Veertig jaar geleden, op 3 augustus 1963, werd in Brugge een wonderlijk project aan de pers voorgesteld: Brugge zou de festivalstad van oude muziek worden. Het is tot een internationaal succes uitgegroeid.

Brugge is wereldwijd ongetwijfeld de bekendste stad van Vlaanderen. Ze heeft dan ook iets uitgesproken speciaals. Je hebt er natuurlijk de zichtbare overblijfselen van vroegere cultuur en rijkdom: de Halle, het stadhuis, de Sint-Salvatorkathedraal, de Onze-Lieve-Vrouwekerk en heel veel meer. Maar zoveel andere historische steden zijn soortgelijke monumenten rijk. Het verschil is dat alléén in Brugge het verleden nog altijd levend is en leeft, zwevend als een wolk door straatjes en watertjes, over markten en pleinen. Precies daardoor is deze stad veel méér dan een middeleeuws Walt Disney-park, zoals veel toeristen haar zien en fotograferen.

Hoewel Brugge niet in de eerste plaats als een centrum van muziek wordt ervaren, heeft de stad ook op muzikaal vlak eeuwenlang een belangrijke rol gespeeld. De Zwinstad was een middelpunt van West-Europese orgelcultuur: de bronnen gaan terug tot 1127. Brugse instrumentenbouwers waren in de 15e eeuw bekend tot diep in Spanje en Italië. Buitenlanders kwamen bij hen het vak leren. Op compositorisch gebied kon de stad uitpakken met grote namen: van de trouvère Jocelyn de Bruges over Jacob Obrecht en Adriaan Willaert tot de symfonicus Hieronimus Leemans. Het staat allemaal opgetekend in Muziek in Brugge 1200 – 1800 van Pieter Andriessen, vorig jaar uitgegeven bij de West-Vlaamse Gidsenkring, een vakkundig geschreven en mooi geïllustreerd werk.

FLAIR EN TOEKOMSTVISIE

In 1960 sloot de stad Brugge zich aan bij het Festival van Vlaanderen, met een tweejaarlijkse tentoonstelling rond de Vlaamse Primitieven in Europees bezit. Enkele sterk gemotiveerde mensen, onder wie Kamiel D’Hooghe, Robrecht Dewitte, Raymond Van Wassenhoven en Paul François, zagen het grootser en wilden het festival in Brugge een eigen karakter geven door er jaarlijks de zogenoemde ‘oude muziek’ te laten herleven, de musica antiqua. Dat wilden ze doen met tentoonstellingen, interpretatiecursussen, seminaries, hulp aan jonge musici die zich met het oud instrumentarium vertrouwd willen maken, geleide bezoeken aan historische orgels, demonstraties, wedstrijden en uiteraard modeluitvoeringen door toonaangevende ensembles. Dat project werd op 3 augustus 1963 voorgesteld aan de pers.

Als we toen hadden beseft wat we nu, veertig jaar later weten, we zouden de initiatiefnemers niet goed wijs hebben verklaard. Want je kunt best wel dromen van modeluitvoeringen, van authenticiteit, van lichtheid en helderheid, detaillering van frasering en accentuering, van lenigheid en een nieuwe expressie, wars van het conventionele stoffige: als de koren en ensembles die dat kunnen er niet zijn, sta je mat. En die ensembles wáren er niet in 1963. Jos van Immerseel was op dat ogenblik een broekje van vijftien, Van Herreweghe zeventien. Grote namen van nu, als Nikolaus Harnoncourt, werden in de muziekbusiness niet au serieux genomen: behalve Telefunken wilde geen enkele platenmaatschappij lp’s met zijn Concentus Musicus opnemen. De momenteel internationaal bejubelde La Petite Bande, Currende, Musica Antiqua Köln, Il Giardino Armonico en de tientallen andere schitterende ensembles zijn pas na 1970 -1980 ontstaan.

Dé grote verdienste van mensen als Kamiel D’Hooghe en Robrecht Dewitte zit ‘m in hun uitzonderlijke flair en zeldzame toekomstvisie. Ze werden daarbij gesteund en geadviseerd door kenners als Jozef Robijns en Marcel Boereboom.

START IN NIEMANDSLAND

Robrecht Dewitte, totaal vergroeid met het festival, is er sinds 1967 ook directeur van. Het festival is zijn tweede ik geworden. Hij heeft dat zo lang kunnen volhouden door de hulp van zijn vrouw Alice, de ‘festivalmoeder’ van Musica Antiqua. Samen zijn ze er, volgens het woord van Jef Geeraerts, ‘dankzij de muziek in geslaagd van Brugge een stad van wereldniveau te maken’. 2004 wordt het laatste festivaljaar van hun signatuur, want Robrecht geeft op 1 april 2004 het directeurschap door aan Bart Demuyt, momenteel artistiek leider van de Capella Pratensis.

