Theatergezelschap Lampe speelt ‘Aangesproken, de as en de boter’, het derde deel van de ‘Kritiek van de Geraakte Rede’. Een gesprek met regisseur-filosoof Pieter De Buysser over waarden, waarachtigheid en de altijd terugkerende ‘orewoet’.

‘Aangesproken, de as en de boter’ is te zien tot en met 8 maart. Info: www.lampesite.be

‘Ben ik religieus? Ja, natuurlijk ben ik religieus. Een moderne mysticus? Dat begrip is te uitgerekt.’ We treffen Pieter De Buysser de dag na de première van Aangesproken, de as en de boter. Hij ziet er zielsgelukkig uit. ‘Iedereen was blij, het is extreem onthaald, zowel met lof als met het ondertussen klassiek geworden onbegrip.’ En dan: ‘Maar ik heb de hele nacht wakker gelegen. Ik dacht: fout, weg, ik wil opnieuw beginnen, uitvegen, iets nieuws. Ik geniet van het maken, niet zozeer van het gemaakt hebben. Als iets af is, overvalt me na een uur alweer een soort orewoet. Ik ben vanmorgen opnieuw begonnen.’

‘Orewoet’. Een woord van mysticus Ruusbroec. De Buysser, die in Parijs filosofie heeft gestudeerd, schat de mystici, en vooral Meister Eckhart, even hoog als de filosoof Kant, naar wiens knecht Lampe hij zijn theatergezelschap heeft vernoemd. ‘Een van de dingen die mij drijven,’ zegt De Buysser, ‘is dat ik een ernstig probleem heb met de politieke en culturele variant van een misbegrepen postmodernisme, in se een kritiek op de moderniteit. Kant is de grootvader van die moderniteit, de inspirator van het verlichtingsdenken en het primaat van de rede: “Durf wijs te zijn, bevrijd u van uw onmondigheid waar ge zelf schuld aan hebt.” Hij ligt aan de basis van alle uiterst waardevolle stappen in de ontwikkeling van onze cultuur, ons politieke denken. Maar in dat hele proces voorwaarts is er iets onooglijks veronachtzaamd, een geraaktheid. Ik kom altijd uit bij dat woord orewoet. Dat drukt zowel vreugde als verzet en woede uit. Wegens het altijd onvervulbaar blijven van een verlangen dat zo ontembaar, instinctief en driftig is als een seksuele drift: het religieuze verlangen. In heel onze cultuur kunnen we nog altijd niet op een bewuste manier omgaan met de eclips van god of goden. Godsdienstfundamentalisme, New Born Chris- tians, het esoterische van een Celestijnse Belofte… op een panische manier storten we ons in allerlei ersatz. Zelfs ‘Kunst’ met een hoofdletter dreigt dat te worden.’

Hoe stel ik vandaag als groeiende mens een waardehiërarchie op, vraagt De Buysser zich af. ‘Wat is de grond van waarop ik kan zeggen: dit is mooi, dit is minder mooi, deze keuze is legitiemer dan een andere? En dat geldt zowel voor existentiële als artistieke keuzes. Want ik verlang naar het allermooiste, allerbeste. Niet naar de goedheid maar naar het heilige van het heilige, niet naar schoonheid maar naar het sublieme. En ik stel vast dat die legitimering nu een leemte is. Vroeger werd die gevuld door mythes, door verhalen die voor waar werden aangenomen. Met die leugens moeten we leren leven. Het theater moeten we beminnen. De maskerades, de camouflages, het spel. In die arena kan zoiets als waarachtigheid even klinken. En daar is het mij om te doen. De grondeloosheid, die in het christendom werd beschouwd als een last, zie ik veeleer als een kinische vrijbuitersdynamiek. Kinisch en niet cynisch. Van kinein, bewegen.’

LOT VAN TWEE VROUWEN

Na de fabel Litteken Lip en het elegische van Lotus Drive kiest De Buysser in Aangesproken, de as en de boter voor een vrij duidelijk verhaal over het lot van twee vrouwen en een kind. De ‘aanspreking’ is een van de taallijnen. Zoals Marc de dingen groet bij Van Ostaijen, groeten de personages hier leven en dood. Met zijn titel en beelden – een vrouw gaat boter kopen, de andere een asbak ledigen – zit De Buysser alweer niet ver van zijn grote inspiratiebronnen: Josef Beuys, dichters als Celan en Lucebert, en filosofische vader Kant, natuurlijk.

‘Ik heb mijn eigen vragen, een stuk of vijf ideeën die ik niet vat en waarin ik probeer inzicht te verwerven’, aldus de regisseur. ‘Waarom is er niet niets? Daar kan ik niet over uit. Het is de onuitsprekelijke andere kant die me interesseert. De dood, en de andere mogelijkheid, de niet-genomen weg, de afwezigheid. Heidegger had er een werkwoord voor: nichtsen. Zodra je dan iets publiceert, stoot je op hoogmoed. Toch meen ik dat het relevant is om die vragen (mee) te delen. Ik heb het verlangen te communiceren. Ik heb geen pretentie dat ik iets kan veranderen, maar wil er wel over spreken. Mijn nieuwsgierigheid wil ik delen, mijn verwondering ook. Ik hou verschrikkelijk van de dingen, van de mensen, het bestaan, het zijn dat is. Ik denk dat dat maar is doordat ik zo absurd ben doordrongen van het niet-zijn.’

