‘Veel mensen zijn verbaasd dat zoiets ook bij ons kan.’ Dirk Bernaerts en Jo Bermyn van het bedrijf Verhaert over de eerste zo goed als volledig in België ontworpen en gebouwde satelliet PROBA, die oktober vorig jaar is gelanceerd.

Op 22 oktober vorig jaar stuurde India vanaf zijn lanceerbasis Sriharikota een PSLV-raket met aan boord drie satellieten de ruimte in. Eén daarvan was van Belgische makelij. PROBA of Project for On-Board Autonomy is gebouwd door het bedrijf Verhaert in Kruibeke bij Antwerpen, voor de Europese ruimtevaartorganisatie European Space Agency (ESA). Ruim twee maanden na zijn lancering stuurde PROBA een eerste opname van de aarde naar het ESA-grondstation in Redu, in de provincie Luxemburg.

De kleine technologische demonstratiesatelliet oogst veel lof. ‘We zijn erg blij met de resultaten’, zegt Frederic Teston, PROBA-projectmanager bij ESA. ‘De eigenlijke satelliet, de apparatuur aan boord en het grondsegment werken goed. PROBA is een van de best werkende kleine satellieten. Hij test technologieën die van belang zijn voor toekomstige ESA-programma’s en het concurrentievermogen van de Europese industrie.’

Verhaert heeft met de eerste satelliet ‘made in Belgium’ bewezen dat ons land op het vlak van de ruimtevaart meer in zijn mars heeft dan alleen maar het toeleveren van onderdelen voor raketten en satellieten. PROBA ziet er enigszins uit als een kubus en is bijna volledig met zonnecellen bedekt. Hij meet slechts 60 bij 60 bij 80 centimeter en weegt amper 100 kilogram. Daardoor is de kunstmaan zowel een grote micro- als een kleine minisatelliet. Maar zijn uitermate krachtige boordcomputer maakt PROBA tot de meest geavanceerde satelliet in zijn soort.

Jo Bermyn en Dirk Bernaerts, respectievelijk strategic business unit manager en project manager bij Verhaert stralen het enthousiasme uit waarmee een ploeg van tien à vijftien jonge mensen gedurende drie jaar aan het bijzondere project heeft gewerkt.

Hoe begint een bedrijf eigenlijk aan de ontwikkeling van een kunstmaan?

Jo Bermyn: Van huis uit doen wij aan innovatieve productontwikkeling. Wij bouwen bijvoorbeeld ook betaalterminals. Paul Verhaert heeft deze KMO in 1969 opgericht. We begonnen eerst industriële producten te ontwikkelen en we zijn nu een bedrijf met 150 werknemers, een aantal dat gemiddeld met 20 procent per jaar toeneemt. Maar wij willen ons profileren als een systeembouwer en ook volledige projecten uitvoeren. Een programma als PROBA is ons dus op het lijf geschreven.

We zijn met onze ruimtevaartactiviteiten begonnen in 1984. De eerste ideeën voor een kleine satelliet ontstonden rond 1993. In 1995 onderzochten we of een satellietproject daadwerkelijk haalbaar was. Toen de Europese ruimtevaartorganisatie ESA in dat jaar het PROBA-programma voorstelde, zijn we daar onmiddellijk achteraan gegaan. Dat gebeurde in een open competitie, in het kader van het General Support Technology Programme (GSTP) dat België financieel voor ongeveer de helft ondersteunt. Drie jaar later hebben we bij een reorganisatie vier business units opgericht, waarvan er zich twee met ruimtevaart bezighouden. En toen begonnen we met de eigenlijke realisatie van onze satelliet.

PROBA past in een ‘kleiner, sneller, goedkoper’-strategie?

