Ingrid Van Daele
Ingrid Van Daele Ingrid Van Daele is redacteur bij Knack

Amerika is alleen uit op de controle van Iraks olievoorraden, meent Saddam Hoessein. De Russische president Poetin lijkt daar niet aan te twijfelen en doet er alles aan om ook zijn eigen belangen in Irak veilig te stellen. En hij is niet alleen.

Vijf jaar geleden werd het contract ondertekend – een reusachtig contract, voor een periode van 23 jaar en ter waarde van ettelijke miljarden dollar. Herhaaldelijk had Irak ermee gedreigd het te verbreken, omdat het Russische staatsbedrijf Lukoil zijn boorwerken op de olievelden van West-Qurna ten westen van Basra nog steeds niet had aangevat. Maar de VN-sancties lieten dat niet toe. Twee weken geleden greep Bagdad dan toch in en maakte een eind aan de overeenkomst. Chantage, aldus de woordvoerders van Lukoil.

President Vladimir Poetin moest gestraft worden, vond Saddam Hoessein. Het Kremlin zou Lukoil immers verzekerd hebben dat het zijn rechten op de olierijke velden van West-Qurna zou behouden, ook al zou Saddam verdreven worden. Poetin zou daarvoor gelobbyd hebben in ruil voor steun bij een invasie. Als dat de beslissing is van Bagdad, liet de Russische president weten, hebben we geen reden meer om het Iraakse regime verder te blijven steunen. Maar toch wil Rusland de deur openhouden voor verdere onderhandelingen. Het land wacht nog steeds op de betaling van 12 miljard dollar schulden die teruggaan op wapenleveringen uit de Sovjet-periode. Bovendien wil het behalve zijn oliebelangen ook toekomstige wapenleveringen veiligstellen. Voor Rusland, dat zich ook op één lijn wil stellen met de VS, wordt het een lastige driehoeksverhouding.

Niet alleen de Russische, ook de Amerikaanse drijfveren in Irak zijn niet vrij van oliebelangen. De interesse van Washington voor de petroleumindustrie is bekend. Vooraanstaande leden van de regering, onder wie George W. Bush himself, komen uit de oliebusiness . Vice-president Dick Cheney was voorzitter van de raad van bestuur van Halliburton, een bedrijf dat diensten en materiaal levert aan de oliesector. En veiligheidsadviseur Condoleezza Rice zat in de raad van toezicht van ChevronTexaco. Naar haar werd zowaar een tanker vernoemd.

Maar er zijn ook andere redenen. De eigen olieproductie van de Verenigde Staten valt almaar terug. En het land wil zijn toelevering veiligstellen. Daarom kondigde Dick Cheney in mei 2001 een energiepolitiek aan met de nadruk op diversificatie. Nu al wordt in de Verenigde Staten meer olie ingevoerd vanuit Canada dan vanuit Saudi-Arabië. Ook Venezuela en Mexico zijn belangrijke leveranciers. Tussen Rusland en Amerika zijn besprekingen aan de gang voor een strategisch partnership. En het land toont een meer dan gewone interesse voor de Kaspische Zee.

Met Irak heeft Amerika geen overeenkomsten. Ironisch genoeg stroomt er wel olie van daaruit naar de VS, maar dan via een illegale weg. Voorraden zijn er in elk geval genoeg: minstens 112 miljard vaten. Volgens de Londense denktank Centre for Global Energy Studies zou het wel eens dubbel zoveel kunnen zijn. Via een invasie hoopt president Bush enigszins voet aan de grond te krijgen in het olierijke gebied. Maar wat dat omgerekend in oliebelangen op korte termijn betekent, valt nog te bezien.

Rusland en Amerika willen hun deel van de koek. Maar ook twee andere permanente leden van de VN-veiligheidsraad, Frankrijk en China, willen hun zakelijke belangen verdedigen. Frankrijk heeft een lange traditie van petroleumontginning in Irak. Globaal genomen is het land slechts marginaal vertegenwoordigd in de Golf. Daarom wil het zijn relatie met Irak, die teruggaat tot de jaren dertig, behartigen.

Voor China gaat het vooral om een beveiliging van zijn toekomstige bevoorrading. Door zijn pijlsnelle industriële ontwikkeling zal het land in de toekomst steeds meer olie nodig hebben. De interne productie zal niet meer volstaan. Doordat China steeds meer afhankelijk zal worden van olieproducerende landen, wil het de banden met Irak zeker niet doorknippen.

THE DAY AFTER

De belanghebbenden hebben hun stellingen ingenomen. Maar hoe moet het verder wanneer Saddam Hoessein van de macht verdreven is? Wie een oliebusiness wil opzetten na een eventuele machtswissel zal veel tijd en geld nodig hebben, schrijft historicus en voorzitter van de Cambridge Energy Research Associates, Daniel Yergin in The Washington Post. Na twintig jaar van oorlog en sancties en een slecht draaiende economie verkeren de productie- en verwerkingsinstallaties in een erbarmelijke staat. Er werd amper nog geïnvesteerd. Met als gevolg dat sommige oliereserves beschadigd zijn en de productiecapaciteit terugviel van 3,5 miljoen vaten per dag tot 1,3 à 2,6 miljoen vaten per dag. Volgens Yergin zou het miljarden en meer dan drie jaar tijd kosten om ze terug te brengen naar het niveau van voor de vorige golfoorlog. Op z’n vroegst tegen 2010 zou de capaciteit verdubbeld kunnen worden. En dat zou veronderstellen dat Irak op korte termijn buitenlandse investeerders toelaat. Na de Golfoorlog van 1991 kondigde ook Koeweit aan dat het zijn olie-industrie voor de wereld zou openstellen. Maar vandaag, ruim tien jaar later, verzet de nationalistische oppositie in het parlement zich daar nog steeds tegen.

