaar en oncontroleerbaar als de krachten die erachter schuil gaan. De toekomst is dus aan lui die zich niets van iets aantrekken. Weg klassieke geschiedenis, stelt Guéhenno vast en hij neemt daar bedroefd afscheid van.

Verhofstadt ziet deze kakafonie, die het politiek bedrijf kan vermorzelen, bijna met de snelheid van het licht op ons afstormen. In dit apocalyptisch portret is politiek namelijk gedegradeerd tot niet meer dan een perceptie, geen systeem meer dat onder meer moeizaam probeert het delicate evenwicht te vinden tussen individuele en collectieve belangen. De toespraak van de VLD-senator lijkt hiermee naadloos aan te sluiten bij zijn twee burgermanifesten met hun grote ideologische dogma’s zonder al te diep in te gaan op praktische details. Maar dan breekt hij zijn discours abrupt af, stapt over op een pessimistische inventarisering van verschillende ?oude? economieën (de Europese dus), weegt die af tegen merkwaardige prestaties van landen als Hongkong of Singapore geen grondstoffen, geen territorium, noch interne afzetmarken maar volgens hem in weerwil daarvan het best bestand tegen de ?nieuwe tijden? en komt dan pas tot de echte kern van zijn betoog.

Daarin omschrijft hij een socio-politieke breuklijn tussen het Zuiden van Europa en het Noorden, waarbij de noorderlingen stug vasthouden aan de superioriteit van de overlegeconomie zoals we die sinds de Tweede Wereldoorlog kennen of dus aan het zogenaamde Rijnlandmodel dat bijna een halve eeuw vrede, welvaart en welzijn bracht. Het Noorden daarentegen Verhofstadt rekent daartoe Nederland, Denemarken en Groot-Brittannië wedt op een onderling vergelijkbare reformistische lijn, sleutelt aan instellingen, bouwt het overheidsbeslag geleidelijk af en probeert het primaat van de politiek te herstellen. Drie landen vallen in dat schema uit de boot : de as Duitsland-Frankrijk en… België, op de wip tussen het Noorden en het Zuiden, geregeerd via volmachten, behept met een overlegmodel dat klinisch dood lijkt, maar ook met een Vlaanderen en Wallonië die op hun eigen manier, onmiskenbaar bij een verschillend blok aanleunen. Frankrijk en Duitsland horen nergens thuis, want zowel bondskanselier Helmut Kohl als premier Alain Juppé willen drastisch, met spectaculaire ingrepen, de traditie van de overlegeconomie aan de kant zetten. Verhofstadt zou enkele jaren geleden nog de hevigste supporter geweest zijn van zo’n tabula rasa, maar laat de periscopen van zijn vroegere burgermanifesten nu achter zich. Het Noorden noch het Zuiden willen weten van zo’n brutale amputatie van de sociale traditie ; Verhofstadt evenmin en dat is een opmerkelijke ommezwaai. Wellicht ook omdat hij beseft dat die botte bijlen spaanders geven ; volkswoede in Frankrijk, straks een hete zomer in Duitsland.

PARTICRATIE.

Maar waarom scoort nu het Noorden beter dan het Zuiden ? Waarom lijken landen als Groot-Brittannië, Nederland of Denemarken in bijna alle opzichten van economische tot burgerrechtelijke uitvalshoeken beter bestand tegen het imperiale tijdvak van een Guéhenno ? Verhofstadt detecteert zes significante koerswijzigingen bij het triumviraat, veranderingen die volgens hem het verschil maken. In de eerste plaats de gewijzigde verhouding met de pressiegroepen of wat in Nederland het middenveld heet. Terwijl Verhofstadt in een vroeger leven als hemelbestormer de pressiegroepen verketterde, legt hij zich nu neer bij hun rol binnen de samenleving. ?Een nieuwe verhouding tussen middenveld en politiek betekent niet dat het middenveld wordt uitgeschakeld, wel dat het primaat van de politiek wordt hersteld.? Met dit nieuwe credo trek duidelijke krijtlijnen tussen bevoegdheden en verantwoordelijkheden van zuilen, pressie- en belangengroepen aan de ene kant, politiek aan de andere knuffelt Verhofstadt de Nederlandse (socialistische) premier Wim Kok bijna dood. ?Kok heeft gelijk, men moet geen afkeer hebben van het middenveld, ieder van ons is er op ontelbare manieren mee verbonden. Maar het is grotesk het lot van de gemeenschap te blijven verbinden aan een systeem of een model dat iedere verandering of aanpassing in de kiem smoort en zo leidt tot een collectieve verarming waarvoor we nog tot ver in de 21ste eeuw zullen moeten betalen.?