Dirk Bernaerts: Momenteel stuurt ESA vooral grote satellieten de ruimte in, zoals onlangs nog de acht ton zware aardobservatiesatelliet Envisat. Maar er is nu een uit de Verenigde Staten overgewaaide tendens om ook anders te gaan werken. Dat heeft zijn voordelen. De ontwikkeling van een grote satelliet neemt algauw tien jaar in beslag en de kosten kunnen oplopen tot meer dan een miljard euro. Kleine satellieten kun je in twee tot drie jaar tijd ontwikkelen en bouwen voor een fractie van dat bedrag. PROBA heeft ongeveer 11 miljoen euro gekost, zonder de experimenten aan boord, maar mét inbegrip van de lancering en het grondstation. Een aantal afzonderlijke experimenten op Envisat kosten al zoveel. En technologisch gezien moeten kleine satellieten niet langer onderdoen voor hun grote broers. Voor heel specifieke toepassingen ben je met kleine satellieten vaak zelfs beter af.

Wat waren de grootste uitdagingen bij de bouw van PROBA?

Bernaerts: Het grootste probleem was niet van technische aard, maar had te maken met het faillissement van een van onze onderaannemers, een Brits bedrijf. Gelukkig zagen we een en ander aankomen en hebben we in samenwerking met ex-werknemers van dat bedrijf de betreffende onderdelen zelf kunnen afwerken.

Bermyn: Men moet zich realiseren dat PROBA de eerste kleine satelliet is die we hier hebben gebouwd met een heel nieuw team van mensen. Zij waren geen specialisten, maar hadden een algemene brede opleiding. Ook voor de ESA, die meer ervaring heeft met grote programma’s, was de aanpak nieuw. Wij werkten samen met bedrijven uit Finland, het Verenigd Koninkrijk, Canada en Italië en in eigen land met Spacebel in Angleur, voor software, en Space Applications Services (SAS), in Zaventem, voor het grondstation. Wij hebben ook zelf een lanceerraket moeten zoeken.

U ging daarvoor aankloppen bij de Indiërs en niet bij het eigen Europese Arianespace, dat de Ariane-raketten commercialiseert?

Bermyn: Dit lijkt inderdaad ongewoon. Een collega van de Technische Universiteit van Berlijn suggereerde dat we maar eens contact met India moesten opnemen. En dat contact heeft ons in gunstige zin verrast. India heeft een indrukwekkend ruimtevaartprogramma met eigen raketten en satellieten. De Indiërs wilden onze satelliet met hun PSLV-raket ( Polar Satellite Launch Vehicle) lanceren vanaf de basis Sriharikota, 2100 kilometer ten zuidoosten van New Delhi. Ze vroegen daarvoor 850.000 dollar. In de ruimtevaart is dat een koopje.

De Indiërs voeren ook vrij regelmatig lanceringen uit in de polaire baan waarin onze satelliet ronddraait. Met de Europese Ariane-raket hadden we op dat gebied minder mogelijkheden. Ook India zélf toonde veel interesse voor de lancering van PROBA, de eerste ESA-kunstmaan die dat land in een baan om de aarde bracht. Want het land wil een stukje van de commerciële ruimtevaartmarkt inpalmen.

In welk opzicht is uw project uniek?

Bernaerts: In de Verenigde Staten zijn ze al veel langer met dit soort kleine satellieten bezig. In Europa is ons project uniek, in de zin dat PROBA de krachtigste satelliet in zijn soort is. Er zijn in Europa andere bedrijven en universiteiten die soortgelijke satellieten maken en al veel langer bezig zijn dan wij, maar PROBA heeft een aantal specifieke troeven. Hij heeft het kwaliteitslabel van de Europese ruimtevaartorganisatie. En PROBA heeft een computer aan boord die vijftig maal krachtiger is dan de computers in andere gerenommeerde satellieten. Hij kan uiterst nauwkeurig worden gericht en is in zeer grote mate autonoom.

Wat houdt deze autonomie in?

Bernaerts: Dat mensen zo weinig mogelijk moeten ingrijpen in de eigenlijke werking van de satelliet. Volgens een ideaal scenario geeft een wetenschapper zijn opdracht via het internet aan het systeem door. Het grondstation in Redu staat per dag gedurende 45 minuten in contact met de satelliet en stuurt de nodige commando’s via een verplaatsbare antenne met een diameter van 2,4 meter naar PROBA door. De kunstmaan is in staat om dan zelf een planning op te stellen en de opdracht uit te voeren. Hij heeft een GPS-systeem aan boord en kan daarmee zelf zijn positie bepalen en zijn baan berekenen.

