Jürgen Sparwasser maakte het belangrijkste doelpunt in de geschiedenis van de DDR, op het WK 1974 in en tegen West-Duitsland, en groeide uit tot een icoon. Toen hij niet langer een speelbal van het systeem wilde zijn, werd hij vernederd en vluchtte naar het Westen.

In Bad Vilbel, een stadje in de buurt van Frankfurt, zit Jürgen Sparwasser (61) in de lobby van een hotel en drinkt een koffie. Twintig jaar na de Val van de Muur wordt hij dezer dagen geregeld gevraagd om herinneringen op te diepen. Maar Sparwasser zegt niet met het verleden te leven. Zo schreef hij in zijn vorig jaar uitgekomen biografie wel over zijn carrière, maar nauwelijks over zijn vlucht.

Toch is hij een paar weken geleden voor het eerst naar de plaats geweest waar hij in 1988 de grens overstak. Hij maakte toen van een wedstrijd van de veteranenploeg van FC Magdeburg gebruik om in Saarbrücken achter te blijven. ‘Toen ik aan die grens kwam, kreeg ik nog kippenvel, meer dan twintig jaar later’, zegt hij, en wordt heel even ge-emotioneerd. ‘Stel dat ze toen mijn koffer hadden opengemaakt, dan zouden ze wel gezien hebben wat de bedoeling was. Gegarandeerd vloog je dan de gevangenis in.’

Sparwasser was een intelligente, technisch sterke en explosieve middenvelder. Hij beleefde in 1974 zijn absoluut hoogtepunt toen hij met 1. FC Magdeburg voor een Oost-Duitse voetbalnoviteit zorgde: hij leidde zijn club naar de Europacup voor Bekerwinnaars. AC Milan werd in Rotterdam met 2-0 verslagen.

Een paar maanden later maakte Sparwasser in de groepswedstrijden van het WK tegen West-Duitsland een historische goal. De DDR won in Hamburg met 1-0 tegen de latere wereldkampioen. Sparwasser had het moeilijk met een aanzwellend gevoel van patriottisme en met de heldenstatus die hij kreeg. Die zou na zijn carrière verdwijnen. Toen hij als docent werkte aan de pedagogische hogeschool werd hem tot drie keer toe opgedragen de eerste ploeg van FC Magdeburg te trainen. Na de derde weigering mocht hij alleen nog wat klusjes opknappen. Op een zeer pijnlijke manier werd hij gedegradeerd en hij kreeg zelfs geen toegang meer tot lezingen. Toen rijpte het idee om te vluchten.

Jürgen Sparwasser: ‘Een paar maanden na de hereniging kwam ik een vroegere ploegmaat tegen. Die had de documenten laten opvragen die over hem door de Stasi, de geheime politie, waren bijgehouden. Hij vroeg me of ik dat ook niet wilde doen, ze hadden hem gezegd dat het zeer de moeite was. Ook al door mijn vlucht bleken er over mij dertien dossiers te bestaan. Maar die interesseren me echt niet, ik probeer dat verleden achter me te laten. Wat mij betreft, mogen ze die dossiers verbranden. Het kan best dat voormalige ploegmaats spionnen waren voor de Stasi, maar ik wil dat gewoon niet weten. We komen elk jaar één keer samen met de ploeg van Magdeburg die de Europacup won, dat is altijd heel gezellig. Ik wil er niet aan denken dat daar misschien iemand tussen zit die voor de staatsveiligheid werkte.’

Hoe was het om in de DDR te voetballen?

JüRGEN SPARWASSER: Als je puur naar het sportieve kijkt, was dat schitterend. Omdat we echt heel goed werden opgeleid, door specialisten die zich in ieder onderdeel van het voetbal verdiepten. Je moet je dat goed voorstellen: we wonnen met Magdeburg de Europacup met een ploeg waarin alleen jongens stonden uit de regio, in een straal van hooguit 50 kilometer. En we beschikten over een technisch uitstekende ploeg, een gevolg van de manier waarop we werden gevormd, van de uitmuntende wijze waarop school en sport werden gecombineerd. Wat men er ook over moge denken, welke verhalen je ook hoort: dat was echt zo.

Als ik zie hoe er nu in de Bundesliga wordt gespeeld, moet ik huilen. Dat heeft met voetbal echt niets te maken. De meeste voetballers zijn technisch veel te zwak. Toen Jürgen Klinsmann zich drie jaar geleden op het WK met specialisten omringde, werd hij als een vernieuwer aangezien, terwijl hij zijn assistenten dan nog vaak de verkeerde spieren liet trainen. De DDR was qua competentie zijn tijd ver vooruit. Alles was zeer planmatig, zeer doordacht: een atletiektrainer voor de uithouding en de snelheid, een krachttrainer, iemand die aan je techniek werkte, er zat echt veel knowhow.