Dit betekent dus dat de nieuwe Verhofstadt de harde lijn van het utilitaire burgerschap verlaat. Omdat hij ogenschijnlijk tot het inzicht is gekomen dat zijn visie op het burgerschap enkel concreet ingevuld raakt via de vermaledijde pressiegroepen. Wie vertegenwoordigt anders de burger in zijn werkomgeving, zelfs bij de beoefening van vrijetijdsactiviteiten, bij zijn tegenslagen met mogelijk verdragende gevolgen (ziekte, werkloosheid,…) of zelfs in zijn religieuze beleving ? De politiek kan zich niet opwerpen als de enige vertegenwoordiger van de individuele burger in al zijn facetten, omdat dit concept leidt tot een loepzuivere particratie.

Guy Verhofstadt vermoedt dat de politieke succesformule voor de toekomst een mengeling wordt van parlementaire democratie en directe besluitvorming, vandaar verrukte kreten over hervormingen van instellingen of over het invoeren van het Nederlandse correctief referendum. Daarbij krijgt de burger de kans zijn veto te stellen tegen wetten die hem niet aanstaan want tenslotte, zo vindt Verhofstafdt, ?moet de eenzame burger zijn rechten en vrijheden kunnen opeisen tegen een tirannieke meerderheid in.? Hier schuift de herboren ideoloog een eindje richting Paul Nasbitt op, in een vroeger leven managementsgoeroe maar de jongste jaren begaan met het lot van de wereld in het algemeen. Nasbitt heeft echter meteen het gevolg van zo’n democratie à la carte door : het politiek bedrijf groeit finaal uit tot een door de kiezer-consument gedirigeerd marktmechanisme. Verhofstadt begeeft zich in zijn flirt met de eenzame burger ook in gevaarlijk gezelschap, want de anarchist Pierre-Joseph Proudhon, stelde in zijn ?Du Principe Fédératif? al dat de rechten van het individu nooit ondergeschikt mogen worden aan die van de groep of de zogeheten maatschappij. Het was overigens dezelfde Proudhon die het interessante begrip mutualisme bedacht, wat staat voor volkomen vrije associaties tussen individuen, niet opgelegd, maar groeiend uit een spontane Rousseau-achtige drang naar wederzijdse verlening van hulp en bijstand.

Met de derde ommezwaai die Guy Verhofstadt in de noordelijke landen vaststelt echte privatisering en de drang naar het ware volkskapitalisme zitten we terug op geijkt liberaal domein. Maar in een zuivere marxistische retoriek pleit Verhofstadt ervoor de productie-middelen in handen te geven van allen, met de cruciale nuance dat hij hier allesbehalve collectieven van afzonderlijke individuen bedoelt, belichaamd door een staat of door grote, kapitaalkrachtige groepen. Apart vermeldt hij verder twee andere koerswijzingen die Noord van Zuid scheiden : meer flexibiliteit en onderwijshervormingen die ertoe moeten leiden dat jongeren een zo breed mogelijke basisvorming meekrijgen. Weg dus van een systeem ook het onze dat omzeggens onherroepelijke keuzes oplegt vanaf het eerste jaar secundair onderwijs.

IN DE WIND.

Verbazingwekkend is Verhofstadts analyse over de zesde en laatste verandering rond het thema sociale bescherming hij vermijdt zorgvuldig de term sociale zekerheid, misschien vanuit een ideologische achtergrond die predikt dat ?zekerheid? per definitie een contractueel karakter impliceert. De VLD-senator verwijst hier het vroegere liberale alternatief voor de sociale zekerheid naar de brandstapel, maar zet tegelijkertijd zijn voorzitter aardig in de wind (het van alle realiteitszin ontdane voorstel om snel 300.000 werklozen van de markt te plukken). Even dreigt hij te vervallen in christelijk geïnspireerde, paternalistische melancholie (?gezin, familie, bedrijf bieden een vorm van sociale bescherming die wij niet meer kennen?) maar dan komt de aap uit de mouw : Verhofstadt verkondigt namelijk aan dat hij het Rijnlandmodel niet langer wil opblazen, maar wel met zachte hand hervormen. We horen noch de Verenigde Staten, noch Azië achterna te hollen, maar naar aanpassingen te zoeken die aansluiten bij onze Europese cultuur en geschiedenis.