Yergin gelooft dan ook niet dat de Verenigde Staten een oorlog van dat formaat zouden ontketenen voor een handvol oliecontracten. Dé motivering voor de campagne moeten we veeleer zoeken in de Amerikaanse aanwezigheid in de Perzische Golf. Een vierde van de olie wereldwijd komt uit dat gebied. Al meermaals bracht Saddam de stabiliteit ervan aan het wankelen. In 1980 richtte hij zich tegen Iran en ontketende de Eerste Golfoorlog – Amerika was toen een bondgenoot van Irak. Een decennium later bezette hij Koeweit. Telkens wilde hij nóg meer zeggenschap verwerven over olievoorraden in de Perzische Golf en een leidende rol in de organisatie van olie-exporterende landen OPEC, waar hij Saudi-Arabië onderuit wilde halen.

In de veronderstelling dat de oorlog onafwendbaar is, luidt de vraag hoe de Perzische Golf en in de eerste plaats Irak er zou uitzien zonder Saddam Hoessein. Vermoedelijk zou een nieuw regime een groot deel van de olie-inkomsten opslokken voor wederopbouw en ontwikkeling. Maar voor de ontginning van nieuwe velden, zal het zich mogelijk richten tot het buitenland.

Heel wat internationale bedrijven hebben nu al onderhandelingen gevoerd. Saddam stak de voorbije maanden nog een hele verzameling contracten op zak. De VN-sancties mogen buitenlandse bedrijven dan al verbieden om te investeren in de olie-industrie, niemand kan hen ervan weerhouden overeenkomsten voor de toekomst te sluiten. Op de lijst van de geïnteresseerden: de politieke zwaargewichten. Rusland (Lukoil, Zarubezneft), Frankrijk (TotalFinaElf) en China (CNPC) gingen miljardencontracten aan.

Slechts één partij ziet de mooie zaakjes kennelijk allemaal aan zijn neus voorbijgaan: de Amerikaanse oliegiganten. Zij hebben geen contracten in Irak. Het is hen immers bij de wet verboden zaken te doen met het regime van Saddam Hoessein. Maar veel zorgen maken zij zich niet. Zullen de contracten die de anderen hebben binnengehaald na een regimewissel immers nog een stuiver waard zijn? De Amerikaanse oliebedrijven voelen zich safe. Zij kregen mooie beloften van het Iraaks Nationaal Congres. De belangrijkste oppositiebeweging zou de oliereuzen ExxonMobil en ChevronTexaco onder een post-Saddamregering een handje helpen om grote overeenkomsten binnen te halen.

OLIEPRIJZEN

Eerst moet de economie evenwel de oorlog zélf doorstaan. Vorige week al bereikten de olieprijzen in New York met 32 dollar per vat hun hoogste niveau sinds twee jaar – de ‘normale’ prijs varieert tussen 18 en 25 dollar per vat. Sinds januari bleef hij aanhoudend toenemen. En als de oorlog tegen Irak wordt ingezet, zal hij wellicht nog stijgen tot minstens 40 dollar per vat. Alles hangt af van hoe lang de oorlog duurt. Véél meer leed dreigt de economie, die al anderhalf jaar slabakt, niet meer aan te kunnen. Vooral de auto-industrie en de luchtvaartsector zijn nu al radeloos.

Toch is het niet alleen de oorlog tegen Irak die de onrust aanwakkert. Ook de aanhoudende stakingen in Venezuela slaan een gat in de oliebevoorrading. Het land is het vijfde exportland ter wereld. De dagelijkse productie is teruggevallen van 2,8 miljoen vaten per dag naar minder dan 300.000 vaten. Venezuela voert nu zelfs olie in. Totnogtoe heeft Saudi-Arabië, ’s werelds grootste producent het tekort opgevangen. Maar als de situatie zo blijft en Amerika de oorlog tegen Irak aanvat, wordt dat moeilijker. Geen van de andere olie-exporterende landen kan zijn productie in die mate opdrijven om een terugval met meer dan 5 miljoen vaten per dag op te vangen. Tot het tweede trimester van 2003 blijft de vraag trouwens hoog. Tot dan woedt de winter in het noordelijke halfrond.

Wellicht kan alleen de OPEC de toestand onder controle krijgen. Door meer te produceren, kan ze de druk op de prijs wegnemen. Als de prijs voor een vat ruwe olie twintig opeenvolgende werkdagen boven de 28 dollar blijft, kan ze de dagelijkse productie optrekken met 500.000 vaten. Maar de leden van de OPEC lijken niet gehaast om dat principe toe te passen. Vooral niet als de problemen volgen op een Amerikaanse interventie in Irak.

Tekorten zullen er niet gauw ontstaan. De lidstaten van het Internationaal Energieagentschap beschikken over strategische olievoorraden voor doorgaans negentig dagen. De Verenigde Staten kunnen honderd dagen lang zeven miljoen vaten op de markt brengen. Intussen kan de prijs wel verder klimmen. Analisten zijn pessimistisch: als Amerika de oorlog op zeer korte termijn ontketent, dreigt opnieuw een oliecrisis.

Ingrid Van Daele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content