De sport werd gebruikt om het imago van het land op te krikken, om de heilstaat te propageren. Voelde u zich zelf gebruikt?

SPARWASSER:Sagen wir mal so: je probeerde je weg te vinden in het systeem, in de structuren van het land. En je trok je op aan de prestaties van de ploeg, aan de sfeer van kameraadschap die er in het team hing. Dat zijn waarden die je niet met geld kunt betalen. Ik heb in Magdeburg tien jaar met ongeveer dezelfde ploeg gespeeld, we stroomden allemaal samen door. Ik probeerde altijd mezelf te blijven. Eén enkele keer heb ik een concessie gedaan: in 1972, toen ik lid werd van de SED, de regerende Socialistische Eenheidspartij. Omdat ik voelde dat ik anders niet mee zou mogen naar de Olympische Spelen.

Natuurlijk voelde je je vaak in je vrijheid geremd, ik wist bijvoorbeeld dat in de flat onder mij iemand woonde die voor de Stasi werkte. En gezien de muren zeer dun waren, ga je dan thuis geen politieke gesprekken voeren. Dat hoorde daar bij het leven. Wie niet in het gareel liep, werd meteen uitgerangeerd.

De trainer met wie wij de Europacup wonnen, Heinz Krügel, is op een gegeven moment aan de autoriteiten gaan vragen of wij niet meer geld konden verdienen. Uiteindelijk had Magdeburg het voetbal in de DDR op de Europese kaart gezet. Zijn verzoek werd genegeerd. Alleen liet Krügel zich niet afschepen, hij bleef de vraag maar herhalen. Daar heeft hij uiteindelijk een zware prijs voor betaald: hij werd gedegradeerd tot onderhoudsman, ze hebben hem menselijk kapotgemaakt. Terwijl wij met een andere trainer werkten, mocht hij het gras maaien.

De controle was onvoorstelbaar. Toen we in 1974 in Hamburg tegen West-Duitsland speelden, kregen de supporters die mochten meereizen voordien allerhande opdrachten: welk liedje ze mochten zingen, met welke vlaggetjes ze moesten zwaaien.

Werd u na dat doelpunt de held van de natie?

SPARWASSER: Ik heb het nooit zover laten komen, ik liet me niet voor hun kar spannen om propaganda te maken. Ze vroegen me om tal van evenementen te openen, ik heb dat nooit gedaan. Voor mij ging het leven gewoon verder: trainen, voetballen, trainen. Ik kom uit een heel bescheiden gezin, ik had het moeilijk met welke vorm van adoratie dan ook. Trouwens, voor dat doelpunt heb ik niets extra’s gekregen, behalve dat die goal in de generiek van het tv-programma Sportschau zat.

Werden voetballers in de DDR goed be-taald?

SPARWASSER: Niet overdreven. Alleen als je international werd, kreeg je een premie, waarvan een deel dan nog in het zwart, heel legaal was het dus ook in de DDR niet. Je verdiende wel behoorlijk als je naast je voetbalcarrière studeerde. Dat heb ik gedaan, ik behaalde een diploma van Machinenbauer, al heb ik daar nooit iets mee gedaan. En twee jaar na die goal mocht ik niet mee naar de Olympische Spelen in Montreal. We trokken toen, begin 1976, voor vijf weken op tournee naar Zuid-Amerika en de Ver-enigde Staten om ons voor te bereiden, zo’n trip stond elk jaar geprogrammeerd.

Na één wedstrijd liep ik een voetblessure op, ik moest met krukken gaan. Maar ze stuurden me niet naar huis. Toen we in Los Angeles waren, werd ik aangesproken door mensen die zeiden dat ze verre familie van mij waren. Ze nodigden mij uit om ’s avonds bij hen te gaan eten. Ik vroeg daarvoor toestemming aan de delegatieleider. Eerst mocht het wel, dan weer niet. Toen we dan tegen de Verenigde Staten speelden, zat ik op de tribune naast die mensen. Heel onschuldig. Maar de delegatieleider was zo kwaad, het leek wel alsof ik een misdaad had begaan. Ze waren doodsbang voor contacten met mensen uit het Westen.

