Etnische zuivering kwam ook in het Vlaamse verleden voor.

De actualiteit kan historici soms akelig vertrouwd in de oren klinken. Niet dat de geschiedenis zich altijd herhaalt, maar toch. Het principe van de etnische zuiveringen is niet door de Serviërs of de Rwandese Hutu’s uitgevonden. Het kwam al eerder in het verleden voor, ook in het Vlaamse, zoals blijkt uit een studie van Luc Vandeweyer in het jongste nummer van het tijdschrift Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis.

De bekendste etnische zuiveringen blijven die tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen de Duitse bezetter joden en zigeuners fysiek trachtte te liquideren; “met de hulp en onder applaus van de Vlaams-nationalistische collaborateurs”, aldus Vandeweyer. Dat was ingevoerde rassenhaat. België, meer bepaald de Vlaamse beweging, is zelf niet vrij van deze smet. De drang naar etnische zuivering vloeide voort als reactie tegen de verfransing in het negentiende-eeuwse België. De Vlaamse beweging dikte het taalverschil etnisch in: wie Frans sprak, behoorde tot een ander ras, het Latijnse, en stond vijandig tegenover het Germaanse, waartoe de Vlamingen behoorden.

Het activisme, de flamingantische collaboratie tijdens de Eerste Wereldoorlog, ijverde er niet alleen voor om Franstaligen uit Vlaamse overheidsdienst te weren, maar wou ook alle Walen fysiek verwijderen van het Vlaamse grondgebied. Dat zou gebeuren onder het motto: “Weg met allen die ons weerstaan”, wat dus inhield dat ook de politieke opponenten van het activisme het land uit moesten. Democraten waren de activisten allerminst.

ADEM VOOR DE VLAAMSE BLOEDMACHT

Niet alleen Vlaanderen moest worden gezuiverd. De kring rond activistenleider August Borms had het oog op Frans-Vlaanderen laten vallen en wou dat de Duitse militaire machine dit stukje Frankrijk weer bij Vlaanderen aanhechtte. En ook diende de taalgrens naar het zuiden op te schuiven, ten nadele van Wallonië. Idem voor het plan om een landverbinding tussen Vlaanderen en Duitsland tot stand te brengen. Ook daar zou, zo beseften de voor de zaak niet al te happige Duitsers, een grootschalige uitdrijving van wie zich niet tot Vlaming liet assimileren, de enige logische conclusie zijn.

Op een nieuwe bezetting, in 1940, volgde een nieuwe flamingantische collaboratie. De etnische-zuiverheidsideeën klonken nog radicaler, want de Vlaams-nationalisten hadden het Lebensraum-denken van de nazi’s overgenomen. Hun leider Staf De Clercq wou zelfs heel Wallonië “zuiveren” en de Walen naar Frankrijk deporteren of Vlaamse inwijkelingen er tenminste ruime taalfaciliteiten bezorgen. Bezuiden de landsgrens ijverde de flamingantische priester Jean-Marie Gantois voor een groot Frans-Vlaanderen, tot aan de Somme, dat “Vlaams koloniseringsgebied” moest worden. Ook “ziener”-priester Cyriel Verschaeve wou de Vlaamse “bloedmacht” ademruimte geven door de Walen te laten deporteren en Frans-Vlaanderen te annexeren.

Het ging hier niet om projecten van enkele verwarde geesten, maar wel om machtstrategieën die wortelen in een van superioriteitsgevoelens doordrenkt etnisch denken. Het valt immers op dat deze bedenkelijke plannen pas concreet werden toen de Vlaamse beweging in twee collaboratie-episodes, via de Duitsers, wel degelijk over feitelijke macht beschikte. Dat het bij plannen bleef, kwam alleen doordat de bezetter de uitvoering ervan twee keer niet opportuun achtte.

M.R.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content