Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Anderlecht is de meest succesvolle club uit de Belgische voetbalgeschiedenis. Niettemin kent het bestuur, dixit de alwetende sportpers, er niets van. Voorzitter Roger Vanden Stock over het leiden en lijden van een topclub.

Je zult het altijd zien. Zovelen die het wel kunnen, zijn het niet, en de enige die het niet kan, is het wel: voorzitter van Anderlecht. Bakken kritiek en verwijten, dat is het lot van de zoon van Constant Vanden Stock, onder wiens leiding Anderlecht vijfentwintig jaar furore heeft gemaakt. In de zes jaar onder Roger won paars-wit twee keer de titel en draaide het twee keer mee in de Champions League, waarvan de eerste keer bijzonder succesvol. Dat jaar streek de club aan Europees geld en aan de verkoop van Jan Koller, Thomas Radzinski en Bart Goor tegen het miljard frank op. Bij Anderlecht wordt iedereen tijdig betaald, de RSZ en de pensioenfondsen zijn in orde, de club heeft geen abnormale schulden, het stadion zit voor elke wedstrijd vol, en hoewel men klaagt over de kwaliteit van het eten en de prijs van de wijn draaien loges en business seats op volle bezetting en toeren. Slecht geleide club.

Het is de dinsdag na Club Brugge-Anderlecht en Roger Vanden Stock neemt in zijn kantoor voor het eerst de krantenverslagen over de veldslag door. ‘Gisteren had ik er echt geen zin in.’ Vanden Stock is nog altijd verbaasd, om niet te zeggen geschokt, over het gedrag van ex-premier en Club-Bruggesupporter Jean-Luc Dehaene (CD&V). Die snauwde hem na de eerste helft (1 rode kaart voor Brugge, 0-1 voor Anderlecht) woedend toe: ‘Hoeveel hebt ge den arbiter betaald?’ Dat kun je op twee manieren zeggen: als een grap of als een belediging. Bij Dehaene was het de tweede manier. Na de tweede helft (2 rode kaarten voor Anderlecht, 2-1 voor Brugge) was Dehaene als eerste de eretribune uit. ‘Hij heeft zich nadien wel verontschuldigd’, vergoelijkt Vanden Stock dan nog. Golfers hebben nu eenmaal beschaafdere omgangsvormen dan politici.

Anderlecht heeft twee keer na elkaar deelgenomen aan de Champions League. Dit seizoen bent u er niet bij, is dat een ramp?

ROGER VANDEN STOCK: Wij nemen een deelname aan de Champions League vooraf niet op in ons budget, vanuit dat oogpunt is het geen ramp. Maar tussen een campagne in de Champions League en één in de Uefacup zoals wij nu beleven, gaapt een kloof van minstens vijf miljoen euro. In een Belgisch budget is dat een gigantische hap. In onze begroting voorzien wij 1,2 miljoen euro inkomsten uit Europees voetbal. Dat kan je in de Uefacup alleen verdienen door minimaal de derde ronde te halen.

We hadden dit jaar dan nog de pech om onbekende Scandinavische tegenstanders te treffen als Stabaek en Midtjylland. Een gevolg van het feit dat je bij de loting beschermd bent, wat sportief een voordeel is, maar financieel niet. Tegen Stabaek hebben we alle abonnees gratis binnengelaten, en tegen Midtjylland voor de helft van de normale entreeprijs. Anders heb je vijfduizend man in het stadion en dat is antireclame. Daarna kenden wij sportief succes door de heenmatch in Bordeaux te gaan winnen met 0-2, maar daarvan was dan weer het gevolg dat de Franse televisiestations, die doorgaans veel geld ophoesten, niet meer geïnteresseerd waren in de terugmatch. Dat zijn allemaal toevallige factoren met grote financiële consequenties die je in de Champions League niet hebt. Daar staan je minimale inkomsten vooraf vast, en die lopen heel wat hoger op dan in de Uefacup. Het is een van de redenen waarom wij ervoor pleiten de Uefacup te hervormen en ook in poules te spelen, met vaste vergoedingen. Anders dreig je geld te verliezen aan je Europese kwalificatie.

De eeuwige frustratie voor een Belgische clubleider is het televisiegeld.