Robrecht Dewitte: ‘Het begin van Musica Antiqua was onvoorstelbaar moeilijk. Gelukkig maar dat we het orgel toen als uitgangspunt hadden. In 1964 hielden we ons eerste orgelconcours. Dertig jonge organisten uit heel Europa en Noord-Amerika namen eraan deel. Die wedstrijden – naderhand ook voor ensembles, klavecimbel, pianoforte, diverse blaasinstrumenten en zang – zijn een van de pijlers van het Musica Antiqua-festival. Er zijn grote namen uit voortgekomen, zoals de in 1989 overleden Scott Ross, Christophe Rousset en Ton Koopman. Bij de organisten onder meer David Yearsley, Andrea Marcon, Bine-Katrine Bryndorf en Chris Dubois; bij de ensembles het Huelgas Ensemble, Vier op ’n Rij, het Ensemble La Fenice Paris of Les Haulz et les Bas. Zo zijn er nog vele andere.’

‘Al dat moois bestond in het begin van de jaren ’60 niet. We hebben het moeten stellen met bijvoorbeeld Jean-François Paillard en Lola Bobesco. Niet bepaald vernieuwend. Ook de tentoonstellingen waren toen problematisch. Zo was er in 1965 maar één ambachtelijke klavecimbelbouwer, Rainer Schütz uit Heidelberg. Alles stond in een beginfase. Gelukkig hebben we veel steun gehad van Gustav Leonhardt en vanaf 1972 van Frans Brüggen. Heel veel goeds is er ook uit Engeland gekomen. In 1967 hebben we een dubbele continentale première gehad: zowel het King’s College Choir als St Martin-in-the-Fields kwamen voor de eerste keer op het vasteland, hier in Brugge! Het was de aanloop tot een ware Engelse invasie.’

In het rijk gevulde festivalprogramma, met de vele randevenementen, blijven ook dit jaar vooral de avondconcerten het belangrijkste.

GROOTSE CONCERTEN

Dewitte : ‘Ik sta natuurlijk achter álle avondconcerten, maar zou toch wel een paar accenten willen leggen. Om te beginnen in het Concertgebouw op donderdag 31 juli, het optreden van I Barocchisti Lugano onder leiding van Diego Fasolis. Ze brengen de Water Music van Händel en de Vier Jaargetijden van Vivaldi. Vooral dit laatste zal velen verbazen, omdat het zo immens populair is. Dat klopt, maar het is ook een werk waarin de ontwikkeling in de barokinterpretatie het duidelijkst overkomt. Daarom brengen we er om de tien jaar een ultieme versie van. In 1983 was het de toen erg verfrissende uitvoering door The English Concert onder Trevor Pinnock; in 1993 de opmerkelijke versie van Il Giardino Armonico; en nu die van I Barocchisti, echt een revelatie. Heel gedurfd. Ze halen er zelfs een draailier bij. Deze heel nieuwe benadering is onlangs op cd uitgekomen, bejubeld in het tijdschrift Rondo uit München en in het magazine Toccata uit Regensburg.’

‘Dan hebben we op zaterdag 2 augustus, eveneens in de Concertzaal, het Oratorio Israel in Egypt van Händel, weer door I Barocchisti, maar nu met het Coro della Radio Svizzera erbij. Op dinsdag 5 augustus wordt in de Sint-Jacobskerk de Missa Mexicana uitgevoerd door The Harp Consort onder leiding van Andrew Laurence-King. Ook hiervan is al een plaatopname verschenen, maar we zijn de eersten om ze hierheen te halen en live te laten horen. Op donderdag 7 augustus is er ook een heel bijzonder avondconcert: La Tarentella: Festa Napolitana, traditionele muziek en dans uit het koninkrijk Napels, door het vocaal en instrumentaal ensemble l’Arpeggiata van Christina Pluhar. Ik had haar gezegd dat Lucilla Galeazzi en Marco Beasley erbij moesten zijn, anders verliest het zijn karakter. Die komen dan ook.’

‘En tenslotte is er The Fairy Queen van Purcell, op zaterdag 9 augustus, door het vocaal en instrumentaal Ensemble William Byrd, onder Graham O’Reilly. Jammer genoeg concertant, want we kunnen ons niet permitteren om een ensemble in te huren om een week lang te laten repeteren. Och, het zal er niet minder mooi om zijn.’

