Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Wij van Knack zijn nogal koningsgezind. Dat is ooit anders geweest denken we aan de woelige jaren vijftig maar door de bank genomen kunnen de meesten ons vorstenhuis wel velen. Een enkele uitzondering niet te na gesproken. In feite twee. Onze chef-Wetstraat, die nog altijd meent dat via de tak de Ligne het land eigenlijk van hem is. En onze chef-boeken, die op een dag de redactievergadering kwam binnen gestormd en tot ons aller verrassing uitriep : ?Mannen, ik heb mij vergist. Ze bestaat toch, de Vlaamse identiteit. En ik zal meer zeggen : ik zal er persoonlijk bij de minister van Onderwijs op aandringen dat het spontaan uitdragen ervan in de eindtermen van alle vakken wordt ingeschreven. Ik ben ook van plan in naam van ons allen een brief naar die Vandenbroeke van de Volksunie te schrijven om hem te feliciteren met zijn moedig initiatief. Een jong en beloftevol politicus die, mijns inziens heren, een steuntje in de rug verdient. We zullen ze leren, de omhooggevallen Tuur Van Wallendaels die spuwen op volk en staat, en op Christus Koning.? Na deze tirade viel hij vermoeid op zijn stoel en informeerde onze directeur langs zijn neus weg of het alles was en we met de vergadering konden verder gaan.

Naast onze chef-Wetstraat en onze chef-boeken zijn er nog enkele cheffen die van Laken niet moeten weten, om eerlijk te zijn misschien wel de meerderheid, maar wat overblijft is vóór de dynastie. Zij het niet in alle omstandigheden.

Eenentwintig juli is voor ons dus nog een echte feestdag, en voor onze directeur hoort ook twintig juli er al bij. Want dan is het opendeurdag op het paleis in Brussel, en mengt onze baas zich graag een keer ongedwongen tussen de vele bezoekers die van de gelegenheid profiteren om te komen rondneuzen in de koninklijke vertrekken. Ook het schorremorrie van de pers wordt dan uitgenodigd om enkele foto’s en filmpjes te draaien, en om enkele eenvoudige volksmensen voor de camera te laten stamelen hoe mooi alles wel is. Wij mogen dat graag zien.

Lezers van deze rubriek weten dat onze baas in het paleis een plechtstatig en ruim bemeten kantoor betrekt, waarin hij met veel plezier en grote zorg schrijft aan wetteksten, ordonnanties, rouwtelegrammen, feestredes en dies meer. In dat vertrek slaat onze directeur munt, stelt lijsten samen van personen die voor een ereteken of een adellijke titel in aanmerking komen en bedenkt er, in zijn hoedanigheid van hoofd van de strijdkrachten, strategische plannen ter verdediging van onze landsgrenzen. Zijn bureau is via een tussendeur verbonden met het kantoortje van de koning, wat voor grote tijdwinst zorgt.

Het is er aangenaam werken, zeker als de vorst links of rechts op officieel bezoek is gestuurd en er een serene rust heerst in het paleis. Goede zaak ook dat onze directeur prins Laurent met zijn vier honden aan de deur heeft gezet. En die avond toen de prins met een warmeluchtballon probeerde op te stijgen vanop het koninklijk koertje, mocht het hele land blij zijn dat de Knack-leider nog aan het studeren was, waardoor hij de brandweer kon verwittigen en het eerste vuur zelf kon doven. Of van het paleis zou niet veel meer overeind staan.

Van die rust en stilte blijft weinig over tijdens het jaarlijkse bezoek van het grote publiek, en het verbaasde ons dan ook niet om op het journaal plotseling een deur te zien openzwaaien en onze directeur de gang te zien instappen, waar de massa zich vergaapte aan alle pracht en praal die een koninklijk paleis nu eenmaal herbergt. Een simpele volksvrouw, kennelijk uit de voor-Kempen, deinsde verschrikt achteruit toen ze door een haar onbekende man in de arm werd geknepen en vriendelijk werd toegesproken : ?Schoon paleis hé madam ? Al eens goed rondgekeken hier in de zaal ? Gene camelote, al zeg ik het zelf. Ge moet die lusters eens van wat dichterbij bekijken. Massief goud, en elk hangerke van fijngeslepen kristal. Wacht, ik haal een ladder, dan kunt ge het beter zien.?

Rond de gelukkige vrouw had zich dra een grote groep omstaaanders gevormd, die ademloos toekeken hoe onze directeur de débarras indook en even later kwam aanzeulen met een tweetrapsladder, die hij onder de grootste van twaalf kroonluchters posteerde. Hierna wenkte hij de vrouw van daarnet naderbij : ?Klim er maar op madam. Ge moet geen schrik hebben dat ge gaat vallen, ik hou de ladder stevig vast.? En terwijl de toegesprokene voorzichtig sport na sport omhoogklauterde, wendde onze baas zich tot de rest van het gezelschap om honderduit te vertellen over het oorspronkelijke paleis aan de Koudenberg waar Oostenrijkse landsvoogden, genre Albrecht en Isabella, nog verbleven hadden. Aan het instemmend geknik te zien, kenden de meesten Isabella. Dat eerste paleis was in vlammen op gegaan, en omdat het water bevroren was, hadden de brouwers van Brussel geprobeerd om met bier te blussen, wat niet was gelukt. Waarna ze van miserie de rest maar hadden opgedronken.

ONZE DIRECTEUR, DIE de vrouw bovenop de ladder al lang vergeten was, wenkte zijn gehoor om hem te volgen naar een schilderij in een hoek van de Marmeren Zaal, waarop Karel van Lotharingen zelfbewust stond te grijnzen. ?Wist ge dat dat hier eigenlijk vier huizen zijn die ze met mekaar hebben verbonden ?? stelde hij een vraag die op verbaasd gemompel werd onthaald. ?Het Benderhuis, het Belgiojoshuis, de Walckiers en het Bellevuehotel. Astamblieft. Groter dan Buckingham Palace, wat dacht ge daarvan ??

Buiten beeld, hoorden wij met veel gedruis en gerinkel eerst een kroonluchter en kort daarna een vrouw uit de voor-Kempen aan diggelen vallen, maar onze directeur sloeg er geen acht op en trok met zijn groep van ondertussen ruim tweehonderd geboeide toehoorders door de gangen. De Eretrap, de Troonzaal, de Spiegelzaal, zijn eigen Salon De Denker, de Grote Galerij, de biljartzaal, en het muziekhoekje met een grote poster van Antonin Dvorak aan de muur.

Geen acht slaand op de door de garde maritime keurig aangebrachte bordjes met ?Niet aanraken a.u.b.?, haakte onze directeur zelfs een authentieke Fra Angelico van de muur en peuterde met zijn pinknagel een klompje verf los om aan de mensen te laten zien waaraan de latere Italiaanse renaissance-meesters de levendigheid van hun koloriet dankten.

Tot slot verkocht hij nog enkele abonnementen op Knack, wenste iedereen een behouden thuiskomst en sloot de deuren af. Even later liep hij zelf langs een zij-ingang naar buiten om in de baraque d’en face enkele koninklijke besluiten te gaan afgeven waarmee ze niet zouden lachen.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content