Edmund Hillary is een naam als een klok, maar Tenzing Norgay vind je in de naslagwerken nauwelijks terug. Zonder de hulp van zijn sherpagids had de Nieuw-Zeelander evenwel niet op de top van ’s werelds hoogste berg gestaan, die 29e mei 1953 omstreeks halftwaalf in de ochtend.

Op het grote feest dat de Royal Geographical Society in Londen organiseert om de vijftigste verjaardag te vieren van de overwinning op de Mount Everest, zal de belangrijkste gast ontbreken. Sir Edmund Hillary, de eerste mens die (met zuurstofflessen) de hoogste berg van de wereld (8850 m) bedwong en daardoor wereldberoemd werd, zal die dag in de Nepalese hoofdstad Kathmandu verblijven. Hij wil er feesten met de sherpa’s, ‘de mensen van het Oosten’ zoals zij in het Tibetaans heetten voor zij over de Himalaya naar het Khumbudal in Nepal migreerden en daar vooral als dragers of berggidsen naam zouden maken. Want zonder hen zouden Hillary en de 1200 klimmers na hem – onder wie de Belgen Rudy Van Snick (1990), Ingrid Baeyens (1992) en de aldaar verongelukte Pascal Debrouwer (1999) – nooit de top van de Everest hebben gehaald. Ook de ploegen die in dit jubileumjaar de Everest willen bedwingen, onder wie alweer de Vlaming Rudy Van Snick in internationaal gezelschap en een Franstalig team onder leiding van Bernard de Launoit (zie kader), zullen opnieuw een beroep doen op de expertise van de sherpa’s.

Op 29 mei 1953 om 11.30 uur lokale tijd stonden ze dus samen op de top van Mount Everest, Edmund Hillary (33) en Tenzing Norgay (38). De twee konden het goed met elkaar vinden en waren die dag door expeditieleider John Hunt uitgekozen voor de finale klim. ‘Als ik erop terugkijk,’ schrijft Hillary in het jongste nummer van National Geographic, ‘lijkt de beklimming in veel opzichten ook minder belangrijk dan andere zaken die ik heb ondernomen, zoals het ondersteunen van mijn sherpavrienden in Nepal en het beschermen van de cultuur en de schoonheid van de Himalaya (…) Mijn belangrijkste projecten waren het bouwen en onderhouden van scholen en ziekenhuizen voor mijn goede vrienden in de Himalaya, en het restaureren van hun prachtige kloosters.’ Ondanks zijn wereldroem is Hillary, bijenkweker uit Auckland, altijd de naarstige maar nederige boerenzoon gebleven.

Tenzing Norgay heeft die 29e mei 1953 minder voorspoed gebracht. Hij stierf in 1986, op 72-jarige leeftijd, niet zonder verbittering. Want zoals zovele successen, werd ook de overwinning van de Everest politiek misbruikt. De Britten, die de eerste stap op de noordpool in 1909 aan de Amerikaan Robert Peary hadden moeten laten en de eerste stap op de zuidpool in 1911 aan de Noor Roald Amundsen, eisten de overwinning helemaal voor henzelf op. De Nepalese communisten van hun kant vertelden dat Tenzing Norgay het eerst de top had bereikt en maakten Hillary belachelijk. (zie interview) In zijn autobiografie zou Tenzing Norgay die geschiedvervalsing jaren later rechtzetten.

RODE FOULARD

Nepal had in 1949 opnieuw zijn grenzen voor buitenlanders geopend, maar voor de Britten bleef het lange tijd vijandig gebied. In 1814 had dit bergstaatje immers hun Indisch leger verslagen. De Zwitsers en de Fransen daarentegen konden in Nepal al vlug op sympathie rekenen. Reeds in 1950 beklommen Maurice Herzog en Louis Lachenal, aan het hoofd van een Franse expeditie, de Annapurna (8078 m) ten westen van Kathmandu. Met de amputatie van bevroren tenen en vingers als tol. In 1952 dan waagde de Zwitserse ploeg van Raymond Lambert zich mét Tenzing Norgay en de zijnen naar de top van de Everest, ten oosten van de hoofdstad. Norgay, een eenvoudige jakherder, had zich in minder dan twintig jaar opgewerkt tot shirdar of leider van de sherpa’s.

Op 28 mei 1952, na een ijzige nacht waarin zij elkaar warm klopten, zonder slaapzakken, zonder voldoende drinken, zonder zuurstofflessen en zonder slapen, ploeterden zij verder op hoogtes boven de 8200 meter die niemand ooit tevoren had bereikt. Na vijf uren zwoegen om nauwelijks 200 meter hoger te komen, moesten zij minstens nog eens even ver om de zuidtop (8760 m) te bereiken. Maar niemand wist toen dat de top amper 90 meter hoger lag. Met een ijl hoofd besloten ze terug te keren, in de wetenschap dat de top haalbaar was en hun vriendschap eeuwig. De rode foulard die Tenzing Norgay een jaar later tijdens zijn klim met Hillary droeg, had hij van Lambert gekregen. En hij gaf hem die ook terug na de overwinning van 29 mei 1953.

