Was hij het die zijn volk leerde lezen? Hendrik Conscience? In dat Nederlands van hem? Dat verklaart dan veel zoniet alles. Mij heeft hij in elk geval niet leren lezen, dat deed Willy Vandersteen met het album “Het zingende nijlpaard”, een gedenkwaardige aflevering van de avonturen van Suske en Wiske, al bij al veel realistischer stof dan ik achteraf bij Conscience zou lezen.

Maar eens zover, nu ja, was het natuurlijk maar een kwestie van tijd eer iemand die blauwe rug van “De Leeuw van Vlaanderen” tussen zijn boeken had staan, en ik voor lang verkocht was aan Robrecht van Bethune en Machteld, en de nobele ziel van de Brugse slagers. Ik zou hier kunnen doorgaan in het lyrische genre, over dat magische moment op het einde van het boek waar de Leeuw, ietwat laattijdig, aankomt op de Groeningekouter en moedermens alleen de Guldensporenslag wint – enfin, samen met die slagershoofdman en de intellectueel Pieter de Coninck. Een aandachtig lezer van Suske en Wiske moet je dan niet meer uitleggen waar Vandersteen zijn inspiratie zocht voor de figuur van Jerommeke.

Ik hoor u al komen, lezer: en of ik daar wat tegen heb? Niets. Dit is een stuk van onze literatuurhistorie en, in zijn tijd gezien en vergeleken met wat elders (in Frankrijk, in Engeland) in hetzelfde genre gebeurde, niet eens zo’n slecht stuk. Het beste bewijs daarvan, hoor ik zeggen, is dat Conscience in méér talen vertaald is dan Multatuli. Ik geef het u voor wat het waard is: men zegt hetzelfde van het Boek van Mormon.

Alleen bedenk ik dan wel eens dat iemand me had kunnen vertellen – ik negen jaar oud en goedgelovig – dat dit eigenlijk comic books waren zoals die over Superman, dan had ik er verder geen last meer van gehad. Maar dat gebeurde niet, en zoals de zaak stond, zou ik er pas jaren later oog voor krijgen dat Vlaanderen toen, in 1302, niet écht Frankrijk veroverd had, en zelfs dàn ging het er nog niet in dat die hele Guldensporenkwestie waarschijnlijk een bedenkelijke zaak was. Conscience en ik, we waren allebei premarxistisch, laat ons het zo zeggen.

Natuurlijk hadden we recht op onze nationale romantiek, natuurlijk had Conscience met zijn Franse vader – Frans denkende, Frans sprekende – het recht in de diepe ellende van het Nederlands in Vlaanderen zijn eigen schabouwelijke halve Frans te schrijven. Heeft het veel kwaad gedaan bij de kinderen, die dachten dat dit een echte taal was? Wie zal het zeggen, de andere pioniers schreven niet veel beter. Daar hadden we het al over.

Maar dat het bovendien niet waar was, wat hij schreef, en dat hij er zoveel succes mee had. Dat hij ons met dat leugensprookje opgezadeld heeft over die Vlaamse Leeuw en Groeninge, de veredelde moordpartij van de “Brugse Metten”, en dan die berg gulden sporen, hij die ook een Geschiedenis van België zou schrijven en dus weten kon dat het niet waar was – maar dat alle Vlaamse schoolmeesters in het ongelukkige land stonden te springen om de onzin te geloven: dat ligt wat moeilijker. Zelfs Guido Gezelle liet zich meeslepen, schreef vol geestdrift over Groeninge dat zo schoon en roemrijk was.

Zo was, misschien willens en wetens, waarschijnlijk per ongeluk, ons eigen Merelveld ontstaan, de mythische plek waar we, net als de ongelukkige Serviërs, eeuwen later ons romantische nationalisme gingen aan ophangen. Een vergulde slachtpartij, door de arme Gezelle Godbetert aan “de Vrouwe” opgedragen. Terwijl het niet eens waar was. Met uw welnemen, beste lezer, dat de Vlaamse letteren zo’n ongelukkig begin ooit te boven gekomen zijn, het is niet gering te noemen.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content