VANDEN STOCK: We zijn de voorbije maanden overspoeld met berichten over televisiestations die overkop zijn gegaan, maar niettemin blijft het verschil tussen de grote landen en België enorm. Het is een wonder dat wij überhaupt nog meedraaien op de Europese scène, de criticasters van het Belgische voetbal onderschatten dat. Vijfentwintig jaar geleden hadden wij in Anderlecht wereldvedetten als Robbie Rensenbrink en Arie Haan. Bij Brugge hadden ze mannen als Ulrich Lefèvre. In die tijd behoorden Anderlecht, Brugge en Standard tot de Europese top. Toen konden we dus wel voeling houden, nu is dat niet meer denkbaar. Het aantal televisiekijkers is te klein, en het Bosmanarrest berooft ons van heel wat mogelijk transfergeld. Daar komt bij dat vijfentwintig jaar geleden in de meeste Europese competities een beperking op het aantal buitenlanders gold. Bij ons mocht je er drie opstellen, in Italië maar één, en in Spanje en Engeland lange tijd geen enkele. Nu is alles open, waardoor de clubs uit de grote vijf landen alle topspelers aantrekken. Geen enkele van hen wil in een kleine competitie als de Belgische spelen, ook niet voor veel geld.

U zit in een vicieuze cirkel. U hebt eigenlijk eerst het geld van de Champions League nodig om een team te kunnen maken dat het kan verdienen.

VANDEN STOCK: Toch blijf ik optimistisch. De inkrimping van onze eerste klasse moet absoluut worden doorgevoerd. Dat is met wetenschappelijke studies voldoende aangetoond. Er is plaats voor hooguit veertien clubs. Dat betekent voor elke club meer inkomsten van het televisiecontract, geen spectaculaire bedragen maar je moet ze alvast niet elders gaan zoeken. Het kampioenschap zal aantrekkelijker worden, er zullen meer topmatchen zijn, de toeschouwersaantallen gaan stijgen, de sponsors zullen meer interesse krijgen, en het sportieve niveau zal verbeteren.

De kloof kan ook verkleinen als de spilzieke Europese topclubs moeten inbinden. Over twee jaar komt er een Uefa-licentie die de kwaal van de miljardenschulden moet beteugelen. Maar heeft de Uefa een Germain Landsheere om de voorwaarden af te dwingen?

VANDEN STOCK: Dat is een vraagteken. Het zou kunnen dat elk land zelf die Uefa-licentie zal toekennen. En dan zie ik de Spaanse bond nog niet tegen Real Madrid zeggen: ‘U hebt te veel schulden, u mag niet meer voetballen.’ Zo blijft de oneerlijke concurrentie bestaan. Er moet een controle komen van de Uefa of van een onafhankelijk instituut. Ik hoop ook dat de Uefa een manier vindt om het aantal buitenlanders per ploeg opnieuw te beperken, voor zover dat met de Europese wetgeving te rijmen valt. Als Arsenal zijn acht Fransen niet meer mag opstellen, zal het er niet meer zo bovenuit steken.

Twee jaar geleden had Anderlecht een elftal dat Europees meetelde. De centrale figuur was Jan Koller, die voor veel geld naar Borussia Dortmund is gegaan. Had u meer inspanningen moeten doen om hem te houden?

VANDEN STOCK: Wij hebben alles gedaan om Jan te houden. We hebben zijn contract verdubbeld. Maar als de grote kanonnen komen aandragen met het vier- of vijfvoudige sta je machteloos. De speler wil niet alleen dat fortuin meepakken, hij wil ook liever in een groot voetballand aan de slag. En wij konden een forse transfervergoeding opstrijken. Van zo’n optelsom is de uitkomst duidelijk.

Maar het geld dat u verdiend hebt met zijn transfer bent u al voor een groot deel weer kwijt door het vruchteloos zoeken naar een opvolger en het missen van de Champions League.

VANDEN STOCK: Het is niet zeker dat we mét Koller wel Champions League hadden afgedwongen, en het transfergeld is lang niet helemaal opgegaan aan vervangers. Het klopt dat wij na het vertrek van Goor, Koller en Radzinski heel wat kwaliteit hebben verloren en dat we moeite hebben om dat te compenseren. Maar alle argumenten in acht genomen, blijf ik zeggen: het kon niet anders. Laten we zeggen dat het de salary cap is die we onszelf opleggen: we gaan niet boven een bepaalde grens.

U hebt een kern van bijna vijftig spelers. Is dat niet veel te veel?

VANDEN STOCK: We hebben een kern van vijfentwintig man, en daarbij een zestiental jeugdspelers. Die hebben ook een profcontract omdat ze anders onder onze neus worden weggekaapt door andere clubs. We leiden die jongens op, ze hebben degelijke infrastructuur en uitstekende trainers ter beschikking, dan mogen we daar ook een return van verlangen. Vroeger gingen Belgische clubs in het buitenland jong talent zoeken, nu is het omgekeerd.

Blijft u investeren in de jeugdafdeling? U zou die ook kunnen afschaffen en met het uitgespaarde geld een topper voor het eerste elftal kopen.

