Het Internationaal Muntfonds en de Wereldbank beslisten de schuldenlast van de armste landen te verlichten. Zou er echt een revolutie aan de gang zijn bij de instellingen uit Washington ?

HET Internationaal Monetair Fonds (IMF) keurde zopas een programma goed dat de schuld van de armste landen aanzienlijk moet verminderen. Zijn directeur-generaal Michel Camdessus krijgt kritiek omdat hij meer belang aan ontwikkelingshulp gaat hechten dan aan monetaire orde en tucht. De voorzitter van de zusterorganisatie Wereldbank, James D. Wolfensohn, een voormalig investeringsbankier bij het ruige Salomon Brothers, verbaast vriend en vijand met opmerkingen als ?meer dan een vijfde van de wereldbevolking moet dagelijks rondkomen met minder dan een dollar? en ?van elke twaalf kinderen die geboren worden, zal ten minste één kind geen jaar oud worden.?

Het ging er tot voor kort wel anders aan toe onder de ernstige macro-economen en de luxe-ontwikkelingshelpers die in Washington IMF en Wereldbank bevolken, twee instellingen die ontsproten uit het naoorlogse muntakkoord van Bretton Woods. Behalve de ministers van Financiën en de gouverneurs van de centrale banken is er weinig volk om ze op applaus te trakteren. Bovendien is de G-7, de groep van de rijkste zeven landen die als het ware een geheime wereldregering vormen, niet steeds even tevreden over het werk van Camdessus en zijn kompaan Wolfensohn.

Het Internationaal Monetair Fonds hielp de wereld zonder erge averij door de twee olieschokken, de schuldencrisis en de omwenteling in het voormalige sovjetblok. Zijn reputatie van vrijemarktfundamentalist gestand, treedt het op als een strenge meester die landen zijn leden en tegelijk aandeelhouders looft of berispt (België krijgt meestal berispingen). Voor de landen van de Derde Wereld is het Fonds, dat kapitalistische ?structurele aanpassingsprogramma’s? oplegt, ronduit een vijand. Van zijn kant is de Wereldbank er niet in geslaagd de levensomstandigheden in Afrika te verbeteren, ondanks bergen leningen.

VERKEERDE NAMEN.

Ze worden in één adem genoemd, werken intens samen, maar hebben verschillende doelstellingen. Het IMF is een soort centrale bank voor de wereldeconomie. Met zijn artificieel geld speciale trekkingsrechten springt het centrale banken van landen in nood aan buitenlands geld bij. De Wereldbank, opgericht om de heropbouw na de Tweede Wereldoorlog te financieren, verstrekt goedkope leningen aan ontwikkelingslanden en koestert met de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA) een soort niet-gouvernementele organisatie in de eigen schoot. De beroemde economist John Maynard Keynes, die een hoofdrol speelde in Bretton Woods, zei het al ter zitting : de namen zijn eigenlijk verkeerd, het Muntfonds is een bank en de Wereldbank is een fonds.

De rol van de Wereldbank is duidelijk, maar het IMF weifelt. Blijft het ?het economisch geweten van de wereld?, dat de eersterangsrol bezet in de internationale monetaire wereld ? Of geeft het mede prioriteit aan de oplossing van het catastrofale schuldenprobleem van de Derde Wereld ? Waarnemers geloven dat de slinger naar dat laatste neigt.

Een revolutie is dat niet, blijkens de zopas afgeronde jaarvergadering van het IMF-Interimcomité, het hoogste bestuursorgaan dat bestaat uit 24 ministers van Financiën en dat de Belgische financieminister Philippe Maystadt (PSC) nu al vele jaren voorzit. Het Fonds stuurde de 140 of wat lidstaten zijn aanbevelingen toe, gebundeld in ?Partnerschap voor duurzame mondiale groei? en in de omgang de elf geboden genoemd. Het blijft een traditioneel IMF-menu van gezond economisch beleid, strijd tegen inflatie, structurele hervorming van de arbeidsmarkt, herschikking van de sociale-zekerheidsstelsels, liberalisering van de wereldhandel. Nu, bijkomend, op smaak gebracht met aanbevelingen voor goed bestuur, wat slaat op het goed functioneren van de rechtsstaat, de efficiënte werking van de afgeslankte openbare dienst en de strijd tegen corruptie. En omdat’s werelds banksector niet in zijn beste doen verkeert, legt het Interimcomité bij zijn leden de nadruk op zorg voor de banken, met wat meer controle op hun solvabiliteit en maatregelen tegen het witwassen van misdaadgeld een probleem waarover elke controle verloren is geraakt.

