Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De aanvankelijke weigering van Marc Dutroux om zijn DNA-profiel te laten bepalen, toonde pijnlijk duidelijk het nut van een solide wetgeving aan.

VORIGE WEEK WOENSDAG was er paniek op het parket van het Waalse stadje Neufchâteau, dat het onderzoek naar de praktijken van de bende rond de pervert en crimineel Marc Dutroux coördineert. De weefselstalen die tijdens de autopsies van de vermoorde meisjes An Marchal en Eefje Lambrecks genomen waren, bleken spoorloos. Enig chaotisch over en weer getelefoneer, leerde dat de stalen terechtgekomen waren op het Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek (NICC) in Brussel. Enkele mensen van het Disaster Victim Identification (DVI)-team van de Algemene Politie Steundienst hadden de stalen rechtstreeks naar het NICC gevoerd, en niet naar het parket, zoals de afspraak was. Commandant Johan De Winne van het DVI verontschuldigde zich : hij had de procedures nog niet in de vingers, want het was de eerste keer dat zijn team meedraaide in een grootschalig crimineel onderzoek.

Zo’n omzwerving van een reeks weefselstalen lijkt een banaliteit, maar is dat niet. De van moord verdachte Amerikaanse voetbalster O.J. Simpson werd vrijgesproken, omdat zijn verdediging erin slaagde twijfel te zaaien over de authenticiteit van een handschoen-met-bloedvlek die op de plaats van de moord gevonden was. Onderzoek van de vlek wees onomstotelijk uit dat het DNA het genetisch materiaal dat erin zat, van Simpson was. De verdediging trok dat ook niet in twijfel. Ze hamerde er wel op dat het ?bewijsmateriaal? mogelijk ter plekke was achtergelaten door een malafide racistische politieman om zo Simpson de moord in de schoenen te schuiven. De jury aanvaardde de twijfel.

?Een verantwoorde staalname is essentieel om tot een sluitende conclusie te komen,? zegt professor Jean-Jacques Cassiman van het Centrum voor Menselijke Erfelijkheid (CME) van de KU Leuven, die jaarlijks DNA-analysen voor zo’n vierhonderd gerechtelijke dossiers uitvoert. ?We kunnen zelfs uit een heel beperkt staal van bloed of een ander weefsel voldoende materiaal halen om een dader of een slachtoffer te identificeren. In Leuven gebeurde onlangs een moord in een jeanswinkel. In een jeansbroek werd een haartje gevonden, dat wij konden koppelen aan een verdachte, die vervolgens bekende. Als er in de vaginale spoeling van het slachtoffer van een seksmisdrijf op een of andere manier een druppeltje bloed terechtkomt, zal de man van wie dat is, onmiddellijk de verdachte zijn. Daarom moeten staalnamen grondig gebeuren. En daarom kan een DNA-analyse nooit losgekoppeld worden van de rest van een gerechtelijk dossier.?

DRIEHOEKSVERHOUDING.

Gedetailleerd onderzoek van DNA uit weefselstalen kan het gerecht een grote stap vooruit helpen, omdat het DNA van ieder individu even uniek is als een vingerafdruk. Er circuleren ondertussen in de criminalistiek veel dossiers die de kracht van de methode illustreren. Lijken in ver gevorderde staat van ontbinding kunnen geïdentificeerd worden door vergelijk van het DNA uit de botten met dat van verdwenen personen of hun verwanten. Potentiële daders kunnen worden opgespoord via het bloed of het sperma dat op de plek van een misdaad wordt gevonden.

?Een van de meest spectaculaire gevallen die ik persoonlijk beleefde, was de zaak- Bastin,? vertelt Cassiman. ?Het ging om een moord in de marge van een driehoeksverhouding. De minnaar van een vrouw vermoordde haar man, wiens lijk nooit gevonden werd. Het bewijsmateriaal was echter onvoldoende om de minnaar als dader te vervolgen. Maar in zijn wagen was een stukje glas van drie millimeter gevonden, waarop wat gedroogd bloed kleefde. Het DNA dat daarin zat, bleek hetzelfde te zijn als wat we aantroffen in een condoom dat het slachtoffer vlak voor de moord gebruikt had. De minnaar werd op basis van de genetische bewijsvoering voor moord veroordeeld.?

Het is evident dat DNA-onderzoek ook in de zaak-Dutroux zijn nut kan hebben. Het parket bracht al zes wagens van Dutroux voor analyse naar het NICC in Brussel. Er zal onder meer worden gezocht naar genetische sporen van andere verdwenen meisjes. Als er ooit iets zou worden opgedoken uit het kanaal waarin Dutroux volgens zijn vader een wagen dumpte, zou DNA-analyse Dutroux’ betrokkenheid kunnen aantonen. Het geringste spoor genetisch materiaal zou voldoende zijn.

