Met de bestorming van Bagdad wil de Amerikaanse president George W. Bush een goddelijke opdracht vervullen. Zelden werden in het diepgelovige Amerika nationale machtsbelangen en fundamentalistische kwezelarij zo innig met elkaar verbonden.

Washington is een godvrezende stad. Het behoort tot de rituelen in het Witte Huis dat kabinetszittingen met een gebed geopend worden. De president verzoekt een minister om een paar bezinningswoorden te spreken, en iedereen in de zaal buigt het hoofd, sluit de ogen, vouwt de handen. Donald Rumsfeld, de oude kemphaan, smeekt God om zijn ‘lust for action’, zijn begeerte om erop los te slaan, te beteugelen.

Ook komt de bijbelkring regelmatig samen om geselecteerde passages uit het Oude en het Nieuwe Testament te lezen en uit te pluizen. Weliswaar zijn de medewerkers van het Witte Huis niet verplicht eraan deel te nemen, maar er wordt wel geregistreerd wie present is en wie ontbreekt.

Vrome, morele en goede mensen bevolken de officiële woning van de president. Vloeken is verboden, er wordt niet gerookt en niet gedronken. Niemand mag er werken die niet voldoet aan de ongeschreven norm: ‘ no joint since College’. Een ‘moderne evangelisatie’ doorstroomt het mooie Huis aan Pennsylvania Avenue, aldus een enthousiaste David Frum die ooit de redevoeringen voor de president schreef.

Van zichzelf zegt George W. Bush dat hij elke dag in de bijbel leest. De laatste tijd spreekt hij ook opvallend veel over de geestelijke energie die hij uit zijn innerlijke wereld haalt. ‘Ik bid,’ zegt hij, ‘ik bid om kracht, om begeleiding, om vergeving. En ik verzoek de vriendelijke en genereuze Almachtige om mijn dank te aanvaarden.’

Hoe sneller de oorlog met Irak nadert, hoe vaker de president vertelt over zijn geloof en zijn waarden. Aan zijn vroomheid schrijft hij een grote invloed op zijn handelingen toe. In tijden van nationale crisis spreekt het in Amerika bijna vanzelf dat de president de gedaante aanneemt van een predikant die troost en kracht uitstraalt.

Maar de pastorale toon kleurt intussen ook af op de motieven van zijn politiek. George W. Bush is ervan overtuigd dat God zelf ervoor gezorgd heeft dat hij op dit historisch ogenblik dit ambt bekleedt. In zijn gebeden, aldus Bush, smeekt hij vooral om sterkte voor zijn missie: ‘God heeft ons opgeroepen om ons land te verdedigen en de wereld naar de vrede te leiden.’ Wie de rol van de religie niet ernstig neemt in een land waar ‘In God we trust’in de nationale munt is gegraveerd, begrijpt niets van Amerika. Vanaf het begin wilden de Verenigde Staten de ‘stad op de bergen’ zijn waarover de bijbel en vele Amerikaanse presidenten gesproken hebben: als gerealiseerde utopie en als voorsmaakje van het toekomstige Hemelse Jeruzalem tegelijk.

DE VERLOREN ZOON

Wat kenmerkt het georganiseerde christendom waaraan Bush zijn presidentschap dankt en naar welke prioriteiten stuwt hem deze morele meerderheid? Door welke drijvende krachten laat George W. Bush zich leiden? Is hij een marionet van de Big Business zoals vele Europeanen geloven, of is hij een president die kracht uit zichzelf put?

In het bijzijn van enkele religieuze christelijke, islamitische en joodse voormannen biechtte president Bush in oktober 2001 zijn oude zonden op: ‘U weet immers dat ik een alcoholprobleem had. Als er niets was gebeurd, dan zou ik nu in een Texaanse bar zitten in plaats van in het Oval Office. En er is maar één reden waarom ik nu hier in het Oval Office ben en niet in de bar: ik heb de weg naar het geloof gevonden. Ik heb God gevonden.’

Slechts uiterst zelden vertelt Bush over de tijd waarin hij dronk en bijna nooit geeft hij toe dat hij op het punt stond zijn leven te vergooien. Hoewel – of misschien wel juist omdat – hij in rijkdom en uitgerust met privileges opgroeide, kan je zijn biografie tot zijn veertigste verjaardag lezen als een studie in het volmaakt mislukken.