Als het alleen dat was geweest, zou er in Washington niets aan de hand zijn. Maar het Comité keurde een groot programma van schuldverlichting goed, dat de armste landen een nieuwe economische start moet bieden. En, nooit eerder gebeurd, ook IMF en Wereldbank hebben daar eigen geld, zelfs goudreserves, voor veil. Die omwenteling heeft natuurlijk te maken met de nieuwe wereld waarin beide organisaties werken. De globalisering van de economie maakt hun rol belangrijker. Voorts is vrijemarkteconomie verruimd tot bijna de hele wereld. De postcommunistische wereld maakte de taak van het IMF weliswaar een stuk ingewikkelder. Met de stelling ?het kapitalisme is goed voor u?, moeten de lui uit Washington nu ook toekijken op de 28 landen van het voormalige sovjetblok en er een beetje op letten dat de banken in Moskou niet te veel knoeien en dat de mensen van Sint-Petersburg toch wel te eten hebben. Sedert de val van de Muur groeide het personeelsbestand van het IMF aan van 1.750 tot 2.200 medewerkers. (Tegelijk slankt de Wereldbank zijn personeelsbestand van zowat 6.000 ambtenaren af. Maar de nieuwe dynamiek van Wolfensohn brengt mee dat 200 milieu-ingenieurs in dienst zijn gekomen).

HET IS GENOEG.

En natuurlijk was ?Madrid? een keerpunt. IMF en Wereldbank hoopten in 1994 op een plechtig feest voor hun gemeenschappelijke vijftigste verjaardag. De opzet mislukte dubbel. Voor de vergader- en feestzalen betoogden leden van tweehonderd niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties, van vakbonden en van milieugroepen. ?U praat over financieel-economische indicatoren, wij praten over mensenlevens,? heette het onder de manifestanten. Plotseling ontdekten de verantwoordelijken van de internationale instellingen hoe onpopulair zij wel waren en hoe de Derde Wereld hun bankiers haatte. ?Vijftig jaar is genoeg,? moesten zij dagen horen en lezen.

En als het ware om die woede te accentueren, blokkeerden de regeringen van de ontwikkelingslanden op de Madrileense zitting een voorstel dat de Groep van Zeven het IMF naar goede gewoonte had opgedrongen. Het Muntfonds beleefde de diepste crisis sinds zijn oprichting. Nooit eerder waren de arme landen in opstand gekomen en, erger, hun opstand werkte. De Derde Wereld lustte het niet dat het Fonds superspeciale trekkingsrechten wou uitgeven, vooral ten voordele van de voormalig communistische landen. Het rijke Westen privilegieert, ten koste van de armen, die landen waar het zelf snel gewin verwacht, luidde de klacht. No passaran.

Nu, twee jaar later, komen die arme landen wel aan de beurt. Vele, zoniet de meeste ontwikkelingslanden, vooral die in Afrika, zijn er niet bovenop geraakt, ondanks jaren voogdijschap van IMF en Wereldbank. De structurele aanpassingsprogramma’s die ze in ruil voor leningen moeten uitvoeren, ontmantelen onderwijs en gezondheidszorg en stimuleren corruptie bij politici en ambtenaren. In een rapport noteerden de Verenigde Naties dat het contact met het Internationaal Monetair Fonds voor veel ontwikkelingslanden fataal is. Een groot aantal van die landen sukkelde dieper in de ellende. De toestand wordt erger dan ooit, werd voorspeld. Samen hebben de ontwikkelingslanden 60.000 miljard frank schuld uitstaan. De rentelast, laat staan de schuldaflossing, maakt elke serieuze economische ontwikkeling onmogelijk.

Tussen twee haakjes : ook de industrielanden hebben een schuldprobleem, wat zeker de Belgen bekend is. Vroeger gaf een land niet meer uit dan het aan belastingen kon innen. Behalve in crisisperioden, zoals tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog en de Grote Depressie van de jaren dertig. Maar tussen 1980 en 1995 steeg de schuldratio van de westerse landen van 40 naar 70 procent van het bruto binnenlands product (België zelfs 130 procent). Op nationale kapitaalmarkten hadden die landen die schuldvorming nooit kunnen financieren. Maar de groei en de bloei van de internationale kapitaalmarkten maakte het mogelijk boven zijn stand te leven. De privé-markten buiten de welvaartsstaat uit. In het verleden was de reële rente niet zo hoog.

MET DERTIEN.

Het IMF en de Wereldbank zetten dus, in samenwerking met de meest welvarende lidstaten, een schuldreductieplan op voor de armste landen. Dat zijn landen met een ?ondraaglijke schuldenlast?. Concreet betalen ze jaarlijks meer rente dan een kwart van hun exportinkomsten beloopt en staan ze voor een schuldenberg die ruim twee keer zo groot is als wat hun uitvoer oplevert.