De weg die het Zuiden daarbij inslaat, lijkt hem geenszins aangewezen ; het (fiscaal of para-fiscaal) vrijmaken van meer geldmiddelen voor de sociale bescherming is te simplistisch en contraproductief. De Big Bang van Duitsland of Frankrijk, wordt in één pennentrek ook afgeschreven. Blijft open : de derde weg, een aangepaste versie van het Rijnlandmodel met één specifieke klemtoon : ?in de plaats van de sociale uitgaven te verminderen door op een brutale manier in de uitkeringen te snoeien, moet de sociale bescherming zo worden georganiseerd dat sociale uitgaven worden vermeden.? Verhofstadt geeft daar één concreet voorbeeld van : de nieuwe regeling voor werkloosheidsuitkeringen in Nederland. Daar kan een bedrijf straks kiezen om de financiële gevolgen van werkloosheid bij de overheid te laten liggen (het huidig systeem) met als gevolg een hoge premie, ofwel verzekert de onderneming zich eventueel samen met andere bedrijven tegen dat risico, ofwel opteert ze tenslotte om werknemers zonder baan een tijd lang zelf door te betalen. Doel hierbij is, dat bazen niet bij de minste tegenslag hun werkvolk beginnen afdanken.

Zo’n systemen zijn ook denkbaar voor andere risico’s en Verhofstadt looft en passant maar uitdrukkelijk Labour-leider Tony Blair, die wil afstappen van het repartitiesysteem voor de pensioenen. Dat drastisch en bejubeld voornemen draagt echter de kiem van een zwaar sociaal conflict in zich, want het betekent dat de huidige, werkende generatie op zijn minst gedeeltelijk zal opdraaien voor de financiering van twee stelsels : het vigerende repartitie-systeem en het komende kapitalisatie-stelsel.

Niet totaal bevreemdend is dat Verhofstadt op één enkele uitzondering na België in dit gewoel obstinaat blijft voorstellen als een land dat verlamd zit aan te hikken tegen de vernieuwingen die overal, net over de grenzen, doorgevoerd worden. Behalve de paradigmatisch Britse of Nederlandse voorstellen slaat ons land ook wegen in die afwijken van het rechte pad van het Rijnlandmodel. Onder meer in de ziekteverzekering waar sociale en fiscale franchises, enveloppes en rigoreuse controle de hoge kosten van de sociale bescherming proberen te vermijden. Wat overigens gebeurt, met cijfermatig te bewijzen successen. Alleen heet dat vermijden bij ons anders : responsabilisering.

FISCALE AUTONOMIE.

Het Belgisch immobilisme schrijft Verhofstadt in grote mate toe aan de koppigheid van Wallonië, dat zich nestelt in de zorgvuldig opgebouwde warmte en veiligheid van oude rechten en tradities. Terwijl hij er vroeger van uit ging dat het Waals probleem zich wel vanzelf zou oplossen als een soort spin-off van de liberale vernieuwing hoe minder staat, hoe minder Wallonië wil hij zich nu vrij radicaal ontdoen van dat blok. ?We kunnen niet blijven wachten op ik weet niet welke ommmekeer in het Zuiden van het land, die er zeker niet zal komen als ik Ylieff of de andere PS-ministers beluister (…). Zij willen nogmaals de federale overheid, zijnde de Vlaamse belastingbetaler de rekening laten betalen voor onzorgvuldig Waals bestuur.? Vandaar : leve de fiscale en sociale autonomie waarmee we kunnen aansluiten bij het Noorden.

Met de ideeën die hij nu etaleert, stapt Guy Verhofstadt een eind weg van het joenk van wijlen Jef Houthuys. Voor pressiegroepen is hij ei zo na, of zelfs helemaal opnieuw salonfähig ; met een discours over de preventieve zorg in de sociale zekerheid en de erkenning van de rol van het middenveld, kan hij zich zelfs weer vertonen in socialistische volkshuizen. Ideologisch brengt hij door het omarmen van Blair en Kok bovendien de socialisten in serieuze verlegenheid. Terwijl de SP eerder al klanten verloor aan de extreme rechterzijde, dreigt nu weldenkend en vernieuwend links aangevreten te worden door een liberaal die flirt met de symbolen van een fris en flexibel ogend socialisme. Alleen : hoe vermunt een VLD-senator die zichzelf uitschakelde aan de top van zijn partij, dat snel en rendabel in de concrete politieke praktijk ?

Jos Grobben

Guy Verhofstadt : De eenzame burger moet zijn rechten en vrijheden kunnen opeisen tegen een tirannieke meerderheid in.

Jean-Luc Dehaene, ex-VBO-voorman Georges Jacobs en ACV-voorzitter Willy Peirens : maak plaats voor de pressiegroepen.

Verhofstadts omarming van Labour-leider Tony Blair brengt de Vlaamse socialisten in verlegenheid.

Helmut Kohls plannen worden afgeschreven als een te drastische amputatie van de sociale traditie.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content