‘Sinds de Bolognaverklaring van 1999 zijn voor de hervorming van het hoger onderwijs in Vlaanderen en Europa grote stappen gezet’, zegt de Gentse hogeschooldirecteur Frank Baert. ‘Maar het werk is nog lang niet af.’

In Leuven en Louvain-la-Neuve heeft deze week de tweejaarlijkse Bolognaconferentie plaatsgevonden om de voortgang van de hervorming van het hoger onderwijs in Europa te beoordelen. Dat proces werd precies tien jaar geleden in gang gezet in Bologna om tegen 2010 tot ‘een Europese Hoger Onderwijsruimte’ te komen. Belangrijke hefbomen om dat doel te bereiken, internationaal sterker te staan en de mobiliteit van studenten en docenten te verhogen, zijn onder meer: een veralgemeende invoering van bachelor- en masteropleidingen, een Europees systeem van studiepunten en -credits, vergelijkbare diploma’s en graden, kwaliteitsbewaking voor de opleidingen, en maatregelen om studenten met een zwakkere sociaaleconomische achtergrond gelijke kansen te bieden.

Aan dat project werken intussen de onderwijsministers van 46 Europese landen en regio’s mee. Na opvolgingsconferenties in Praag, Berlijn, Bergen en Londen, werden ze in ons land verwelkomd door Vlaams minister Frank Vandenbroucke en diens collega’s Marie-Dominique Simonet van de Franse Gemeenschap, Ronald Plasterk van Nederland en François Biltgen van Luxemburg.

In het hoger onderwijs in Vlaanderen heeft het Bolognaproces sinds 2003 voor ingrijpende veranderingen gezorgd. ‘Maar de hogescholen en universiteiten waren voordien al op de trein van de Bolognaverklaring gesprongen. De impact van die verklaring kan onmogelijk overschat worden’, zegt directeur Frank Baert van de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven. Die telt 5200 studenten verspreid over campussen in Gent, Sint-Niklaas en Aalst. Naast een academische opleiding industrieel ingenieur, zijn er 28 professionele bacheloropleidingen. ‘Onze vier opleidingsdepartementen passen de veranderingen niet op dezelfde manier toe. Ze evolueren elk in een eigen tempo. Maar de effecten van Bologna op het vlak van onderwijs, onderzoek, de samenwerking met andere instellingen en de internationalisering zijn onmiskenbaar in de hele hogeschool zichtbaar.’

Competentiegericht

‘De invoering van de bachelor-masterstructuur heeft ons aangespoord om na te denken over de inhoud en doelstellingen van al onze opleidingen. In die zin is het de motor geweest om de stap naar competentiegericht onderwijs te zetten, naar opleidingen die studenten de kennis, vaardigheden en attitudes bijbrengen die ze nodig hebben om in het beroep te stappen en die ze op het juiste moment en afhankelijk van de context kunnen gebruiken. Een verpleegkundige bijvoorbeeld die een hartmassage moet toepassen, dient niet alleen de techniek te kennen en te beheersen, maar zal ook anders moeten handelen in een ziekenhuis dan in een voetbalstadion’, aldus Baert. ‘In deze benadering doet een docent veel meer dan kennis overdragen. Hij is een coach, die studenten begeleidt om zelfstandig te leren. Die rol wordt mee ingevuld door opleidingsadviesraden, met daarin vertegenwoordigers van de hogeschool, van de studenten en van bedrijven, diensten en instellingen waar studenten stages hebben of later aan de slag gaan. Die raden buigen zich over de competenties die studenten daar nodig hebben en hoe die in de opleidingen kunnen worden aangeboden.’

De docenten van de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven moeten voorts veel onderwijsvernieuwingen onder de knie krijgen. Er is opdracht- en probleemgestuurd onderwijs en er zijn opleidingsonderdelen en -opdrachten die de studenten bijvoorbeeld in de opleidingen handelswetenschappen, elektronica of bouw en vastgoed in kleinere groepen en met diverse invalshoeken (technisch, juridisch, commercieel) aanpakken. Dat gaat gepaard met het gebruik van nieuwe informatie- en communicatie-instrumenten en met aangepaste vormen van evaluatie aan het einde van elk semester.

Studenten volgen ook steeds minder een identiek opleidingsparcours in grote jaargroepen. Flexibilisering is het sleutelwoord, dat de organisatie van het onderwijs sterk beïnvloedt. Dat begint al bij de instroom. Zo boden zich dit jaar een 50-tal kandidaten zonder diploma secundair onderwijs aan om via een ’toelatingsassessment’ alsnog aan een opleiding te beginnen. Om studievertraging bij het veranderen van opleiding te vermijden, kunnen studenten ook in februari inschrijven (4 in 2004, dit jaar al 136). Eerder verworven kwalificaties (bijvoorbeeld bij het overstappen van een afgebroken masteropleiding naar een professionele bacheloropleiding) en competenties (door werkervaring) kunnen resulteren in vrijstel- lingen. Aan Sint-Lieven studeren dit jaar bijna 600 jongeren met kwalificaties die ze voordien in het hoger onderwijs verwierven. Ongeveer 350 studenten – de meerderheid zijn vrouwen van gemiddeld 30 jaar – proberen vooral in de lerarenopleiding en in het studiegebied gezondheidszorg met hoger afstandsonderwijs een diploma te behalen. Afstuderen kan voor alle studenten ook in de loop van het academiejaar.

