Twee toplui van de voormalige energiereus Enron, die vier jaar geleden in een gigantisch fraudeschandaal ten onder ging, riskeren op hun proces in Houston straffen tot dertig jaar. Zijzelf blijven overtuigd van hun onschuld.

‘Ik heb toch helemaal niets verkeerd gedaan’, huilde ex-topman Jeffrey Skilling (52) van Enron in december 2002. Ray Bowen, de schatbewaarder van het failliete energiebedrijf, keek Skilling wat vertwijfeld aan. ‘Skilling hééft misschien niets verkeerd gedaan,’ bedacht hij, ‘maar hij is wel verantwoordelijk voor de implosie van Amerika’s grootste energiebedrijf’.

Ergens heeft Skilling natuurlijk wel een punt. In Conspiracy of Fools, een adembenemende turf van 740 bladzijden over het Enron-schandaal, geldt Skilling als de man die Enron met één briljant idee heeft omgevormd van een saaie beheerder van pijpleidingen in een bruisend energiebedrijf. Hij is de consultant die de Securities Exchange Commission (SEC), de Amerikaanse beurswaakhond, weet te overtuigen van mark-to-market: een boekhoudsysteem waarmee Enron inkomsten van jaren ver in één kwartaal kon boeken, terwijl het de verbonden uitgaven en investeringen in lengte van jaren kon spreiden – een noodzaak om de expansieve investeringen van de late jaren negentig te kunnen dragen.

Maar het was níét Skilling die eind de jaren negentig de frauduleuze special purpose vehicles (SPV’s) uitvond. De zogenaamd onafhankelijke bedrijfjes (RADR, Chewco, LJM, Southampton, Mahonia en de Raptors) waarin Enron zijn schulden wegstopte om zijn boekhouding op te smukken, waren de boekhoudkundige kinderen van financieel directeur ( chief financial officer) Andrew Fastow. Ze werden wel door Skilling goedgekeurd, maar ook door alle andere bestuurders en door de onafhankelijke accountants. En de wereld vond ze zo briljant, dat CFO Magazine Fastow in 1999 zelfs verkoos tot CFO of the Year.

Twee jaar geleden biechtte Fastow zijn fraude op. Hij kreeg tien jaar cel en een boete van 23,8 miljoen dollar – minder dan de helft van wat zijn SPV’s van Enron naar zijn eigen bankrekening hadden afgeleid. Zijn handlanger Michael Kopper volgde zijn voorbeeld. Zijn poulain Ben Glisan, jarenlang penningmeester van de energiereus, ook. Andersen, dat de accountants leverde die jarenlang toekeken hoe vragen onbeantwoord bleven, ging failliet in een spiraal van beschuldigingen – het bedrijf werd later wel door de rechter vrijgesproken.

En toch las de openbare aanklager in Houston vorige week woensdag bij de start van het proces 38 aanklachten over samenzwering, koersmanipulatie en misbruik van voorkennis voor. 31 aanklachten zijn gericht tegen Skilling, en merkwaardig genoeg maar zeven tegen Kenneth Lay (63), een intimus van president George W. Bush en van 1999 tot 2001 Skillings baas bij Enron. Lay wordt alleen vervolgd voor fraude ná 31 augustus 2001, de dag waarop Skilling vrijwillig ontslag nam. De beschuldigingen zijn niet onredelijk. De misdrijven van Fastow en zijn kompanen hebben Skilling en Lay namelijk uitzonderlijk rijk gemaakt. Tussen 1998 en 2 december 2001, de dag waarop Enron onder het Chapter 11 het bankroet aanvroeg, oefenden de twee respectievelijk voor 89 en 271 miljoen dollar aan bedrijfsopties uit.

Het is het beste bewijs dat ook Ray Bowen gelijk heeft. Topmanagers en bestuurders horen hun financieel directeuren geen vrij spel te geven om de boeken te vervalsen. Zeker niet als ze met hun ene niet dichtgeknepen oog plots bakken geld uit de lucht zien vallen.

FRANK DEMETS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content