VANDEN STOCK: Eén: zo eenvoudig is het niet. En twee: de jeugdafdeling maakt deel uit van het imago van de club en van de sociale rol die wij willen vervullen. Het is ook een vorm van klantenbinding. De vele spelertjes die in de Anderlechtjeugd hebben gevoetbald, blijven samen met hun familie vaak supporters voor het leven. Het kost geld, maar de filosofie van de club is dat Anderlecht meer is dan alleen het eerste elftal.

Anderlecht heeft als enige van de grote vier zijn stadion volledig zelf gefinancierd. Toch sprak u enkele jaren geleden over de bouw van een nieuw, eventueel buiten de gemeente Anderlecht?

VANDEN STOCK: Er was toen sprake van een echte Europese competitie waarin Anderlecht en Brugge zouden meespelen. Mocht dat idee werkelijkheid zijn geworden, hadden wij nood gehad aan een groter stadion. In het Astridpark zijn we beperkt tot 23.000 toeschouwers, en we krijgen de toelating niet om nog een verdieping bij te bouwen. In België volstaat dat, in Europa is het te weinig.

U zou kunnen uitwijken naar de Heizel.

VANDEN STOCK: Het Koning Boudewijnstadion is een ramp. Ik vind dat trouwens van al onze stadions die voor Euro-2000 verbouwd zijn. Vergelijk het met Nederland: daar is tenminste innovatief gewerkt. Voor ons is het grote probleem dat er in het Boudewijnstadion geen loges zijn. Je kan dan wel dubbel zoveel toeschouwers aantrekken, maar de gasten in loges en business seats kan je niet onderbrengen en te eten geven. En zij brengen meer geld in het laatje dan de gewone bezoeker, hoe jammer sommigen dat ook vinden. De toeschouwerskaartjes vormen slechts een kwart van onze inkomsten, de rest komt van sponsoring, catering in de loges, merchandising, televisierechten en Europees voetbal.

Met de loges en de seats was u een voorloper in België en zelfs een van de eersten in Europa. Loopt de verhuur daarvan nog altijd vlot?

VANDEN STOCK: Ze hebben altijd voorspeld dat er sleet op die formule zou komen, maar voorlopig is dat niet zo. We moeten dit jaar negenhonderd seats opnieuw verhuren. Dat loopt iets minder vlot dan anders omdat de economische crisis vele bedrijven parten speelt, maar ik twijfel er niet aan dat alle seats weer aan de man worden gebracht. Toen we daarmee begonnen in het midden van de jaren tachtig was het inderdaad een innovatie. De ruimere televisieverslaggeving, de merchandising en de intensere abonneewerving waren andere nieuwigheden. Een paar jaar geleden hadden wij negenduizend abonnees, nu zijn het er twintigduizend waardoor het stadion het hele seizoen vol zit en je makkelijker sponsors en adverteerders aantrekt. In feite zouden we nog eens een nieuwe geldbron moeten ontdekken, al zie ik niet meteen welke.

Anderlecht wordt al jaren geleid door de familie Vanden Stock. Uzelf en uw neef Philippe Collin staan aan het hoofd, uw vader blijft invloedrijk op de achtergrond, uw vrouw doet de merchandising, uw schoonzoons zijn actief met internet en infrastructuur, en de schoonzoon van mijnheer Collin is spelersmakelaar. Volgens vele waarnemers kun je een moderne club zo niet leiden.

VANDEN STOCK: Mijn antwoord is altijd hetzelfde. Mijn vader heeft de club overgenomen in 1971, kijk naar wat wij in die 31 jaar hebben gerealiseerd. Dat is niet zo slecht, ik ken in België niemand die beter doet, ook niet clubs die wel ‘modern’ geleid zouden worden. De familiale bestuursvorm heeft vele voordelen, onder meer dat je snel en efficiënt kan beslissen. En ook al gooien ze met modder naar ons, ik denk dat Anderlecht nog altijd de meest geëvolueerde club in België is.

Ik moet wel zeggen dat het leiden van een voetbalclub steeds meer een financiële opdracht wordt. Er gaat zoveel geld buiten dat je elke dag waakzaam moet zijn. We moeten over tien jaar nog bestaan. Ik weet niet of ze in veel ‘modern geleide’ verenigingen zo ver vooruitkijken. Wij hebben budgetten op vijf jaar opgesteld. Ik weet wat we kunnen spenderen, ik weet wat we moeten doen als op het einde van het seizoen zou blijken dat we niet Europees spelen, en wat we kunnen doen als we opnieuw in de Champions League kunnen geraken.

Er is het spectaculaire voorbeeld van KV Mechelen, waar ex-voorzitter Willy Van den Wijngaert een half miljard frank in de club heeft gestoken. Iedereen verklaart die man gek, maar doet Racing-Genkvoorzitter Jos Vaessen niet precies hetzelfde? En doet de familie Vanden Stock ook niet hetzelfde?