Het moet ook mogelijk zijn om na te gaan of er op de lijken van vermoorde meisjes, die de voorbije jaren gevonden werden, genetische sporen zitten die leiden naar Dutroux of een van zijn trawanten. Er werden stalen genomen op het lichaam van Laurence Mathues, het op 8 september 1992 in Waver vermoorde zestienjarige meisje. Hetzelfde zou gelden voor het eveneens zestienjarige Duitse meisje Carola Titze, dat op 11 juli jongstleden in De Haan vermoord werd. Ook voor de identificatie van nieuwe lijken zou DNA het ultieme middel kunnen zijn. Het NICC had op vraag van justitie trouwens een genetisch dossier aangelegd over de verdwenen Waalse meisjes Julie Lejeune en Melissa Russo. Dat kan, bijvoorbeeld, door middel van neusslijm dat in hun zakdoeken gevonden werd, of aan de hand van genetisch materiaal van verwanten.

Het scheelde niet veel of het gerecht zou nuttige elementen in de zaak-Dutroux ontbeerd hebben. Dutroux weigerde namelijk lange tijd om wat bloed af te staan voor DNA-onderzoek. ?Hij heeft dat recht,? verklaart juriste Joyce ter Heerdt van het departement Rechten van de Universiteit Antwerpen. ?De Belgische wet zegt niets over DNA-onderzoek. Daarom zijn er zoveel problemen. Meestal wordt artikel acht uit het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens gevolgd, dat zegt dat er eerbied moet zijn voor het privé-leven, en dat niemands fysieke integriteit mag worden geschaad. Het artikel laat wel uitzonderingen toe, op voorwaarde dat die wettelijk geregeld zijn. Dat is bij ons niet het geval.?

HOOFDKUSSEN.

Dutroux kon dus weigeren, omdat een bloedafname zijn fysieke integriteit zou schaden. Maar hoewel een bloedstaal voor de experts veel voordelen biedt, omdat er zoveel DNA inzit dat ze eenvoudige onderzoeksmethoden kunnen inzetten, hoeft een verdachte geen bloed af te staan om een genetisch profiel te laten maken. Als een cipier de tandenborstel van een verdachte mee zou nemen, waar speeksel van afgehaald kan worden, of wat haren van het hoofdkussen of uit de kam van de verdachte zou plukken, is een genetisch profiel mogelijk. Is dat dan een schending van de fysieke integriteit van de verdachte ?

?Daarover is het oordeel verdeeld,? zegt ter Heerdt. ?Sommige juristen vinden dat zelfs het verzamelen van haren een schending van de integriteit en de privacy inhoudt. Anderen zeggen dat het wel kan. Er bestaat dus twijfel, onder meer omdat het Belgische Hof van Cassatie nooit een richtinggevende uitspraak in zo’n dossier heeft moeten doen. De praktijk lijkt zo te evolueren dat DNA uit een bloedstaal als bewijsmateriaal opzij geschoven wordt, tenzij een verdachte expliciet de toestemming voor de bloedafname gegeven heeft, maar dat een analyse op basis van speeksel of haren wel wordt aanvaard. Toch zou het nuttig zijn dat de wetgever dit probleem aanpakt.?

Doctor Anne Leriche is op het NICC verantwoordelijk voor alle biologische analysen. Bij de achthonderd DNA-dossiers die ze tot dusver te behandelen kreeg, waren er maar vier waarin de verdachte niet zijn toestemming tot een analyse had gegeven, hoewel ze er niet van overtuigd is dat alle verdachten goed op de hoogte zijn van de kracht van een DNA-analyse. ?Anderzijds,? vindt Leriche, ?kan de vraag worden gesteld wat het verschil is tussen de juridische impact van een genetische analyse van een bloedvlek die op de plaats van een misdaad wordt gevonden, en die van wat speeksel van de verdachte. Voor mij is er geen verschil, maar in de juridische praktijk is dat er blijkbaar wel.?

Leriche slaagde er ooit in om van een verkrachter een serieverkrachter te maken door zich zijn DNA-profiel te herinneren. In 1991 kreeg ze een spermastaal te analyseren van een verkrachtingszaak in Woluwe. Ze had daarvoor al een vijftigtal verkrachtingszaken behandeld, waarvan een aantal onopgelost bleef. Toen ze het DNA-profiel van de verdachte onder ogen kreeg, was ze ervan overtuigd dat ze het specifieke bandenpatroon al eens eerder had gezien. Ze trok haar andere zaken na, waaruit bleek dat de man nog minstens drie andere verkrachtingen op zijn actief had. Hij werd uiteindelijk voor vier aanrandingen veroordeeld.