George W. Bush was een intellectueel povere student in Yale. Anders dan zijn geslaagde vader werd hij nooit de ‘captain’ van de baseballploeg van Yale en hij kreeg ook geen oorlogsdecoratie. Bush junior verstopte zich toen hij op het punt stond naar Vietnam te worden gestuurd en zijn eerste poging om in de politiek te gaan, liep faliekant af.

Toen Bush 26 jaar was, reed hij, dronken, met de auto naar zijn ouders in Washington. Hij verloor de controle over zijn stuur, ramde een paar vuilnisbakken van de buren en tolde wild door de straat. Zijn vader riep hem op het matje, wat alleen maar leidde tot een woede-uitbar-sting van de zoon. De onfortuinlijke Bush junior was vertwijfeld. Het scheelde niet veel of hij had zijn vader, die wel altijd in alles was geslaagd, een pak rammel gegeven.

Vader Bush stuurde zijn zoon direct naar Texas en engageerde hem voor een sociaal project waarin hij verwaarloosde kinderen moest bijstaan: aanschouwelijke lessen in reële ellende. ‘We wisten niet dat hij een alcoholprobleem had,’ meende moeder Barbara in Washington achteraf, ‘waarmee ik niet wil zeggen dat hij niet meer dronk dan goed voor hem was.’

Het zat George Bush niet mee in de oliebusiness waar hij vele miljoenen verloor. Vrienden van zijn vader moesten hem uit de financiële nood helpen, een scenario dat zich meer dan eens voordeed. Na een reeks vernederingen die zijn minderwaardigheidscomplex alleen maar vergrootten, begon hij pas echt zwaar te drinken: bier, bourbon on the rocks, wijn. Dat ging zo verder tot de 27e juli 1986 toen hij in het bijzijn van zijn vrienden en van vele flessen niet ophield zijn 40e verjaardag te vieren.

De dag daarop had hij een zware kater en nam hij zich voor droog te blijven. Tegen zijn vrouw Laura zei hij dat hij zich al een jaar kwelde met dit project, maar dat hij altijd weer herviel. Toen hij eens na een zuiptournee die enkele weken had geduurd ontwaakte en in de spiegel keek, zag hij een man wiens gezicht met braaksel was besmeurd. Hij zeeg op zijn knieën neer en smeekte God om hulp. Amerika is verzot op zulke verhalen die gaan over de terugkeer van de verloren zoon.

De therapeutische duik in zijn zielenleven droeg bij tot zijn rehabilitatie. Daarin werd hij bijgestaan door Billy Graham, de grote ster van de protestantse heroplevingsbeweging die in vele landen volle zalen trok. De charismatische predikant was een graag geziene gast op het landgoed van Kennebunkport waar hij met de familie Bush en haar vrienden ging bidden en gesprekken voerde over God en de wereld. Bush junior was aanvankelijk een lauwe deelnemer van die sessies, maar gaandeweg groeide zijn belangstelling. Graham, zo meende hij later, had ‘een mosterdzaadje in mijn hart geplant en ik begon te veranderen’.

Het besluit om de drank te laten staan, was waarschijnlijk de eerste belangrijke beslissing van enige draagwijdte die hij helemaal alleen nam. Maar blijkbaar achtte hij zichzelf tot zo weinig in staat, dat hij niet kon aannemen dat hij die ommekeer uit eigen kracht had voltooid. Hij meende dat hij de wending moest toeschrijven aan een hogere macht. Sindsdien behoort Bush tot de zowat 60 miljoen Amerikanen die zich als ‘herboren christenen’ beschouwen en die hun God onafgebroken dankbaar zijn voor hun loutering. Van Bush is ook de zin overgeleverd dat hij Jezus beschouwt als de belangrijkste politieke filosoof aller tijden ‘omdat hij me hielp te stoppen met drinken’. Vanaf nu trad de Texaan met meer succes in de voetstappen van zijn vader.

De Texaanse predikant Tony Evans, een van zijn geestelijke adviseurs, herinnert zich: ‘De leer van de bijbel was een motief voor zijn beslissing om voor het presidentenambt te kandideren. Hij voelt dat God tot hem spreekt.’ Bush ging zijn taken als echte missies zien: ‘Ik ben ervan overtuigd dat we de hele cultuur principieel en voor altijd moeten veranderen. We hebben nood aan een spirituele vernieuwing van Amerika.’