Eén maand vóór de Spelen moesten we ons melden voor medische tests. Ik had met Magdeburg het sterkste seizoen uit mijn carrière gespeeld, maar ik had het nog op voorhand tegen mijn vrouw gezegd: gegarandeerd dat ze iets vinden waardoor ik niet mee mag. En inderdaad, na lactaattests begonnen ze over mijn bloedwaarden. Terwijl die al jaren dezelfde waren. Toen heb ik gezegd dat ze zich de moeite konden besparen om een reden te vinden om mij niet te selecteren, en ik ben weggegaan. Maar de DDR werd in Montreal wel olympisch kampioen. Dat heb ik dus moeten missen omdat ik in Amerika met enkele verwanten had gesproken.

En u kon daar niets tegen beginnen?

SPARWASSER: Nee, en dat knaagde wel. Het was moeilijk om in de DDR jezelf te blijven, je moest zo opletten wat je deed. Het was bijvoorbeeld verboden om na een Europese wedstrijd van truitje te wisselen, althans voor het oog van de camera. Na een match tegen Juventus kwam Marco Tardelli op me af en gaf me zijn trui. Toen kon ik niet anders dan hem mijn shirt geven. Ik werd in de kleedkamer door de functionarissen meteen aangepakt: hoe ik het in mijn hoofd had durven te halen om met een kapitalist van trui te wisselen? Ik had het socialisme beschaamd, ze wilden me zelfs buitengooien. Toen heb ik toch even gerepliceerd, uiteindelijk durfden ze niet, ik was op dat moment kennelijk toch te belangrijk voor het voetbal in de DDR.

Ik probeerde met heel wat zaken rekening te houden, maar ik wilde ’s ochtends nog wel in de spiegel kunnen kijken. We speelden eens op Dynamo Berlin, de club van de Stasi. Erich Mielke, de baas van de geheime politie, zat altijd op de tribune. Ik scoorde vrij vlug en terwijl ik naar de middencirkel liep, riep iemand: ‘ Sparwasser, du Arschloch‘(‘Sparwasser, jij klootzak’). Ik stak meteen mijn middelvinger op naar die man. Aan de rust kwamen de bestuursleden in paniek naar de kleedkamer. Hoe ik het in mijn hoofd had gehaald om mijn middelvinger te tonen aan Mielke. Maar ik zei: ‘Ik laat me door niemand uitmaken, ook niet door Mielke.’ Ik heb er later niets meer van gehoord.

Mielke pleegde de beste spelers naar Dynamo Berlin te halen. Hebt u nooit een aanbieding gekregen?

SPARWASSER: Nee, misschien paste ik niet in het profiel. Ik heb later een boek gelezen over Mielke en het voetbal, ik wilde weten hoe de structuren in elkaar staken. Daarin stond een heel hoofdstuk over mij. En daarin las ik tot mijn verbijstering dat ik als zestienjarige werd benaderd om voor de Stasi iets te doen, ik gold als een groot talent, ze dachten: die kunnen we gebruiken. Maar ik had verteld dat ik me op mijn studie en op het voetbal wilde concentreren. Later is er nog eens een afspraak gemaakt met mij, maar ik kwam niet opdagen. Zo stond het in dat boek. Ikzelf kan me dat absoluut niet meer herinneren.

In 1988 was het met uw heldenstatus helemaal gedaan toen u naar West-Duitsland vluchtte.

SPARWASSER: Ik kon er niet meer mee leven dat andere mensen bepaalden wat ik moest doen. Ik wilde best de jeugd trainen, maar niet de eerste ploeg van Magdeburg. Ik had immers gezien wat er met Heinz Krüger was gebeurd en het waren nog altijd dezelfde mensen die de touwtjes in handen hielden. Bovendien vond ik mijn job veel boeiender: ik was docent aan de pedagogische hogeschool en hield me bezig met sport. De jeugd mee helpen vormen, ze onderrichten, dat vond ik fascinerend. Alleen werd dat van hogerhand dus anders gezien.

Na de derde weigering om Magdeburg te trainen, werd ik als docent meteen opzijgezet. Ik moest nog wat nutteloos werk doen, soms had ik zelfs helemaal geen werk, ik werd echt uitgestoten. Terwijl ik op dat moment aan het doctoreren was, met een studie over de manier waarop voetbal nog beter in het onderwijs geïntegreerd kon worden. Nu mocht ik geen enkel seminarie meer bijwonen.