Toch is een film, een literaire tekst voor de Buysser nooit de kruiwagen voor een idee of overtuiging: ‘Mijn overtuigingen en ideeën zijn enkel de humus vanwaaruit ik iets autonooms probeer te slijpen. Zo exact mogelijk uitdrukken wat ik ervaar, waar ik plezier in vind. Ik probeer te nuanceren, recht te doen aan de complexiteit. Dat moet, als je dealt met waardehiërarchieën. Dit stuk gaat over de dramatische ervaringen van twee vrouwen. Ik moet dat met de nodige precisie, oprechtheid en integriteit behandelen. Ik doe niet mee aan de popularisering van de filosofie, integendeel. Ik wil net wijzen op de complexiteit. Maar ik zoek wel de helderheid, het zo eenvoudig mogelijk en trefzeker verwoorden. Mijn mooiste leeservaringen zijn de kritieken van Kant geweest. Die redeneringen zijn glashelder. Als je die helderheid bereikt, hoef je je achteraf niet te gaan excuseren omdat het allemaal te moeilijk is.

Er schuilt trouwens veel meer geweld in de simplificatie dan in de complexiteit. Op de laatste Documenta in Kassel was er een kunstwerk waarbij op basis van twee kaarten een herverdeling van de Joodse en Palestijnse bezette gebieden werd voorgesteld. Achteraf bleken die kaarten veel te ongenuanceerd. Met een eenvoudige kaart kan je tot een vergelijk komen, met een complexe niet. De kiem van het geweld schuilt net in het reduceren van de werkelijkheid tot maar drie straten, daar waar het feitelijk krioelt van de zijwegen. Een dergelijke simplificatie is nu net een tijdbom onder een harmonieuze samenleving.’

ERFENIS VAN BRECHT

De Buysser wordt vaak beschouwd als een politiek auteur, maar om de verkeerde redenen, vindt hij: ‘Een theatertekst is niet politiek omdat er gerefereerd wordt aan een externe politieke gebeurtenis. In Lotus Drive had ik het over de streken van de flaminganten die van geen ophouden weten. Maar een tekst is voor mij politiek wegens het bewustzijn dat de rest van de taal aanscherpt. In mijn teksten is er altijd een rest die door de toneelspeler niet te reïncarneren is. Die rest is ongrijpbaar, niet te duiden. Hij ligt daar, als een steen waarover je moet struikelen. Die stenen interesseren me. Ze blijven liggen op de scène, in de lucht, in de tijd van het toneel. En mensen storen, stoten zich daaraan. En daar moet ik ze hebben. (lacht) Daar zit de adder, de scherpte voor mij. Dat is de essentie van wat ik momenteel doe. De erfenis van Brecht ook. Het vervreemdingselement dat het bewustzijn scherp slijpt.’

Ondanks De Buyssers reputatie als ‘hermetisch intellectueel kunstenaar’, bereikte Lampe met Het Litteken Lip vijfduizend toeschouwers. Het publiek mag dan ook niet worden onderschat, vindt de regisseur. ‘Er is een klopjacht op intellectuelen aan de gang, zo lijkt het. Als je meer boeken hebt gelezen dan je vingers hebt aan je hand, dan ben je een gevaar voor de maatschappij, dan heb je zogezegd geen besef meer van wat er leeft op straat. De opkomst van het populisme vind ik een van de grootste actuele bedreigingen. En het duikt overal op, in de politiek, in de kunst… Filosofie en poëzie zijn allebei minderheidsdomeinen die moeilijk te recupereren zijn. Ze hebben geen maatschappelijk belang. Je wordt daarin getolereerd, je bent onschadelijk.’

De vrouwen in zijn nieuwste stuk (gespeeld door Tine Embrechts en Sien Eggers) zijn ‘op weg naar waar ze eigenlijk al zijn’. Een condition humaine? ‘Natuurlijk’, reageert De Buysser. ‘De weg naar waar we al zijn, is de langste weg. Het is niet meer dan de verbazing om wat al is. Dat is ook filosofie: niks speciaals, gewoon inzicht krijgen in wat al is. Die hand die hier hangt, probeer dat maar eens te vatten. Dat is veel onbegrijpelijker dan de meest ingewikkelde technische formule.’

Als filosoof koos de Buysser dus de weg van theater- en filmbeelden. Toch noemt hij zichzelf geen regisseur maar katalysator: ‘Regisseur betekende lange tijd: de man met het concept. Ik wil zo niet werken met mensen. Bij film stuur ik wel veel, van begin tot eind. Bij toneel gaat het over de acteur die er staat en zegt wat ie te zeggen heeft. Die acteurs kies ik, bewust. Het zijn mensen waar ik verliefd op ben. Ik breng dingen aan, insisteer, appelleer. En kijk wat er ontstaat. Ik houd ontzettend van toneelspelers. Het is een ondraaglijk beroep. Elke dag sta je oog in oog met de vergankelijkheid, de dood. Dit vak is zo verbonden met het niet-zijn. En daarom ook zo mooi. De hele goeie acteurs willen vooral geen acteur zijn, ze beseffen de schoonheid en wanhopigheid van hun beroep, en hebben die lief.’

Annelies De Waele

‘Er schuilt meer geweld in de simplificatie dan in de complexiteit.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content