Uit de occasionele kerkganger is een vrome man gegroeid die zich ook in het Witte Huis houdt aan een rigoureuze discipline en die dagelijks een toepasselijke passage uit de bijbel leest. Uit de karakterloze drinker ontwaakte een president met wie de mainstream-Amerikanen zich juist wegens zijn mediocriteit, feilbaarheid en vroomheid kunnen identificeren.

DE HOER VAN BABYLON

De tweede wedergeboorte van George W. Bush vond plaats op 11 september 2001. Tot op die dag was hij een vrij doelloze en zelfgenoegzame president geweest die omgeven was door slimmere en betere mensen. Ze stalen de show, en Bush verweerde zich daar niet eens tegen. Maar na de moorddadige aanslagen van New York en Washington kreeg zijn presidentschap een doel en scherpe contouren. Ze maakten van de eerste man in het Witte Huis een president die erop stond de belangen van zijn land erdoor te drukken. Het was een andere Bush met wie de staatshoofden en regeringsleiders die hun medeleven kwamen betuigen, af te rekenen hadden. Hij was niet langer een ongeïnformeerd lichtgewicht, maar een man die op de hoogte wou zijn. Zijn basishouding loog er niet om: wie niet met ons is, is tegen ons. Bush ontpopte zich tot een krijgsheer, overtuigd van een missie die voortaan in zijn geloof wortelde.

De president weerspiegelt perfect het land dat hij regeert. De simpele vroomheid van Bush geldt ook voor het grootste deel van de Amerikaanse burgers van wie 95 procent in God gelooft. Steeds minder Amerikanen noemen zichzelf atheïst. Anders dan Europa wil Amerika bewijzen dat moderniteit niet noodzakelijk met goddeloosheid gepaard hoeft te gaan. Bijna de helft van de Amerikanen gaat tenminste een keer in de week naar de kerk. In West-Europa is dat slechts 20 en in Oost-Europa amper 14 procent.

In de Verenigde Staten zijn kerk en staat constitutioneel gescheiden. In het land van het individualisme werd zo het ontstaan van een staatsgodsdienst afgeremd, wat tot gevolg had dat er nu meer dan 200 kerken bestaan die voor meer dan 90 procent christelijk zijn. De grootste is zonder meer de katholieke kerk met 62 miljoen leden. Toch kan je van de Verenigde Staten niet zeggen dat dit land door de katholieke kerk is gedetermineerd. In het algemeen kan je wel beweren dat de conservatieve kerken steeds meer aanhang winnen, wat ook geldt voor de protestanten. Vooral de tv-predikanten, de heroplevingsijveraars in de sportarena’s, de parochiezalen van de pinksterbeweging en een charismatische kerk als die van de mormonen mogen op een forse toeloop rekenen.

Het zijn de Bush-kiezers die hier bidden. Bijvoorbeeld in de Belle View Baptist Church aan de Big Spring Avenue van Midland in Texas waar de president als kind heeft geleefd. Belle View is een conservatieve kerk met uitsluitend blanke leden. Dat de protestantse kerken in de VS nog altijd volgens de huidskleur gescheiden zijn, wordt echter ook door de man in het Witte Huis aangeklaagd. Maar predikant Andrew Stewart laat het niet aan zijn hart komen, want hij bidt ‘dat de almachtige God de vijanden van de natie voor altijd moge vernietigen en zijn zegen moge uitdragen over onze president, vriend en Texaanse landsman George Walker Bush’. De Heer, aldus de priester even later, ‘moge onze president leiden in de strijd tegen de vijand’.

De echte tegenstanders worden voort-aan in het liberale kamp gezocht. Bij de christelijke rechterzijde is het begrip ‘liberaal’ een echt scheldwoord geworden en staat zowat gelijk met landsverrader, wat overigens ook geldt voor feministen, homoseksuelen, tegenstanders van de bewapening en voorstanders van abortus. Het is de schuld van al deze zondaars dat de Heer vertoornd is en Osama Bin Laden als zijn wraakzuchtig instrument heeft uitverkoren om Amerika voor zijn zonden te straffen. De fundamentalistische cultuur van de bijbelgetrouwe kerken is er de laatste twintig jaar alleen maar militanter en onverdraagzamer op geworden.

Het maakt Bush niet echt kwetsbaar dat de katholieke bisschoppen herderlijke brieven tegen de Irakoorlog opstellen en dat zwarte parochies tegen de opmars naar de Golf protesteren. Het stoort hem niet echt dat de leidende geestelijken van zijn eigen methodistische kerk de oorlogskoers van zijn regering veroordeelden. Zolang hij voelt dat de rechtse christenen achter hem staan, kan hij de Irakoorlog als een deel van zijn strijd tegen het kwaad verkopen, als een strijd die God welgevallig en dus vroom is.