Toen dacht ik: hier blijf ik niet meer. Ik heb alleen met mijn vrouw en mijn dochter gesproken over het plan om te vluchten. Mijn vrouw had al drie keer een verzoek ingediend om familie in het Westen te bezoeken. Tevergeefs. Net voor we met de veteranenploeg van Magdeburg naar Saarbrücken moesten, deed ze weer een aanvraag. Tot onze grote verwondering werd dat toegestaan. Een serieuze blunder van Mielke, die heeft toen echt zitten slapen. Zo heb ik van die reis naar Saarbrücken dus gebruikgemaakt om in het Westen te blijven, aan de grens bang afwachtend of ze me grondig zouden controleren. De bus stopte ergens ’s ochtends om halfacht, en ik ben verdwenen. Ik had een adres van mensen die mijn vrouw kende, acht dagen lang leefde ik ondergedoken. Zelfs Bild Zeitung heeft me niet gevonden. Dat was hen nog nooit overkomen, zeiden ze me later.

Heel de DDR stond in rep en roer.

SPARWASSER: Natuurlijk, Mielke was in alle staten. Ze noemden me een landverrader. En vroegere collega’s aan de sportacademie met wie ik zeer vriendschappelijk was omgegaan, schilderden me ten aanzien van de studenten af als een vijand van het communisme. Ze moesten iets zeggen, dat was hen opgedragen. Mijn dochter werd meteen door de geheime politie meegenomen voor ondervraging. Twaalf uur lang, hoewel ze hoogzwanger was. Maar ze gaf geen krimp, ze zei van mijn plannen niet op de hoogte te zijn geweest. Na afloop zei de ondervraagster haar dat ze in heel haar carrière nog nooit zo’n grote leugenaar was tegengekomen. Dat vond mijn dochter het grootste compliment dat ze ooit had gekregen.

Werden er maatregelen genomen tegen uw dochter?

SPARWASSER: Ze vertelden dat ze uit haar appartement moest, dat alle meubelen zouden worden verkocht en dat ze haar baan als tandartsassistente zou verliezen. En haar man moest naar het leger. Pure intimidatie. Alleen: ik kon met haar telefoneren en wist dat die gesprekken werden afgeluisterd. Toen ze me dat vertelde, vond ik het tijd om te reageren. Ik had nog nooit iets verkeerds gezegd over de DDR, maar nu was het genoeg geweest. Ik kende iemand bij Bild Zeitung en die heeft toen een commentaar geschreven. Daarin stond dat er in Duitsland in de Tweede Wereldoorlog onder Hitler al racisme bestond en dat het te hopen was dat Erich Honecker, het staatshoofd van de DDR, niet in dezelfde fout zou vervallen. Hij moest, zo werd er geschreven, de familie Sparwasser met rust laten. Mijn dochter heeft nooit meer iemand van de Stasi gezien, ze mocht haar huis en haar job behouden.

Wat hebt u in West-Duitsland gedaan?

SPARWASSER: In het begin kwam het eropaan te overleven. Toen ik vluchtte, had ik 300 mark op zak. Ik kon aan de slag in het voetbal, als cotrainer van Eintracht Frankfurt onder meer, later als trainer van tweedeklasser Darmstadt. Maar ik moest snel erkennen dat het trainerschap niets voor mij is, ik kan met die stress niet omgaan, het spookte in mijn hoofd, ik kon niet slapen.

Nadat de Muur was gevallen, heb ik in de marketing gewerkt en daarna ben ik voorzitter van de Vereniging voor Contractspelers geworden. Nu werk ik mee aan de oprichting van een paar trainingscentra in Berlijn en Brandenburg, al verloopt dat door de economische crisis een beetje moeilijk. Ik ben tevreden, mijn dochter woont in de buurt, de familie is herenigd na de Val van de Muur. In het andere geval had ik mijn dochter wel vrijgekocht. Met geld ging er in de DDR veel.

Wordt u nog vaak aangesproken over het doelpunt dat u tegen West-Duitsland maakte?

SPARWASSER: Wat denkt u? Ik heb toen mijn eigen legende gecreëerd. Terwijl dat zeker niet de bedoeling was. Maar het blijft leven, bij de Duitse Voetbalbond zijn er nog altijd mensen die hun zakdoek moeten pakken als ze aan die goal denken. Daarom heb ik gezegd dat ze na mijn dood op mijn grafsteen niet mijn naam moeten zetten. Maar dat daar enkel hoeft te staan: ‘Hamburg 1974.’ Iedereen zal dan wel weten wie daar begraven ligt.

DOOR JACQUES SYS

‘Ze zeiden: je wisselt toch niet van trui met een kapitalist.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content