Hubert van Humbeeck

Het was precies een jaar geleden nog slechts wachten op het ‘go’ uit het hoofdkwartier in Brussel. De vliegdekschepen waren opgestoomd naar de Adriatische zee, de kruisraketten op scherp. Op luchtmachtbasissen in Italië draaiden de motoren van de bommenwerpers warm. De wereld keek naar CNN om de eerste lichtflitsen van inslaande projectielen rechtstreeks op het scherm te zien. De NAVO was klaar voor het eerste gewapende conflict in haar bestaan. Ze zou Slobodan Milosevic en zijn soldateska in Kosovo mores leren.

Het zou, stelde de NAVO, een ‘humanitaire’ oorlog worden. Het ging erom de etnische zuivering te stoppen waarmee Servië in zijn provincie Kosovo was begonnen, waar vooral volksalbanezen wonen. Wat zo’n zuivering met mensen doet, was eerder in Kroatië en Bosnië gebleken.

Een ultieme onderhandelingsronde in het Franse Rambouillet was mislukt, onder meer door de harde opstelling van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright. De Amerikanen en de NAVO gingen er op dat moment van uit dat het Bosnische scenario zich zou herhalen: daar volstonden enkele dagen van bombardementen om de Serviërs te doen instemmen met de akkoorden van Dayton.

Het bondgenootschap was er helaas niet op voorbereid dat de vijandelijkheden om Kosovo langer konden duren. Daar was geen plan voor. Het was van meet af aan duidelijk dat geen enkele lidstaat soldaten zou leveren voor een grondoffensief als de bommencampagne niet snel het gewenste resultaat opleverde. De zuiver militaire doelen raakten na enkele weken uitgeput. Er werden dan maar hoe langer hoe meer semi-militaire en echt burgerlijke doelwitten uitgekozen en daar kwamen onvermijdelijk ongelukken van. De verkeerde trein werd van de sporen geblazen, een colonne vluchtelingen werd per abuis beschoten, er ging een chemisch complex de lucht in en ten slotte werd zelfs de ambassade van de Volksrepubliek China in Belgrado geraakt.

De NAVO kreeg het almaar moeilijker met het ‘humanitaire’ karakter van haar oorlog. Er stierven burgers waar het niet nodig was. Bovendien konden de bombardementen de etnische zuivering van Kosovo niet stoppen, wat grote vluchtelingenstromen in beweging bracht. De politieke leiding van de Kosovaren werd verdrongen door een zootje ongeregeld dat zich het bevrijdingsfront UCK noemde, en dat voor de NAVO in de na-oorlogse situatie volstrekt onbruikbaar is.

Toen de voor de gelegenheid samengestelde KFOR-troepenmacht na zeventig dagen in het spoor van de terugtrekkende Serviërs eindelijk de grens overstak, wist ze niet wat ze met de provincie moest aanvangen. Dat is ook een jaar later niet duidelijk: politiek is de impasse compleet. Servië is ondertussen overgeleverd aan avonturiers die met elkaar strijden om de controle over de zwarte markt. In Kosovo zelf broeit de haat als nooit tevoren. Een volgende Balkanoorlog loert er permanent om de hoek.

De eerste ‘humanitaire’ oorlog van de NAVO dreigt ook de laatste te zijn geweest. Het bondgenootschap zal de oefening niet snel herhalen. In plaats daarvan zou de aandacht kunnen gaan naar de uitbouw van een echte internationale rechtsorde. Het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag, bijvoorbeeld, veroordeelt oorlogsmisdadigers rustig en zonder veel omhaal tot lange gevangenisstraffen. In dat verband mag ook de symboolwaarde niet worden onderschat van de ruwe behandeling die de gewezen Chileense dictator Augusto Pinochet gedurende anderhalf jaar in Europa te beurt viel. De zogenaamde ‘spektakeldiplomatie’ van Louis Michel is niet zinloos.

Maar het beste antwoord op tien jaar van geweld in het voormalige Joegoslavië komt ondertussen uit Zagreb. Na de dood van ijzervreter Franjo Tudjman kozen de Kroaten begin dit jaar massaal voor democratische partijen, die hen simpel het vooruitzicht boden op een beter leven. De Serviërs die een jaar voor de oorlog om Kosovo begon nog met z’n tienduizenden tegen Milosevic en voor democratie betoogden, werden mede door de NAVO-bommen uit elkaar geslagen. Dat aspect kreeg van de diplomatie misschien te weinig aandacht, toen het nog kon.

Vorige maandag overleed voormalig Knack-redacteur Johan Anthierens. Zijn kroniek ‘Ooggetuige’ was van grote betekenis voor de groei van dit blad in de woelige jaren zeventig.

Redactie en directie bieden zijn vrouw Elisabeth en de kinderen en familie van Johan Anthierens hun oprechte gevoelens van medeleven aan. U leest een hommage op bladzijde 26.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content