KLARA EN HET ORGEL

Het Brugse festival heeft veel aan de radio te danken. Het is jammer dat Klara er niet evenveel voor over heeft als indertijd Radio 3, onder Pieter Andriessen. ‘Zowat de helft minder. Slechts één week middagconcerten. Uitzendingen en captaties zijn tot tweederde gereduceerd… Bezuiniging’, zegt Dewitte verdrietig.

Bezuiniging? Tja, het ligt er maar aan hoe je het beschikbare geld besteedt: aan tv-spots of aan goede radioprogramma’s. Ach, het is veeleer een mentaliteitskwestie, niet van producers als Koen Uvin, maar van de Klara-top zelf, die de zender in Muziek & Woord van maart dit jaar als ‘eenheidsworst’ omschreef. Vandaar de kipkapprogramma’s zoals Classic FM, ‘stukjes uit’ derhalve. Nu ook al ’s nachts, uit angst dat de mensen zouden afhaken als ze het hele klarinetconcerto van Mozart te horen krijgen.

Of neem nu het orgel, een steunpilaar van het Brugse festival. Het is erg dat de Klara-top de commerciële trend stiekem verder uitbouwt door in de lopende programmering liefst geen orgelmuziek te geven, net als Classic FM in Engeland of Nederland of Radio Classique in Frankrijk, een commerciële zender die er tenminste eerlijk voor uitkomt: ‘ chez nous de prachtigste klassieke muziek, maar geen orgel’. Zo ook Klara. Orgel is er louter nog dankzij Peter Van Bouwel in zijn zondagsprogramma Visioenen, maar hij is dan ook de grote man geweest van het prachtige Orgelmagazine van Radio 3 dat ook in Nederland graag beluisterd werd. Het werd bij de omgooi naar Klara begin 2001 afgevoerd. Als Van Bouwel er ooit niet meer is, kunnen we op Klara helemaal naar orgel fluiten, want buiten zijn programma zien we in de Klara-programmering zo goed als geen orgelmuziek. Niks dus. En dat voor een zender die ‘cultuur’ in zijn vaandel wil dragen; een publieke omroep die dit onvoorstelbaar rijke, eigen patrimonium volkomen links laat liggen. Commerciële zenders mogen dat, want die leven van reclame-inkomsten van wasmachines en pampers. Maar een publieke, met belastinggeld in stand gehouden omroep niet: die heeft een openbare functie en dient maatschappelijk verankerd te zijn.

Het negeren van orgelmuziek bij Klara gaat bovendien in tegen de wens van veel luisteraars. Want er is wél vraag naar orgel. Aan de muziekacademies is het aantal orgelleerlingen, ongeveer 900, beduidend groter dan het aantal voor hoorn, trombone, tuba en nog een vijftiental andere instrumenten. Die belangstelling blijkt ook uit de talrijke orgelconcerten overal in Vlaanderen, vooral in de zomermaanden. Dat de meeste orgels in kerken staan – het zijn nu eenmaal grote instrumenten, eenmansorkesten -, is al lang geen handicap meer. Minstens de helft van de orgelmuziek is trouwens niet religieus. Neem nu die prachtige toccata’s of triosonates van Bach: ze zijn minder ‘kerkelijk’ dan Francks Panis Angelicus, zelfs gezongen door Helmut Lotti. En dan nog: houden de gewone lieden niet van Händels Messias of Mozarts Requiem? Dus wat is ‘kerkelijk’?

Er is geen enkel argument om orgelmuziek van de radio te weren. Integendeel: de radio moet er de luisteraar mee plezieren. Zoals Musique3 dat doet, bovendien met betere luistercijfers. Misschien komt er ooit verandering bij Klara, en zullen ze volgende keer de finale van de orgel- of klavecimbelwedstrijd en andere disciplines in Brugge rechtstreeks uitzenden. Net als die van de Elisabethwedstrijd voor piano, viool of zang.

– www.musica-antiqua.com

– ‘Muziek in Brugge 1200-1800’. Pieter Andriessen. 440 blz. + cd. West-Vlaamse Gidsenkring.

– Vivaldi: ‘Le quattro Stagioni’. Duilio Galfetti. I Barocchisti o.l.v. Diego Fasolis. Claves CD 50-2204

– ‘Missa Mexicana’. The Harp Consort. Harmonia Mundi 093046 72932 5

– ‘La Tarentella’. L’Arpeggiata, Christina Pluhar. Alpha 503

Fons de Haas

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content