?Die analyse bewees het nut van een nationale genetische gegevensbank,? zegt Leriche. ?Begin 1992 diende ik daarover al een voorstel in bij de toenmalige minister van Justitie Melchior Wathelet (PSC). Die beschouwde dat blijkbaar niet als een prioriteit, want er kwam geen reactie. De bedoeling was de DNA-gegevens samen te brengen van alle laboratoria die in ons land voor het gerecht genetische analysen doen. Dat zou het gerechtelijk onderzoek in een aantal gevallen beduidend vooruit kunnen helpen. Het is evident dat deze gegevensbank uitsluitend voor juridische doeleinden gebruikt zou worden. Verzekeraars, bijvoorbeeld, zouden er onmogelijk over kunnen beschikken. Het DNA bevat namelijk ook informatie over de gezondheid van een individu. Daarom is het belangrijk dat de instellingen die deze analysen uitvoeren, aan strikte wetten worden onderworpen, en door de overheid erkend worden. De gegevens in de bank zullen trouwens niet meer dan profielen met een nummer zijn. De namen achter de nummers moeten op de parketten bewaard worden.?

26.000 FRANK.

Voorlopig zou de bank beperkt blijven tot gegevens over veroordeelden, en eventueel verdachten. In Groot-Brittannië wordt al uitgebreid gedebatteerd over het nut van een DNA-gegevensbank over alle burgers, die zou worden gevoed door een bloedstaaltje dat van elke pasgeborene wordt afgenomen. Ze zou worden beheerd door de Forensic Science Service : de Britse tegenhanger van het NICC. Lobbygroepen maken zich zorgen dat de DNA-informatie die opgeslagen wordt, meer prijs geeft van een individu dan alleen zijn genetische identiteit. Uiteindelijk bevat het DNA alle vitale informatie van een persoon. Wetenschappers benadrukken wel dat er geen aanwijzingen zijn dat de stukjes DNA die als juridische identificatie worden gebruikt, een genetische functie hebben. Het DNA bevat nogal wat genetische junk.

De zaak-Dutroux heeft in ieder geval de politiek tot meer actie bewogen. Minister van Justitie Stefaan De Clerck (CVP) stelde op de ministerraad van 30 augustus voor dat het NICC een centrale DNA-identificatiebank zou oprichten en beheren. De ministerraad keurde dat voorstel goed. De vraag blijft wanneer de middelen zullen worden vrijgemaakt om de oprichting van de bank te concretiseren. ?Er is ook beslist dat we zullen nakijken hoe de wetgeving moet worden aangepast om een verdachte te kunnen verplichten bloed af te staan voor genetische identificatie,? zegt kabinetsadviseur Johan Delmulle. ?In Nederland, bijvoorbeeld, bestaat die verplichting wel. We zullen nagaan of we een aanpassing kunnen inschrijven in het wetboek voor strafvordering dat zo’n verplichte bloedafgave mogelijk maakt.?

De Nederlandse wet bevat ook een luik over de kwaliteit van het DNA-onderzoek. In België kan momenteel in principe iedereen een DNA-analyse doen. Niets is geregeld, behalve de prijs van een analyse. Die is bevroren op 26.000 frank per dossier van drie stalen, wat een commerciële aanpak quasi uitsluit. Overigens worden steeds meer Belgische advocaten zich bewust van de mogelijkheden om een DNA-onderzoek aan te vallen. Meestal wordt daarbij de kwaliteit van de staalname geviseerd.

De Europese Raad publiceerde in 1993 een aanbeveling in twaalf punten over het gebruik van DNA-analysen in het strafrecht, die onder meer de staalname reguleert. ?Al vijf jaar stellen wij het kabinet voor om die aanbeveling over te nemen in de Belgische wet,? zegt Leriche van het NICC. ?Mij lijkt de kwaliteitscontrole een essentieel punt, hoewel ik niet denk dat er op dit ogenblik in ons land problemen zijn. Het blijft echter belangrijk dat de laboratoria die meewerken aan gerechtelijke expertisen, over voldoende ervaring beschikken. We moeten ook de technieken standaardiseren, zodat we gegevens kunnen uitwisselen.?

Er is overigens wat animositeit tussen het NICC en de vooral academische laboratoria die gerechtelijke expertisen uitvoeren. Het NICC bestaat pas vijf jaar, en vele onderzoeksrechters blijven werken met de hoogleraren die vroeger goede diensten bewezen. ?We beschikken over bekwame mensen en de modernste apparatuur,? benadrukt directeur Christian De Veth van het NICC. ?Maar blijkbaar weet een groot aantal onderzoeksrechters ons nog altijd niet zitten. Voor het onderzoek naar de zelfmoord van luchtmachtgeneraal Jacques Lefèbvre werden wij gepasseerd. Er zijn hier specialisten in de ballistiek die op werk wachten. Een aantal magistraten stuurt zijn dossiers nog altijd liever naar het buitenland dan naar ons. En dan schrikt de publieke opinie ervan dat het gerechtelijk onderzoek in ons land zo’n grote achterstand heeft opgelopen.?

Dirk Draulans

Analyse van het DNA-profiel biedt in vele gevallen uitsluitsel over de identiteit van de dader of het slachtoffer van een misdaad. (Op de foto zijn het linker- en het rechterprofiel van dezelfde persoon te zien.)

De regering besliste om in ons land een genetische gegevensbank op te richten, die het gerechtelijk onderzoek vooruit moet helpen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content