Flexibilisering wordt het meest duidelijk door het systeem van credits die studenten verwerven voor afgeronde opleidingsonderdelen en die ze vervolgens meenemen in geïndividualiseerde opleidingstrajecten (driemaal 60 studiepunten voor een bachelor; een- of tweemaal 60 studiepunten voor een master). De Gentse hogeschool telt dit jaar 2260 studenten met zo’n traject. In 2004 was dat slechts voor één student het geval. Baert vindt het te vroeg om te oordelen over de invloed van de flexibilisering op de slaagpercentages. Wel geeft hij toe dat dit zorgt voor studieduurverlenging en minder so-ciale contacten tussen de studenten. Van de hogeschool wordt tegelijk veel meer geëist wat betreft de begeleiding van studenten en de administratieve opvolging van hun persoonlijke opleidingstrajecten.

Schaalvoordelen

Het Bolognaproces leidde in het hoger onderwijs in Vlaanderen tot de vorming van vijf associaties van universiteiten met hogescholen. Sint-Lieven behoort tot de grootste associatie, die van de K.U.Leuven. Baert, die van 2002 tot 2006 gedelegeerd bestuurder van deze associatie was, is een groot pleitbezorger van de schaalvoordelen van die samenwerkingsvorm in het hoger onderwijs. ‘Ze biedt de mogelijkheid om netwerken van docenten op te zetten en permanente vormingsprogramma’s zoals een postgraduaat energiecoördinator te organiseren. Intussen zijn al vlottere overgangen tussen de opleidingen gecreëerd en worden de hogescholen begeleid en ondersteund bij de academisering van hun vierjarige opleidingen. Binnen onze associatie is voorts een Instituut voor Onderzoek in de Kunsten opgericht en biedt een School of Education kennis en expertise voor de lerarenopleidingen. En we evolueren naar een gemeenschappelijk onderwijs- en examenreglement. Dat is opnieuw goed voor de mobiliteit van de studenten’, aldus Baert, die ook het gemeenschappelijk digitaal leerplatform Toledo vermeldt. ‘Van dat platform maken bijna 90.000 studenten gebruik om met elkaar en met de docenten te communiceren. Het is het grootste in Europa. Een dergelijk medium zou een hogeschool als de onze nooit alleen tot stand kunnen brengen.’

Samenwerking is er eveneens op het vlak van onderzoek. Bologna heeft ook hier positieve sporen nagelaten. Sint-Lieven besteedde vorig jaar 5,8 miljoen euro aan onderzoek (met een sterke technologische component voor de ingenieursopleiding en vooral op de praktijk gebaseerd als het gaat over de professionele bacheloropleidingen). Van deze middelen wordt 80 procent binnengehaald via onderzoeksfondsen en -projecten. In vergelijking met tien jaar geleden is het onderzoeksbudget bijna verviervoudigd. In het departement industrieel ingenieur is het aantal onderzoekers gestegen van 19 naar 59 en het aantal doctoraatstudenten van 3 naar 31.

Inzake internationalisering stapte Sint-Lieven in 2005 als eerste Europese hogeschool mee in een initiatief om samen met een Duitse hogeschool en universiteiten in Lissabon en Dublin een opleiding ‘ European master in food science, technology and nutrition’ te organiseren. Aan die opleiding beginnen jaarlijks een 25-tal studenten uit de hele wereld. Het aantal kandidaten is exponentieel toegenomen (van 72 in 2006 tot 429 dit jaar). In het kader van het Erasmusprogramma zakken jaarlijks ongeveer zestig buitenlandse studenten naar een van de campussen van Sint-Lieven af. Het aantal Vlaamse jongeren dat via de hogeschool voor een deel van de opleiding, een stage of een eindwerk naar het buitenland trekt, is in tien jaar bijna verdubbeld tot 162.

‘Bologna betekent kwaliteit en competitiviteit. Door de wervende verklaring van 1999 zijn de grondvesten voor de hervorming van het hoger onderwijs gelegd. Omdat het geen verdrag of richtlijn is, maar een vrijwillig engagement van de betrokken landen en regio’s, krijgen we ook geen eenheidsworst. Daar staat tegenover dat er nog veel werk op de Bolognawerf is’, zegt Baert. Voor het hoger onderwijs in Vlaanderen noemt hij onder meer de erkenning van buitenlandse diploma’s, het internationaal positioneren van de opleidingen, de competentiegerichtheid van die opleidingen, de toegang tot het hoger onderwijs voor jongeren met minder kansen, meer meisjes in de technologieopleidingen en een flexibeler taalbeleid (meer Engels, ook in de bacheloropleidingen). ‘Bologna is een enthousiasmerend verhaal. Maar we mogen het ook niet te complex maken. Het onderwijs moet aantrekkelijk blijven voor studenten, docenten en onderzoekers. Ze moeten allemaal voldoende vrijheid krijgen om hun talenten te ontwikkelen.’

DOOR PATRICK MARTENS/ FOTO LIEVEN VAN ASSCHE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content