Daarmee is de lat erg hoog gelegd, weet Eurodad, een Europese niet-gouvernementele organisatie gespecialiseerd in de schuldenproblematiek. Slechts een dertiental landen komen in aanmerking. In het jargon van de internationale instellingen : de HIPC-landen ( Highly Indebted Poor Countries). Op de voorlopige lijst staan onder meer Burundi, Ethiopië, Guinee-Bissau, Mozambique, Nicaragua, Sao Tomé en Principe, Sudan, Uganda, Zaïre en Zambia en randgevallen als Bolivië. IMF- en Wereldbankambtenaren beschouwen Uganda als een voorbeeld van een goed presterend schuldenland. Want er gaat meer geld naar rentebetalingen en schuldaflossing dan naar gezondheidszorg of onderwijs.

In een eerste fase geven de schuldeiserslanden, verenigd in de Club van Parijs, de geselecteerde arme landen een korting van 67 procent op de rentebetalingen op hun schulden. (Onder die schuldeisers staat België als ?vrij genereus bekend?). Het plan verwacht dat ook de niet-leden van de Parijse club hetzelfde willen doen. Intussen stellen de geselecteerde arme landen orde op zaken via een hervormingsprogramma dat Washington voor hen uittekent. Voor de landen die na drie jaar nog steeds onder een ondraagbare schuldenlast kreunen, stijgt de renteverlichting naar 80 procent. Wat de rijke landen 200 miljard frank kan kosten. De commerciële banken met leningen aan die landen moeten een kleinigheid bijdragen. Nog drie jaar later is zelfs het kwijtschelden van de schuld tot maximaal 80 procent denkbaar. Dat IMF en Wereldbank zoiets beslissen, bewijst dat er reden is om te vrezen dat, na al het voorgaande, arme landen nog arm blijven. In dat geval koopt het HIPC Trust Fund de schulden over en neemt het de rentebalingen voor zijn rekening.

IMF en Wereldbank leggen voor de schuldkwijtschelding 15 miljard frank en later misschien zelfs 60 miljard van hun reserves op tafel. Ze hopen dat hun rijkere leden het fonds mee spekken. Als dat niet lukt, kan het Internationaal Monetair Fonds vijf miljoen ons van zijn goudreserves verkopen om de jaarlijkse rente-opbrengst voor de schuldaflossing aan te wenden.

Die goudverkoop is een zeer omstreden beslissing. Philippe Maystadt heeft er als Interimcomité-voorzitter hard voor moeten strijden. Wat bewijst hoe moeilijk de positie van het IMF ligt, zwevend tussen monetaire autoriteit enerzijds gesterkt door zijn goudvoorraad en ontwikkelingshelper anderzijds. Het is trouwens niet verwonderlijk dat een meerderheid van financieministers van de G-7 alles in het werk stelde om het schuldverlichtingsplan af te zwakken. En daar ook deels in slaagde.

TE LAAT.

De ontwikkelingsmensen van Eurodad zijn niet onder de indruk. Terwille van ?té weinig en té laat?. Veel meer dan dertien landen verstikken onder hun schulden. IMF en Wereldbank camoufleren bovendien de werkelijkheid. De schuldverlichting met 80 procent vermindert de uitstaande schuld slechts met 20 procent, want ze slaat alleen op schulden aangegaan na een bepaalde datum.

Maystadt, die als voorzitter van het Interimcomité een persoonlijk succes boekte en na afloop prompt in de swap-affaire met de Belgische staatsschuld sukkelde, denkt er anders over. ?Het is een uniek akkoord. Voor het eerst zal de schuldenlast van de landen die van geen enkel strategisch belang zijn, verlaagd worden. En voor het eerst aanvaarden IMF en Wereldbank dat aan hun vorderingen op de Derde Wereld geraakt wordt.?

Maystadt speelt sterk in het IMF. Bij zover dat hij begin dit jaar als opvolger van directeur-generaal Camdessus werd genoemd. Hij was geen kandidaat, want hij wil België in de Europese Monetaire Unie (EMU) loodsen. Camdessus kreeg een derde mandaat voor vijf jaar, wat zo uitzonderlijk is dat een vroegtijdig vertrek niet eens een affront zou zijn. In 1999 bijvoorbeeld, als België lid is van de EMU en de legislatuur van de huidige regering ten einde loopt.

Guido Despiegelaere

Ruim een vijfde van de wereldbevolking moet rondkomen met minder dan een dollar per dag.

Directeur-generaal Michel Camdessus van het Internationaal Muntfonds : van bankier tot ontwikkelingshelper ? En ruimt hij de baan voor Philippe Maystadt ?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content