PROBA slaat de waargenomen gegevens aan boord op tot hij opnieuw over het grondstation vliegt. Hij stuurt de gegevens van de waarnemingen dan terug naar de aarde en de wetenschapper kan ze van het internet plukken. De satelliet moet dus heel robuust zijn. Als er iets onverwachts voorvalt, moet PROBA kunnen overleven. Wanneer zich problemen voordoen, stuurt de satelliet een noodsignaal naar het grondstation en wordt een operator verwittigd.

Belgische secundaire scholen zullen projecten met de satelliet uitvoeren.

Bermyn: PROBA zal een deel van zijn waarnemingstijd besteden aan projecten van scholen die aan de wedstrijd Eduproba van de Euro Space Foundation hebben meegedaan. De bedoeling daarvan is iedereen er bewust van te maken dat ook in ons land aan ruimtevaart wordt gedaan. We willen in het bijzonder de jeugd enthousiast maken voor innoverende projecten en haar aanmoedigen een wetenschappelijke loopbaan te kiezen of een ingenieursopleiding te volgen. Aan de universiteit van Stellenbosch in Zuid-Afrika bijvoorbeeld is het aantal ingenieursstudenten met 30 procent gestegen omdat ze er een kleine satelliet bouwden.

Bernaerts: Vooral de camera’s aan boord zijn daarvoor geschikt. Een project dat mij is bijgebleven, is het gebruik van PROBA om op ‘ontdekkingsreis’ te gaan. Een bepaalde klas wil PROBA gebruiken om vulkanen te bestuderen. Er is heel veel interesse om het milieu vanuit de ruimte te bekijken. Ook Tsjernobyl is een populaire ‘bestemming’. Het ene project is al wat realistischer dan het andere, maar er zitten heel originele ideeën bij.

Wat betekent voor u de deelname aan een dergelijk project?

Bernaerts: Het PROBA-team is zeer gemotiveerd. Het zijn allemaal jonge mensen, gemiddeld tussen 30 en 35 jaar, en het gevoel aan de eerste Belgische satelliet te kunnen meewerken sprak bijzonder aan. Interessant is dat je als medewerker aan een dergelijk project een kijk krijgt op een volledige cyclus: het ontwerpen van een satelliet, het testen, de bouw, de lancering, de uitbating na de lancering. Het is uitzonderlijk dat een klein team bij al deze aspecten van een satellietprogramma betrokken wordt.

Voor ons zit in het ontwerpen van kleine satellieten een strategie. Met PROBA hebben we nu heel wat kennis opgedaan en we denken al aan een PROBA 2, die weer een ESA-satelliet zal zijn en rond 2005 gelanceerd wordt. Verder willen wij een meer onafhankelijke positie verwerven door kleine satellieten te gaan commercialiseren. Daarvoor hoeven we niet op een PROBA 2 te wachten. We hebben al contacten gelegd voor puur commerciële toepassingen. We willen graag de twee richtingen blijven volgen. Overigens ondersteunt de Belgische delegatie bij ESA heel graag programma’s met een commerciële return. We hebben al verschillende ideeën, zoals het gebruik van kleine satellieten voor opnamen van de aarde met details van amper één meter.

Wat is het belang van een dergelijk project voor België?

Bernaerts: Belangrijk is dat ons land knowhow in het vlak van de ruimtevaart verwerft. België investeert in ruimtevaart en wil daarvoor een return onder de vorm van kennis en werkgelegenheid. Ruimtevaart is een hoogtechnologische aangelegenheid. Een bedrijf is dan ook verplicht om de grootst mogelijke kennis in huis te halen en technieken te beheersen, die ook in andere domeinen dan de ruimtevaart hun dienst kunnen bewijzen.

Benny Audenaert

‘We moedigen de jeugd aan een wetenschappelijke loopbaan te kiezen of een ingenieursopleiding te volgen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content