De Britse expeditie, dit keer onder leiding van John Hunt, verliep zoals gebruikelijk in de zuiverste militaire traditie. De Britten hadden 350 dragers, 20 sherpa’s met Tenzing Norgay aan het hoofd en 8 ton voorraad ter beschikking om tien klimmers naar de top te leiden. De berg, voordien gewoon Peak XV genoemd, werd in 1865 vernoemd naar Sir George Everest, de Britse surveyor general van India. Maar dat had de Britten tot op heden geen geluk gebracht. Sagarmatha ‘het voorhoofd van de hemel’, zoals de Everest in het Nepalees genoemd wordt, bleef ontoegankelijk. En dat bleef ook Chomolungma ‘de moedergodin der aarde’ zoals hij aan Tibetaanse kant heet.

Die ontoegankelijkheid was niet uitsluitend te wijten aan het feit dat Tibet, Nepal en andere Himalayastaten zich sinds het begin van de 19e eeuw voor westerlingen nagenoeg afgesloten hadden. (Enkele beroemde uitzonderingen niet te na gesproken: denk aan de jarenlange tochten van de Franse schrijfster Alexandra David-Neel begin vorige eeuw, vermomd als boeddhistische monnik. Of aan de Oostenrijkse bergbeklimmer Heinrich Harrer die in 1944 vanuit India dwars door de Himalaya trok en ‘Zeven jaar in Tibet’ verbleef.) Nee, het gebied was ook zo moeilijk te bereizen omdat de Britse klimmers, topografen en andere ploegen zulk zwaar en gebrekkig materieel met zich meezeulden vergeleken waarbij de huidige expedities luxereizen genoemd kunnen worden. Bovendien was de Everest, technisch gezien niet eens de moeilijkste van de achtduizenders in de Himalaya, wel een van de meest onvoorspelbare bergen. Hij was dan ook berucht om het grote aantal klimmers dat hij met de dood had verrast en die diepgevroren op zijn flanken waren blijven liggen.

De Britse expeditie van 1953 wist dat maar al te goed, sinds George Mallory (33) en Andrew ‘Sandy’ Irvine (24) op 8 juni 1924, bij de derde Britse poging om de Everest te overwinnen, er het leven hadden gelaten, wellicht zonder de top te bereiken. ( Knack 13/11/02)

DUVELSTOEJAGER

Reeds bij de aanloop naar de beslissende klim ontpopte Edmund Hillary zich als een enthousiaste duvelstoejager. Voorbij het basiskamp loodste hij het team door de Khumbu-ijsval, een honderden meter hoge en voortdurend bewegende gletsjer, met alle kloven en gevaren van dien. Hij stelde de zuurstofmaskers van zijn klimmaten juist in en hielp de ploeg om (gedurende twaalf dagen) de route terug te vinden die Raymond Lambert en Tenzing Norgay een jaar eerder hadden gebruikt op de flank van de Lhotse (8501 m), alvorens links af te buigen en over de Geneefse pijler naar de zuidcol (7906 m) van de Everest te trekken. Op die hoogte krijgen de klimmers nog amper één derde van de nodige zuurstof in het bloed. De longen daarentegen stoten meer kooldioxide uit en de nieren scheiden meer water af. De dorst is nauwelijks te harden en het hart klopt bij de minste inspanning aan 140 slagen per minuut of sneller. Het risico op long- en hersenoedeem neemt toe. Kortom, dit is ‘de zone des doods’.

Expeditieleider Hunt tipte eerst op Tom Bourdillon, de oud-voorzitter van de Oxford Mountaineering Club, en op hersenchirurg Charles Evans om (als rasechte Britten) de poging naar de top te wagen. Op 26 mei stonden zij, om 1 uur ’s middags, amper 100 meter van de top. Buiten adem en er zeker van dat ze te veel zuurstof uit de flessen zouden zuigen, besloten ze terug te keren. Drie dagen later waagden Edmund Hillary en Tenzing Norgay hun kans.

Tenzing was het jaar daarvoor al hoger geklommen dan wie ook en Hillary was intussen goeie maatjes geworden met Tenzing. Op 29 mei om halfzeven ’s ochtends begonnen zij aan de finale klim. Ze wisselden elkaar af bij het spoortrekken in de zachte sneeuw. Omstreeks 9 uur bereikten zij de zuidcol (7906 m). De sneeuw was er harder, maar Tenzings zuurstofmasker raakte onklaar. Hillary verwijderde het ijs en Tenzing kon weer ademen. Restte de helling naar de zuidtop (8750 m) en dan plotseling een soort schoorsteen van rots en ijs. Hier kon Hillary al zijn klimervaring aanwenden. Met zijn houweel hakte en trapte hij zich naar boven op wat later de Hillary Step (8800 m) zou gaan heten. Tenzing volgde en om 11.30 uur stonden de twee op de top. Daar bleven ze niet langer dan een kwartier. Hillary dacht dat een handdruk kon volstaan, maar Tenzing omhelsde hem, gaf hem enkele schouderklopjes en legde wat zoetigheden in de sneeuw voor de goden. Hillary fotografeerde Tenzing met de Britse, Nieuw-Zeelandse en Nepalese vlaggen aan zijn ijshouweel, maar vergat zichzelf te laten fotograferen. Daarna daalden zij weer af en toen ze George Lowe, een andere Nieuw-Zeelander in het team, tegen het lijf liepen, wist Hillary niet meer uit te brengen dan: ‘Well, George, we knocked the bastard off.’ Zo eenvoudig was dat.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content