VANDEN STOCK: Het verschil zit hem in de manier waarop je dat geld beheert of laat beheren. Wat wij soms doen, en wat voor zover ik weet mijnheer Vaessen doet, is tijdelijke tekorten bijpassen of voorschieten. Maar dan wel met de quasi zekerheid dat je dat geld terugkrijgt. In periodes van grote investeringen in infrastructuur of spelersgroep is er vaak onvoldoende geld in de kas. In plaats van dat dan bij de bank tegen een hoge intrest te gaan lenen, is het gezonder om dat tegen kleine of geen intrest bij de voorzitter te doen.

Anderlecht kan op eigen krachten bestaan, ook zonder Champions League, al mogen we die toch geen drie vier jaar na elkaar missen. Het probleem is dat je op voorhand niet weet of je er bij zal zijn, zeker niet als je een voorronde moet afwerken. Deelnemen betekent je budget van honderd naar honderd vijfentwintig kunnen optrekken, niet deelnemen betekent het naar negentig moeten afbouwen. Die marge is veel te groot om werkbaar te zijn. Wij doen het dan maar voorzichtig aan en speculeren op honderd en vijf. Als je dan toch een keer honderd vijfentwintig hebt, kan je het jaar nadien weer wat ruimer leven. Alleen als je moet bouwen, ben je verplicht meer risico’s te nemen. Ons stadion heeft anderhalf miljard frank gekost, dat is over tien jaar gespreid honderd vijftig miljoen per jaar plus de in-tresten. En dat met een budget dat indertijd rond de 700 miljoen frank liep. Dat vergt financiële discipline.

Tijd voor de vraag waaraan u in geen enkel interview ontsnapt…

VANDEN STOCK: Michel Verschueren.

Eenenzeventig, is dat niet echt te oud aan het worden?

VANDEN STOCK: Hij zit beneden, wil jij het hem gaan vertellen?

In geen geval. Liever blode Knack dan dode Knack.

VANDEN STOCK: Zo denk ik er ook over. Luister: het grote probleem met Michel Verschueren is dat er maar één van is.

Gelukkig.

VANDEN STOCK: ( lacht) Dat zegt u. Michel is met zijn 71 actiever en krachtdadiger dan veel anderen op hun 40e. Op dit moment is er dus geen probleem. Maar uiteraard moet er ooit een opvolger komen. Met Alain Courtois hadden we die gevonden, ikzelf was opgetogen en Alain ook, maar helaas is het vrij snel verkeerd gelopen. Waarom? Omdat Courtois heel wat plannen had, ongetwijfeld waardevolle, waarvan wij meenden dat ze financieel te veel risico inhielden. U zal dat een conservatief beleid noemen en ik geef dat toe, maar dat is nu eenmaal een kenmerk van een familiaal bedrijf: men is voorzichtiger met het eigen kapitaal dan met dat van een ander. Wij hebben het goede voorbeeld gehad van mijn vader, die altijd voorzichtig was. Wat niet wegneemt dat hij met de bouw van het stadion een groot risico heeft genomen. Voor mensen die een kraan zijn in hun vak vind je moeilijk opvolgers, dat maakt hen zo uit-zonderlijk. We zijn dus verplicht opnieuw uit te kijken naar een opvolger voor Verschueren, maar we zullen geen overhaaste beslissingen nemen. We mogen ons geen twee keer aan dezelfde steen stoten.

Doet u het eigenlijk nog graag, de club leiden?

VANDEN STOCK: Er zijn meer moeilijke dan aangename momenten. Vooral de jongste jaren zijn de zorgen steeds groter geworden: financieel, maar ook emotioneel. De sfeer die is gecreëerd vóór, tijdens en na de wedstrijd op Brugge was niet meer prettig. Ik heb, toen mijn vader voorzitter was, de tijd gekend waarin de clubs oppermachtig waren en de spelers niets te vertellen hadden. Voor ons clubleiders was dat uiteraard veel gemakkelijker. Terecht is daar een correctie op gekomen, maar de balans is veel te ver naar de andere kant doorgeslagen. Wie dicteert de wet en wint het meest bij de huidige ontwikkelingen in het voetbal? De spelers, de topspelers toch, en de spelersmakelaars. Gelukkig zijn er ook mooie kanten. De twee titels van de afgelopen jaren, en onze Champions League-campagne waarin wij thuis Porto, PSV, Dynamo Kiev, Manchester United, Lazio Roma en Real Madrid hebben verslagen. Dat is minder dan twee jaar geleden hoor, ik heb de indruk dat sommigen dat al vergeten zijn.

Koen Meulenaere

‘Het leiden van een voetbalclub wordt steeds meer een financiële opdracht. ‘

‘Het grote probleem met Michel Verschueren is dat er maar één van is.’

‘Voor een clubvoorzitter zijn er meer moeilijke dan aangename momenten.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content