De Frans-Belgische pianiste Claire Chevallier heeft een nieuwe cd uit, met daarop esoterische werken van de Franse excentriekeling Erik Satie. Die muziek confronteert ze in de productie Babar/Le Fils des Etoiles van Muziektheater Transparant met een vederlicht kinderverhaal van Francis Poulenc.

‘Esoterie is iets wat op dit moment in onze maatschappij zeer sterk leeft’, zegt Claire Chevallier. ‘De katholieke religie is langzaam aan het verdwijnen en er duiken allerlei nieuwe spirituele uitingen op. Dat was honderd jaar geleden ook zo. Ook Erik Satie was op zoek naar een nieuw geloof. Dat hoor je duidelijk in de muziek uit zijn esoterische periode (van 1886 tot 1894, nvdr). Zijn muziek is, in vergelijking met die van Franck, Fauré, Debussy en Ravel, heel ascetisch. Geen lange notenslierten, maar slechts het minimum. Drie noten en gedaan. Die bijzondere taal heeft hij gevonden door het gregoriaans en de middeleeuwse kunst te bestuderen. Hij was rijp voor spirituele muziek.’

Waarom hebt u gekozen om haar te plaatsen naast een verhaal over een verdwaald olifantje?

CLAIRE CHEVALLIER: Als tegenwicht. Ik koesterde al een paar jaar het idee om Babar van Francis Poulenc uit te voeren met Josse De Pauw. En toen ik de vraag kreeg om nog eens een recital met verschillende aspecten – theater, muziek, beeldende kunst – te geven, hebben we de twee werelden gecombineerd. Babar is gemaakt om mensen te amuseren, maar het gaat toch ook over méér. Over opportunisme en een soort kolonialisme dat bijna niet meer te pruimen is. Josse leest de tekst in het Frans, de ondertiteling wordt geprojecteerd. En tekenaar Benoît had al ervaring met live tekenen. Hij weet de eenvoud te vinden, zonder te vervallen in platte figuratie.

Satie had een rampzalige buffetpiano in huis. Dicteert de historische uitvoeringspraktijk nu dat u, als specialiste, ook op zo’n piano gaat spelen?

CHEVALLIER: Die stelling gaat op voor de 17e en 18e eeuw. Dan moet je wel degelijk kijken naar de datum van de compositie en zo het juiste instrument kiezen. En dat is het instrument waarop de componist op dat moment thuis speelde. Maar bij Satie moet je het in een bredere context zien. Kijk, Satie heeft heel zijn leven gevochten om als componist een zeker niveau te halen. Hij is op latere leeftijd bijvoorbeeld nog contrapunt gaan studeren, omdat hij absoluut bij de grote meesters als Debussy en Ravel wou behoren… en hij kende wel degelijk al die mooie piano’s. Het was geen muzikale keuze om een slechte piano thuis te hebben. Het kwam door geldgebrek. Dan denk ik: als je Satie geen oneer wilt aandoen, moet je zijn muziek laten klinken op een mooie piano uit zijn tijd. Op de cd speel ik op een Erard-concertvleugel uit 1905, voor de liveproductie op een kortere Erardvleugel van 1904.

Satie speelde in cafés en precies zijn humor heeft hem beroemd gemaakt.

CHEVALLIER: Er waren duidelijk twee Saties, die van Montmartre en die van de religieuze introspectie. Een groot deel van zijn leven speelde hij inderdaad in cabarets, omdat hij daarmee geld kon verdienen. Bij Poulenc zie je 40 jaar later net hetzelfde. Edith Piaf en Maurice Chevalier waren zijn inspiratiebronnen. Maar hij schreef ook religieuze motetten en zelfs een opera met een religieus thema: Dialogue des carmélites.

Poulenc en Satie worden bijna nooit in de concertzaal uitgevoerd.

CHEVALLIER: Onterecht! Ik probeer hun muziek te verdedigen, al is het niet makkelijk. Zelfs in Frankrijk liggen ze moeilijk in de markt. In Nederland is Satie dan weer een topper, omdat je die ascese ook terugvindt in het calvinisme en het protestantisme. Zie maar hoe beroemd de integrale van Reinbert de leeuw is geworden. Dat is niet toevallig.

DOOR GREET VAN ‘T VELD

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content