Intussen demoniseren de fundamentalistische kerken de Verenigde Naties als de broedplaats van de antichrist omdat de Openbaring leert dat de koningen van de aarde ‘hun macht en geweld overdragen aan het Beest’. De paus zelf, een tegenstander van de oorlog, is de ‘hoer van Babylon’ omdat die net als Rome op zeven heuvels troont. Dat de EU haar bestaan te danken heeft aan de Verdragen van Rome maakt eigenlijk heel Europa tot een werktuig van de duivel.

KOSJER NOSTRA

De steun van het leger radicale christenen wordt vooral door de neoconservatieven toegejuicht die de dienst uitmaken in sleutelposities van de civiele leiding van het Pentagon. Vice-minister van Landsverdediging Paul Wolfowitz en Pentagonadviseur Richard Perle zijn hun politieke carrière begonnen bij de Democraten. Nu doen ze hun best om joodse kiezers weg te lokken uit hun traditionele politieke kamp en hen in de armen te drijven van de Republikeinen. Bush senior had bij de Amerikaanse joden de repu- tatie een president te zijn die scep- tisch stond tegenover Israël, maar de zoon staat intussen bekend als een vaste bondgenoot van de Israëlische hardliners.

De bijnaam van Perle en Wolfowitz in het Pentagon is niet toevallig ‘Kosjer Nos-tra’. Ze hebben hun zinnen op een oorlog met Irak gezet, niet alleen omdat dit een signaal zou kunnen zijn voor een democratische doorbraak in de Arabische wereld, maar ook omdat ze de verovering van Bagdad beschouwen als een waarborg dat het Heilig Land, omringd als het is door alleen maar vijanden, een veiliger bestaan zal kennen. Dat is volgens hen een voorwaarde voor elke vredesregeling in het Nabije Oosten.

Niettemin, in het Witte Huis wordt niet alleen gebeden, er wordt ook een beenharde imperiale politiek bedreven. Hard-liners als het duo Donald Rumsfeld en Richard Cheney voelen zich niet geroepen om zich tot een hogere instantie te wenden, zoals Bush dat doet. Hun finale doel is dat de VS zich als enige supermacht op aarde kunnen handhaven. Rumsfeld en Cheney zijn de fundamentalisten van de macht. Ze worden ervan verdacht de religieuze ijver van hun president voor hun erg wereldlijke doeleinden te exploiteren.

Rumsfeld en Cheney laten geen twijfel bestaan over het primaat van de politiek. In de laatste 35 jaar hebben ze verscheidene presidenten gediend. Beiden hebben zelfs overwogen om te kandideren voor het Witte Huis, en beiden zagen ze daar uiteindelijk van af. Beiden zijn steenrijk geworden, de ene als voorzitter van een bestuursraad van een farmaconcern, de andere als de eerste man bij de grootste mondiale olieproducent Halliburton. Beiden zijn in hun oude dagen in de politiek teruggekeerd en alletwee zijn ze overtuigde machtspolitici die in geval van twijfel een totaal gebruik willen maken van alle middelen die Amerika bezit.

Om niet geïsoleerd te worden, is een duif als buitenlandminister Colin Powell uiteindelijk ook in het kamp der haviken beland. Sindsdien gaat het in Washington alleen nog om de vraag, op welk tijdstip de oorlog werkelijk zal beginnen. Of de VN daarmee formeel instemmen of uiteindelijk alleen maar een ‘coalitie van bereidwilligen’ meedoet, is een kwestie van secundair belang geworden.

In Jacksonville (Florida) drukte Bush recent zijn marinesoldaten op het hart dat heel het land voor hen bidt. Hij spoorde ze aan om hun plicht te doen, en hij deed dat niet zozeer als een aanvurende bevelhebber, maar eerder als een aalmoezenier: ‘Doe je best om niet alleen een goede soldaat en goede matroos te zijn, maar bemin jullie naaste zoals jullie zelf bemind willen worden.’

Copyright Knack/Der Spiegel. Bewerking: Piet de Moor

Wie de rol van de religie niet ernstig neemt in een land waar ‘In God we trust’ in de nationale munt is gegraveerd, begrijpt niets van Amerika.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content